| |
| |
| |
Hans Neervoort
De muze loopt hier blootsvoets rond
In gesprek met Riana Scheepers
Ergens in dit interview vraagt Riana Scheepers zich af waarom schrijvers altijd vragen over politiek moeten beantwoorden: alsof zij op dat gebied bij uitstek deskundig zijn. Een terechte vraag. Maar als Je uit Zuid-Afrika afkomstig bent en Je in Nederland blootstelt aan een interview, loop je een grote kans juist ook daarover ondervraagd te worden. Nederlanders liepen ooit voorop in de boycot van Zuid-Afrika en willen nu het bewijs krijgen van hun eerdere gelijk.
Hoe het zij, de banden tussen Nederland en Zuid-Afrika worden aangehaald. Nederlandse schrijvers staan in de rij om naar Zuid-Afrika te gaan. De Nederlandse Taalunie trekt gul de subsidiebeurs om congressen van Zuidafrikaanse en Nederlandse neerlandici in Potchefstroom in 1992 en in Umhlanga in 1993 mogelijk te maken en ook het onlangs opgerichte Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans mocht van een financieel ruggesteuntje van de Taalunie profiteren. De Stichting Dimensie heeft een zusterorganisatie in Johannesburg opgericht en distribueert sinds kort in Nederland op grotere schaal Afrikaanstalige boeken.
Maar misschien het meest tekenend is de hernieuwde belangstelling in Nederland voor de Afrikaanstalige literatuur. Het begint door te dringen dat de Afrikaanse literatuur niet ophoudt bij André Brink en Breyten Breytenbach en dat er nog veel prachtigs te ontdekken valt.
| |
Inhaalexpeditie
Sinds de afschaffing van de apartheid is dan ook een inhaalexpeditie op touw gezet: zo werd in de afgelopen jaren werk vertaald van o.m. Etienne van Heerden, Karel Schoeman, Koos Prinsloo, Emma Huismans, John Miles, Jeanne Goosen en Marita van der Vyver. En binnenkort verschijnt Dulle Griet van Riana Scheepers. In Nederland is Schepers nog vrijwel onbekend, maar ze is een van de grootste talenten in een toch al rijke literatuur. Hoewel, talent: in het najaar van 1994 verscheen in Zuid-Afrika al haar derde bundel 'n Huis met drie en'n half stories. Uit haar eerste twee bundels Die ding in die vuur (1990) en Dulle Griet (1991) is de Nederlandse bloemlezing samengesteld.
Deze nazaat van de guerrillastrijder Gideon Scheepers, die in 1902 tijdens de Boerenoorlog door de Engelsen werd gefusilleerd, neemt een aparte plaats in in de Zuidafrikaanse literatuur. André Brink zei ooit dat hij niet zo gauw een zwarte als hoofdpersoon zou nemen, omdat hij te weinig op de hoogte was van de zwarte cultuur. Riana Scheepers heeft wel zwarte hoofdpersonen in haar verhalen: in de bloemlezing Dulle Griet heeft ongeveer de helft van de verhalen een Zoeloe-achtergrond of in ieder geval Zoeloe-elementen. Je vraagt je af hoe een blanke in het land van de apartheid zo authentiek over zwarte mensen kan schrijven, want wie verhalen als ‘Babanango’ en ‘Het kind en de vis’ leest, zal voelen dat ze van binnenuit geschreven zijn.
Ik denk dat weinig mensen - vooral buiten Zuid-Afrika - ervan op de hoogte zijn dat een gedeelte van de blanke bevolking normaal groot geworden is, d.w.z. zonder apartheid. Dat was het geval waar blanken woonachtig waren in de onafhankelijke staten, zoals Zoeloeland, onder een zwart bestuur. Zoeloeland - tegenwoordig Kwazulu-Natal - stond onder jurisdictie van Zoeloekoning Zwelethini. Het kende de apartheidswetten niet die de rest van het land beheersten. Mijn ouders hadden een boerderij in een klein dorpje in een afgelegen deel van Zuid-Afrika, met de exotische naam Pongola. Mijn speelkameraadjes waren Zoeloekinderen, mijn orna die mij verhalen vertelde bij het vuur, was zwart. Ik heb het Zoeloe zo samen met de moedermelk naar binnen gekregen, ik heb zelfs mijn eigen Zoe- | |
| |
loenaam: Ntombenhle. Toen ik kind was, was ik er heilig van overtuigd dat ik met mijn zwarte vriendje Bubesi zou trouwen.
