vaak mijn monologen met zijn gisse vragen verstoren. Ik weet het niet, lulhannes, spreek voor jezelf, ik kan slechts uit eigen ervaring getuigen. Ieder oud wijf is slecht af en al voordat zij haar hand heeft kunnen ophouden wordt zij meegeratst door de politie, die haar beste vriend is gebleven.
‘Zo moedertje, wat zien wij? Lazarus alweer en dat op jouw leeftijd?’
‘Zeg mij maar wat de beste leeftijd is om lazarus te zijn, meneer?’
‘Nog praatjes ook. Moet je haar horen. Het zal je moeder maar zijn.’
Ik ben de moeder van Vivian Elpenbeen, de goudharige en goudhartige die de verpleegster is van allen die niet meer kunnen en deugen, zij is mooier, sneller en wispelturiger dan een Arabische vos en zij loert op mij en speurt de straten naar mij af, met opengesperde neusgaten en grote, 360 graden rondziende, donkere ogen. Kom mij niet te na, Vivian Elpenbeen, als de zon laag gaat staan en de bladeren vallen, blijf ver van mij.
Iedere dag begeeft Louise zich vol goede moed op weg naar het Pomonaplein, naar tante Margot. In deze tersluikse kwartieren zijn geen kroegen en die er zijn, zijn nooit open, maar alle snackbars verkopen bier en nog wel meer ook, voor wie wil betalen. De snackbars bevinden zich vlakbij de tramhaltes, zodat de rit telkens aangenaam kan worden onderbroken en op hetzelfde kaartje, maar in steeds betere stemming, kan worden voortgezet tot helaas het deprimerende doel in zicht is gekomen. Bijna aan het eind van de Laan van Meerdervoort, bij de GG & GD, waar men zich ook kan laten inenten tegen tropische ziekten, is Louise totaal verdwenen. IK heb dan het heft in handen genomen en ik rammel onbezorgd terug. Tot Corona, dat zijn handelsreizigers heeft verjaagd als een zwerm duiven en de ballentent nu lokkend voor pauwen heeft ingericht. Op almaar hetzelfde kaartje laat ik iedereen en alles links liggen. Garoeda, Tampat Senang, Bali, Sarina, Soeboer, Semarang.
Vanwege de paar schandalen die wij ons op de hals haalden of die ons zijn overkomen kregen wij in het oude Indië een bijnaam, de Feuilletons. Het ene schandaal was nog niet gesust, of de familie bevond zich alweer in een volgend moeilijk parket, veroorzaakt door liefdesdrama's en lichtzinnige avonturen, afgewisseld door handelingen die het daglicht niet konden verdragen. Het voorzag de fatsoelijke burger van stof tot spreken voor jaren. Dat opa Dieudonné Smit achter zijn rug, half smalend, half bewonderend, het Feuilleton werd genoemd, dat herinnerde ik mij wel. Dat de rest van de familie ook deze eer genoot, de schone Heleentje, de bedrogen Margot, was ik vergeten of heb ik misschien nooit geweten. Tot gistermiddag dan, in lijn 3, in Den Haag.
Zoals de meeste trams in Den Haag rijdt ook deze tram heen en weer tussen station en begraafplaats. Het station betekent ontsnapping, dus leven. Wie dat heeft verzuimd, peddelt wat heen en weer op de Styx.
Een karkas zat mij aan de overkant van het gangpad al de hele rit te fixeren, totdat hij ineens, bij het Pomonaplein, tegen mij begon te schreeuwen, veel te hard, zoals een dove doet.
‘Weer een meissie Feuilleton minder. Zegt u dat wat?’
Ik glimlachte, kneep mijn ogen dicht en haalde lichtjes mijn schouders op. Zoals dat gaat in Den Haag. Het wemelt hier van de ongevaarlijke gekken, die niet weten of zij op aarde zijn of al aan gene zijde vertoeven en die een praatje of een schouderklop nodig hebben om te kunnen beseffen dat ze nog in leven verkeren. Hun droomwereld torsen zij overal mee.
Ik ben altijd vriendelijk, laat nooit onverschilligheid blijken, laat staan afkeer of angst.
‘Heleentje’, hoorde ik hem zeggen op het ogenblik dat ik hem tot mijn ontzetting herkende, maar toen had hij het niet meer tegen mij. Hij zei die vertrouwde naam in zichzelf, op een mijmerende en tegelijk onwillige toon, alsof hij er niet aan wilde en toch telkens opnieuw en nog eens en nog eens ‘Heleentje’ moest zeggen tot aan het eind van zijn dagen. Wij lieten ons van het ene punt maar weer terug naar het andere punt voeren, van het Crematorium Ockenburg naar het Centraal Station en vice versa, hij met zijn schildpadkop die te pas en te onpas uit de kraag van