Riana Scheepers
Kortom, ik ben niet opgegroeid als een typische Afrikaner. Mijn ouders waren geen aanhangers van de Nasionale Party en behoorden ook niet tot de Nederduits Gereformeerde Kerk. Als kind wist ik niet wat apartheid was. Dat neemt niet weg dat ik het wel moeilijk heb gehad als kind. Ik werd flink gepest omdat wij kafferboeties waren en tot een sektekerk behoorden. Mijn grootvader was namelijk een zendeling die niet tot een kerkgenootschap behoorde, maar uit eigen overtuiging en op eigen houtje missionariswerk deed onder zwarten. Ik geloof overigens niet dat hij ooit iemand gekerstend heeft, maar hij heeft wel een school gebouwd en voor eten gezorgd voor een arme zwarte gemeenschap. Als zodanig leeft hij daar ook voort.
Scheepers ging Nederlands en Afrikaans studeren aan de Universiteit van Bloemfontein. Hier was de situatie omgekeerd. Bloemfontein is een overwegend blank gebied, zodat ze van de apartheid weinig merkte. Na haar studie en een stormachtig huwelijk kreeg ze in 1988 een baan als lectrix Afrikaans en Nederlands aan de Universiteit van Zoeloeland in Mtunzini. Ook daar leerde ze veel zwarte mensen goed kennen. Pas na haar benoeming aan de Universiteit van Kaapstad (UCT) in 1990 werd ze in alle heftigheid geconfronteerd met de apartheidswetten.
De afschaffing daarvan was een juk dat van ons afgegooid werd. Ik voelde me een albatros die zich uitgeschud heeft. Het was een bevrijding die niet in woorden te vatten is.
Iedereen kijkt altijd naar de wreedheid van de apartheid voor de zwarten, maar ze heeft ook de blanken benadeeld. Natuurlijk, anders en zeker minder traumatisch dan de zwarte bevolking, maar toch. Ik denk aan al de vriendschappen, alle kennis, alle culturele rijkdom en interactie die blanken hebben moeten missen omdat zij weggehouden zijn van de zwarte mensen. En dan heb ik het nog niet eens over de academische en culturele boycot.
Die culturele boycot was een ontstellend verarmende ervaring, niet alleen voor ons in Zuid-Afrika, maar ook voor jullie, want wij uit het warme zuiden hebben jullie in het koude noorden ook iets te zeggen. Nederland was zoveel jaren lang de intellectuele voedingsbron van Zuid-Afrika, maar nu is er een breuk die niet een-twee-drie hersteld is. Onze academici zijn naar Amerika en Engeland gegaan. We zijn in hoge mate verengelst en dat is verschrikkelijk, zeker vanwege de invloed van de oppervlakkige Amerikaanse cultuur.
| |
| |
| |
Dag vol dooie stemme
En toen kwam 27 april 1994, de dag dat Zuid-Afrika officieel een democratie werd, de dag van de eerste vrije, algemene verkiezingen. Scheepers schreef over die dag in de bundel S.A. 27 april 1994, onder redactie van André Brink. Voor het eerst verscheen in Zuid-Afrika werk van blanke, zwarte en gekleurde Engelstalige en Afrikaanstalige auteurs in één bundel. Vijfenveertig schrijvers zetten hun beleving van die dag op papier - een indrukwekkend document.
27 april 1994 was een dag van overvloedigheid, welwillendheid, vreugde, maar vooral van moed voor de toekomst. Mijn bijdrage aan S.A. 27 april 1994 is getiteld ‘n Dag vol dooie stemme’. Het kruisje dat gezet werd, was een stille stem. Een stem die niet ten naastebij kan vertellen over de jubeling, de bevrijding. Die dag was een dag vol levendige stemmen, al regende het ook ‘oumeide met knopkieries’ (kierie = wandelstok, HN).
De opvallendste verandering is zeker het gevoel van welwillendheid dat voelbaar en zichtbaar geworden is. Mensen hebben zelfvertrouwen gekregen. Schuldgevoelens zijn afgeschud. Dit zijn emoties die we in lang niet beleefd hadden. De meeste mensen hadden het er moeilijk mee positieve emoties te hebben. En toen het kwam, was het alsof er een wonder geschiedde.
Dat is nu bijna een jaar geleden, maar de euforie van het begin is aan het wegebben: democratie alleen beschermt je niet tegen de regen en vult geen hongerige maag. De kranten berichten - weliswaar ongecensureerd - over arbeidsonrust, interne verdeeldheid binnen het ANC, moorden op politiemannen. De mensen beginnen ongeduldig te worden. De hervormingen zijn nog niet voor iedereen zichtbaar.
Ja, we hebben nog een lange weg te gaan, te lopen eigenlijk. Hervormingen vinden niet van de ene op de andere dag plaats. Naïeve verkiezingsbeloften worden niet nagekomen. De mensen willen nu eindelijk resultaten zien. Analfabetisme is een gigantisch probleem. Er is een soort adolescente brutaliteit onder de nieuwe politici. We gaan moeizaam en onzeker voort, maar: een paradijs voor een schrijver! De dingen die om ons heen gebeuren bieden meer dan genoeg stof voor 1001 nachten verhalen.
Zuid-Afrika lijkt inderdaad wel een paradijs voor schrijvers. De literaire produktie was voor zo'n kleine taalgemeenschap al zo'n twintig à dertig jaar ongemeen groot, maar de laatste jaren is er werkelijk een uitbarsting van Afrikaanstalig talent. Namen? Een paar dan, volkomen willekeurig uit de boekenkast geplukt: Eben Venter, Alexander Strachan, Lettie Viljoen, Kemeels Breytenbach, Rita Gillfillan, Marita van der Vyver, Marlene van Niekerk (wanneer wordt haar magistrale roman Triomf nu eindelijk eens vertaald?), Mark Behr, en natuurlijk Riana Scheepers. Het overvloedige aanbod aan materiaal kan nooit de enige verklaring zijn. Immers, dat materiaal was altijd al in voldoende mate aanwezig. Er moeten dus ook andere oorzaken zijn.
Mijn persoonlijke mening is dat Afrika (vooral in het deel waarin ik groot geworden ben) een viriel landschap is - het zit in de aarde, in de grond: die creativiteit, de drang om te scheppen. Bovendien is de creoolse oorsprong van onze taal van grote invloed: het Afrikaans krioelt en vibreert van energie en van creolismen zeg ik altijd. En het is heerlijk om deze taal te gebruiken vanwege de zeggingskracht die hij heeft. Maar niemand gelooft me.
| |
Schrijfgierigheid
Ik geloof zeker dat Riana Scheepers gelijk heeft. Het Afrikaans is een directe taal, een taal geschapen om emoties uit te drukken. Vitaal ook. Iedere Nederlander kent de Afrikaanse creativiteit in het bedenken van nieuwe woorden. Hijsbakkie en rekenaar zijn bekende voorbeelden.
Het paradoxale aan het Afrikaans is dat de creoolse drang naar vereenvoudiging juist een versterking van die zeggingskracht tot gevolg heeft. Voor de literatuur is bijvoorbeeld het ontbreken van een onvoltooid verleden tijd (op enkele uitzonderingen na) van groot belang. ‘Ik speelde’ is in het Afrikaans ‘Ik het gespeel’. Het gebruik van het hulpwerkwoord maakt die verleden tijd niet goed bruikbaar voor een verhaal, laat staan een roman, zodat Afrikaanse verhalen altijd in de tegenwoordige tijd staan. In het Afrikaans is het altijd nu. Dat geeft
| |
| |
een enorme dynamiek aan Afrikaanstalig proza, die - dat zal duidelijk zijn - speciale vertaalproblemen oplevert.
De schrijfgierigheid is een onderdeel van onze totale bevrijding, een bewustwording van onze woord-kracht.
De grondslag van alle literatuur is - geloof ik - spanning (op vele terreinen) en daar hebben we inderdaad meer dan genoeg van beleefd. We beleven die nog dagelijks. En dat is misschien voor mij wel het opvallendste verschil tussen de Nederlandse en de Afrikaanse literatuur. Waar Nederland in zekere zin een overbeschaafd land is, is Zuid-Afrika een zich ontwikkelend land waarin meer dan genoeg aanwezig is om schrijvers te verwonderen, te doen walgen, wakker te laten liggen, te laten schrijven.
De grote produktie van literaire teksten in het Afrikaans de laatste tijd zie ik echter vooral als een viriele uitbarsting van een heleboel uiterst talentvolle schrijvers die in een jonge taal schrijven, die plotseling van het keurslijf van de censuur verlost waren, een dodelijke beperking. Die beperking lag niet zozeer in het niet kunnen schrijven, maar veel meer in het niet kunnen lezen, want als je niet kunt lezen, kun je ook niet schrijven, geloof ik. En er is in dit land zoveel om over te schrijven. En dat doen we nu dus.
In het Afrikaans, waarin nog relatief weinig teksten zijn - in vergelijking met bijvoorbeeld het Nederlands en het Engels - ligt de wereld van het boek nog braak. Er is nog zoveel om over te schrijven. De muze loopt hier inderdaad ongeschonden en blootsvoets rond!
| |
Kruisbestuiving
Er is naar mijn idee nog een andere oorzaak. De laatste jaren onder de apartheid leek er onder de jongeren een zekere engagementsmoeheid te bespeuren. Natuurlijk, zo kon men regelmatig horen, ik ben tegen de apartheid, maar om nou iedere keer weer ook in de literatuur met die apartheid geconfronteerd te worden! Mag literatuur ook eens ergens anders over gaan?! Dat verklaart ook de geringe belangstelling van die jonge schrijvers voor de littérature engagée. Riana Scheepers zelf is daar het mooiste bewijs van. De tegenstellingen, misverstanden en conflicten zijn wel aanwezig in haar werk, maar zelden op de voorgrond en van een opgeheven vingertje is al helemaal geen sprake in haar verhalen.
Het Afrikaans is maar een van de elf officiële talen in Zuid-Afrika (en dan nog een van de kleine talen). Dat hoeft niet alleen maar een lastige praktische omstandigheid te zijn. Het kan ook een creatieve impuls betekenen:
Er wordt thans in veel teksten over de cultuurgrenzen heen geschreven, er wordt gepoogd andere talen en culturen te betrekken in het eigen werk. Het best geslaagd is dat in contemporaine dramateksten. Mijn eigen korte verhalen worden gezien als ‘baanbrekerswerk’, omdat ik niet alleen de Zoeloewereld en folklore, maar ook de structuur van de orale vertellingen gebruik en integreer in mijn verhalen.
Het is in ieder geval duidelijk dat de kruisbestuiving tussen de verschillende kulturen voor fascinerend werk zorgt - ook op het gebied van de beeldende kunst en de muziek. Een vriend van mij schrijft Afrika-opera's. Ongewoon, vernieuwend, experimenteel, opwindend. Onze goudmijn is juist onze diversiteit, hoewel die natuurlijk ook een bron van irritatie en wanbegrip tussen de verschillende cultuurgroepen is. Ik zou niet graag zien dat er een vervelende brei van een beetje dit en een beetje dat zou ontstaan om iedereen een beetje tevreden te stellen. We verschillen van elkaar, laten we dat in ons voordeel gebruiken. In mijn nieuwe bundel ('n Huis met drie en 'n half stories) heb ik een nogal gewaagd verhaal opgenomen: ‘Klipsop’ (lett. ‘Stenensoep, een ironische uitdrukking voor als er niets te eten is, in dit verhaal beter te vertalen met troepsoep, HN). Het is in die zin gewaagd dat het laatste gedeelte van het verhaal helemaal in het Xhosa geschreven is. Natuurlijk kunnen de meeste Afrikaanse lezers dit niet lezen. De boodschap die ik daarmee aan de lezer wil meegeven is: als jij, stommerik, geen inheemse taal kent, dan verbergt deze tekst zich voor jou, dan heb je pech gehad, want dan mis je het hoogtepunt van het verhaal.
Arrogant, hè?l
Ik ben beslist niet somber over de toekomst van Zuid-Afrika. Problemen, ja die zullen er oneindig, onophoudelijk in grote aantallen zijn.
| |
| |
En soms wordt een mens moedeloos omdat er zo verschrikkelijk veel te doen is. Maar ik geloof in de overlevingskracht en de creativiteit van dit land.
| |
Afkeer van schrijvers
Nu de apartheid is afgeschaft en veel verbannen zwarte schrijvers naar hun land terugkeren is er ook officieel de mogelijkheid nauwere contacten met die zwarte schrijvers te leggen.
Door schrijversorganisaties als COGAM en het Skrywersgilde worden wel pogingen ondernomen, maar ik kan daar eigenlijk niks over zeggen, ik wil niet tot een schrijversorganisatie behoren. Het zou wel eens contra-productief kunnen zijn. Ik heb tot nu toe altijd op mijn eentje gefunctioneeerd, ik hou niet van formele organisaties.
Het contact dat ik met zwarte mensen heb, is gewoon menselijk contact op alle terreinen, niet alleen op het terrein van het schrijven. Ik hou helemaal niet van schrijvers (mezelf incluis). Het zijn bovendien egoïsten.
Die afkeer van schrijvers geldt in ieder geval niet voor Koos Prinsloo. Prinsloo was de auteur van enkele bundels die door hun homosexuele onderwerpen en hun rauwe geweld nogal wat weerstand opriepen. Het proza in zijn bundels Jonkmanskas, Die hemel help ons en Slagplaas (de laatste twee bundels zijn in vertaling verschenen bij Amber) balt in machteloze woede de vuist. Prinsloo is de Gerard Reve van de Afrikaanse literatuur, alleen wat jonger. De emancipatie van de homo's in Zuid-Afrika is nu eenmaal wat later op gang gekomen. Zijn dood (hij stierf in het voorjaar van 1994 aan aids) was voor de literatuur de belangrijkste gebeurtenis in Zuid-Afrika in 1994. Riana Scheepers werkt aan een dissertatie over de verhouding tussen fictie en werkelijkheid bij Koos Prinsloo:
Koos was een persoonlijke en gewaardeerde vriend, die samen met mij in Natal is opgegroeid. Wij hebben als jonge adolescenten jarenlang een verwoede correspondentie gevoerd. Vreselijk infantiel.
Verlies? O ja! Hij was bij uitstek een vernieuwer, een meedogenloze, compromisloze vernieuwer. Hij was geen bange schrijver en voor die moed heb ik respect. Maar hij heeft ook fouten gemaakt en zijn werk is niet altijd onberispelijk - ik denk dat zijn grootste fout als schrijver was dat hij soms zijn verhalen gebruikte, misbruikte zelfs, om persoonlijke vendetta's uit te vechten. Maar hij heeft ontzettend veel gedaan om de Afrikaanse literatuur te moderniseren. Hij heeft lef gehad. Ik mis hem.
| |
Een kooltje vuur
In een bespreking van Jeanne Goosens Ons is nie almal so nie verzuchtte de recensent van NRC Handelsblad dat er zo weinig vrouwelijke Afrikaanstalige auteurs zijn. Voor mij is het grote aandeel van vrouwen juist een van de opvallendste kenmerken van de moderne Afrikaanse literatuur. Riana Scheepers:
Zoals ik in een recent artikel ‘Vrouwen en vuur’ gesteld heb: Er is een spreekwoord in Afrika dat zegt: ‘Een vrouw is een vuur, neem maar een beetje, anders brand je je.’ Dit gaat terug op de gewoonte van vrouwen om bij hun buurvrouw een gloeiend kooltje uit het vuur te halen als hun eigen kookvuur is uitgegaan. De vrouw neemt het gloeiende kooltje in haar blote hand en gooit het van de ene hand in de andere terwijl ze naar huis toe loopt. Zij kan op die manier een klein kooltje hanteren. Vandaar de waarschuwing: pas op voor vrouwen. Pas ook op voor de Afrikaanse schrijfsters. Sinds het einde van de tachtiger jaren kent het Afrikaans een vloedgolf of zal ik zeggen ‘een veldbrand’ van vrouwelijke auteurs die opwindend en vernieuwend werk geleverd hebben. Op het gebied van produktie en erkenning - bij literaire prijzen bijvoorbeeld - overvleugelen zij de man. En het ongelooflijkste is dat het de oudere (en dan heb ik het over vrouwen van zestig tot over de tachtig jaar) schrijfsters zijn die het belangrijkste werk leveren. Vrouwen als Elisabeth Eybers, Anna M. Louw, Elsa Joubert, Alba Bouwer, Wilma Stockenström, Berta Smit, Ina Rousseau, Audrey Blignault schrijven ongelooflijk goed. Ze vernieuwen zich steeds, ze schrijven modern, ze worden niet oud, in tegenstelling tot de mannen. Voorzover ik het kan zien is er in Zuid-Afrika echter geen ty- | |
| |
pisch vrouwelijke manier van schrijven. Wel typerend is het enorme verschil in stijlen en thema's bij de vrouwelijke schrijvers. Ik houd persoonlijk per se niet van het geweeklaag over het lichaam en over de vrouwelijke sexualiteit. Er is op het ogenblik een soort opleving (een pseudo-opleving, als je het mij vraagt) van de erotiek.
De Herzogprijs (dit is de meest prestigieuze literaire prijs in Zuid-Afrika, HN) is dit jaar gewonnen door de toneelschrijfster Reza de Wet. De laatste jaren zijn de grote prijzen trouwens iedere keer door vrouwen gewonnen: Jeanne Goosen en Antjie Krog en Marita van der Vyver.
En Riana Scheepers.
In onze maatschappij wordt de vrouw, zoals je ziet, niet onderdrukt - niet als je naar de vrouwelijke auteurs kijkt tenminste.
Niet als schrijfster misschien, maar de maatschappij die bijvoorbeeld weerspiegeld wordt in de Afrikaanse literatuur, is toch wel een erg patriarchale samenleving. Veel Afrikaners vertonen machotrekken.
Misschien blinken vrouwen wel uit in het schrijven juist vanwege het patriarchale systeem. Maatschappelijk gezien zijn het echter vooral de zwarte vrouwen die onder dat patriarchaat lijden.
De beschuldiging is al meer dan eens geuit dat (blanke) schrijfsters zo produktief zijn omdat zij de gelegenheid hebben, bevoorrecht zijn, omdat zij geen eigen baan hebben maar een man met een groot inkomen en een werkster. Kortom, dat zij in de luxe situatie verkeren de hele dag te kunnen gaan zitten schrijven. Maar dat is niet waar! In mijn eigen geval was het juist tegenovergesteld. Toen ik getrouwd was, in een ijselijk groot huis woonde, een welvarende man had en een werkster, schreef ik geen letter. Na mijn echtscheiding, toen ik mijn eigen brood moest verdienen en weinig geld had, toen ik bang was voor de veiligheid van mijn kinderen in een landstreek (Zoeloeland) waarin de noodtoestand heerste, toen pas ben ik begonnen te schrijven. Spanning brengt creativiteit zoals ik al gezegd heb. Als alles goed gaat is er geen spanning en is er niks om over te schrijven, dan moet je kunstmatige spanning creëren. En ik denk dat dat niet eerlijk is.
Het extreem-feministische standpunt is bij de Afrikaanse schrijfsters nauwelijks terug te vinden. Hebben de schrijfsters die fase overgeslagen?
De culturele boycot heeft op vele terreinen effecten gehad, ook hier. En met de opheffing van de culturele boycot hebben we ons snel aangepast aan de rest van de wereld.
Ik zie mijn eigen werk als post-feministisch. De strijd tegen de man is vervelend, ik wil schrijven waarover ik wil, zonder me af zetten tegen de man. Ik hou van mannen.
Na haar twee reeds genoemde bundels verschenen van Riana Scheepers onlangs min of meer tegelijkertijd twee boeken: de bundels 'n Huis met drie en 'n half stories en Haai, Katriena, wat vertel jy my nou? Het laatste boek is eigenlijk meer een bundel humoristische schetsen, verteld vanuit het perspectief van een bruine skropvrou (= werkster, hulp in de huishouding. HN). Het heeft weinig pretenties volgens Riana Scheepers, maar in Zuid-Afrika is het op het ogenblik een bestseller. De eerste oplage was binnen twee maanden uitverkocht. De televisie- en filmrechten van het manuscript zijn door een bekende filmmaatschappij aangekocht. Binnenkort gaat ze aan het draaiboek beginnen. De eerste bundel bevat prachtige verhalen, misschien wel haar beste: schrijnend, geestig, sensueel en vooral heel afwisselend, hoewel ze bijna allemaal over vrouwen of meisjes gaan.
In 1995 verschijnt haar eersteroman, Die heidendogters jubel:
Je zou het een grensroman of oorlogsroman kunnen noemen. Ik heb er drie jaar aan gewerkt. Het probleem ermee was dat de ontwikkelingen zo snel zijn gegaan. Ik moest kijken wat er met onze oorlog gebeurde, voordat ik mijn roman kon afmaken. Hij gaat over die grensoorlog, maar vanuit het perspectief van een vrouw. Een jong meisje wordt als een soort ‘bijslaap’ van een luitenant in een legerkamp binnengesmokkeld en dan moet zij daar een week vertoeven. De roman gaat over haar ervaringen en over de emoties die haar overvallen - over oorlog. De reacties op het manuscript waren zeer lovend. Thans ben ik bezig met een jeugdroman.
| |
| |
| |
Prijzen
De bundels van Scheepers zijn in Zuid-Afrika zeer goed ontvangen. Er was maar één negatieve recensie, van een man die klaagde dat er teveel vrouwelijke auteurs waren. Die ding in die vuur heeft twee literaire prijzen gekregen, waaronder de ATKV-prijs, wat nogal opzien baarde omdat het een debuut was en bovendien nog een verhalenbundel ook. Met de Afrikaanse bundel Dulle Griet won Schepers de Eugene Marais-prijs, een prijs met een hoog aanzien, die wordt toegekend aan een debuut of een vroeg werk. Een paar van haar verhalen zijn vertaald in het Engels, maar de Nederlandse vertaling van Riet de Jong-Goossens is de eerste van die omvang:
Ik ben vreselijk gelukkig met de vertaling van Riet. Die is ongelooflijk. Sommige verhalen zijn mooier dan mijn origineel. Ik ben verschrikkelijk blij en trots dat Dulle Griet nu, zoals het hoort, Nederlands praat. Zij hoort immers bij jullie, nietwaar?
Dulie Griet is de vrouw op het gelijknamige schilderij van Pieter Brueghel de Oude. Ze lijkt ‘Kom maar op!’ te schreeuwen, want haar rechterhand omklemt een vooruitwijzend zwaard. In haar linkerarm torst ze haar bezittingen: een geldkist, twee manden met pannen en ander keukengerei en een tot bundel geknoopte doek. Als om haar agressieve bedoelingen te accentueren bungelt er een flink mes aan een riem tegen haar linkerknie.
Dat deze Dulie Griet bij Nederland, nee België, hoort, daar geloof ik eerlijk gezegd niet veel van. Kunst is van iedereen. Kunst verheft zich boven plaats en tijd. Dulie Griet is een vrouw van alle tijden en van alle plaatsen, de vrouw die ten strijde trekt als het erop aan komt. Dat de hoofdpersoon in het titelverhaal zich met Dulie Griet identificeert, is op zich al voldoende bewijs. Dulie Griet spreekt net zo vloeiend hedendaags Afrikaans als zestiende-eeuws Nederlands.
Natuurlijk, maar het blijft een Hollandse meid.
Toen ik de inhoudsopgave van de Nederlandse uitgave naast die van de twee Afrikaanse bundels legde, kon ik een paar keer een zucht van teleurstelling niet onderdrukken. Mooie verhalen die ik niet in de vertaling terugzag, hoewel ik ook niet zou weten welk verhaal geschrapt zou moeten worden. Riana Scheepers:
Mijn uitgever en vertaalster hebben samen een keuze gemaakt. Ik ben er erg tevreden over, vooral ook door de omvang van de bundel: negentien verhalen. Ik had zelf graag nog het verhaal ‘Poison’ opgenomen. Het is een van mijn lievelingsverhalen, al doet het de meeste lezers walgen.
| |
| |
In ‘Poison’ vertelt een jonge vrouwelijke gevangene hoe ze uit wraak de vriendin die haar in de steek heeft gelaten, vergiftigt tijdens een vrijpartij. Is dat het kooltje vuur? Ze lacht:
De wraaklust van vrouwen is groter dan die van mannen, denk ik. En erger nog, ze verdoezelen hun wraak met liefde. Maar ik heb me met genoegen neergelegd bij hun keuze, hoor, want die was gericht op kwaliteit. En (ze lacht hartelijk) omdat mijn verhalen van bijzondere kwaliteit zijn, was het niet zo moeilijk om representatief te zijn.
| |
Eigen-bloedverhalen
Op het eerste gezicht lijken de verhalen uiteen te vallen in twee categorieën: vrouwenverhalen en Zoeloeverhalen. In de vrouwenverhalen is de hoofdpersoon een blanke vrouw die nogal wat lijkt op Riana Scheepers en af en toe zelfs met Riana wordt aangesproken.
Maar mijn Zoeloeverhalen zijn toch ook vaak vrouwenverhalen? Ik wil geen onderscheid maken tussen vrouwenverhalen en Zoeloeverhalen - eerder tussen vrouwenverhalen en verhalen waarin kinderen een voorname rol spelen. En koeien! Koeien zijn wonderlijke beesten. Het zijn moederdieren met lankmoedige ogen en uiers vol warme melk, aards en goed en eeuwig fascinerend. Mijn fascinatie voor koeien is begonnen toen ik als klein meisje op onze boerderij een koe kunstmatig mocht insemineren. Fantastisch, een meisje dat een koe bevrucht! Ik ben de vader van dat kalfje! Ik was me er toen heel goed bewust van wat ik deed.
Riana Scheepers
De Zoeloeverhalen zijn echter niet alleen een eerbetoon aan mijn jeugd, maar vooral ook een eerbetoon aan het landschap, de mensen, de grond.... Misschien zijn mijn Zoeloeverhalen een poging de vrees te bezweren dat dit alles zal veranderen, dat dit alles modern en westers en verstedelijkt zal worden.
De toon van de Zoeloeverhalen is warm en innig. Ze zijn met liefde geschreven. Die van de andere verhalen is vaak veel koeler, maar dan een koelheid waaronder de emotie borrelt.
| |
| |
De Zoeloeverhalen liggen mij het meest na aan het hart - het zijn mijn eigen-bloedverhalen. Het zijn verhalen die de meeste emotie uit mij getapt hebben. Ik ben hartstochtelijk met dat primitieve land en die mensen verbonden.
Met ‘onder de koelheid borrelt de emotie’ sla je de spijker op de kop. Dat was namelijk wat ik wou overdragen. Het was ook de enige manier waarop ik het geweld in sommige verhalen kon beschrijven - met een emotionele distantie.
De vrouwenverhalen - zoals jij dat noemt - vertellen grofweg een levensgeschiedenis. Maar het is geen autobiografisch verslag hoor, of misschien jok ik nou....
Van het ontroerende verhaal ‘Familiefeest’ stond in De kat, het tijdschrift waarvan Ena Jansen (zie elders in dit nummer) hoofdredactrice is, een versie met o.a. een heel ander slot. Waarom twee versies van een verhaal?
De tijdschriftvariatie van ‘Familiefeest’ is een autobiografisch, feitelijk-correct verslag. Het werd trouwens met fotos gedocumenteerd. De bundelvariatie is een literaire weergave. Het fascineert me dat een schrijver in verschillende modi kan schrijven. Ik schrijf literaire artikelen, interviews, korte verhalen, academische artikelen, humoristische schetsen, recensies en ik werk aan een proefschrift met zijn eigen strenge, academische eisen. Dat probeer ik allemaal goed te doen. In de twee versies van ‘Familiefeest’ wil ik laten zien hoe een mens verschillende discoursen kan hanteren. Maar misschien is mijn verhaal ‘Oor die pornografie van geweld in die Afrikaanse prosa: een outobiografiese steekproef’ (‘Over de pornografie van geweld’ uit de bundel Die ding in die vuur, niet opgenomen in Dulie Griet, HN) een beter voorbeeld. Het bevat mijn eigen ervaringen met mijn hulp in de huishouding die binnenkwam met een arm die tijdens een nachtelijke overval op haar dorp door een mes helemaal opengesneden was. Naast dit menselijk verhaal staat een academisch discours: een analyse van de bundel grensverhalen Wie de hel het jou vertel van Gawie Kellerman. Het verhaal gaat ook over de paradox van het beschrijven van onbeschrijflijke emoties.
Als academicus probeer ik echter ook toegankelijk te schrijven - niet als Jan Senekal (Jan Senekal is een Zuidafrikaanse literatuurwetenschapper die in onleesbaar schrijven een zeer grote mate van perfectie heeft bereikt, met een hoog Mieke-Balgehalte zal ik maar zeggen. HN)
| |
Gevarieerde eenheid
Herhaling is een belangrijk stijlkenmerk van Scheepers' verhalen. Het lijkt een poging eenheid te scheppen in een verzameling losse verhalen. Opmerkelijk daarbij is echter dat de herhaling het meest frequent aanwezig is in de Zoeloeverhalen. Ik gebruik veel herhaling omdat die zo'n belangrijk onderdeel van de orale vertelling is. Mijn verhalen staan heel dicht bij de orale traditie. Maar herhaling is ook een poging om eenheid te scheppen, maar dan een gevarieerde eenheid.
Wat ze daarmee bedoelt valt goed te illustreren aan het navrante verhaal ‘Tweede kind’. In een zendingshospitaal wordt een hoogzwanger dertienjarig meisje binnengebracht. Ze komt uit een kraal in de buurt. In de beschrijving van die kraal wordt duidelijk dat dit het dorp is waaruit het jongetje in Babanango afkomstig is, dat zijn koe kwijtraakt in de mist. Het aardige is dat in die ene zin ook nog de uiteindelijke afloop van het andere verhaal gepresenteerd wordt. Ook naar het verhaal ‘Ruil’ lopen lijnen. De vrouwen die in dat verhaal hun eieren en het gebruik van hun lichaam komen ruilen voor suiker, thee, zeep en vaseline, komen hier vandaan, uit een dorp zonder mannen, omdat die in de mijnen werken. En als die mannen ophouden met geld sturen naar hun vrouw dan laat zij de schrijver van het dorp een brief schrijven waarin ze haar man aan zijn plichten herinnert, zoals we dat in ‘De schrijver’ kunnen lezen. Zo ontstaat in de bundel een overzichtelijk wereldje dat paradoxalerwijs uitdijt tot een universumpje. Die kleine gemeenschap wordt een hele cultuur die dreigt te verdwijnen, overvallen door de oprukkende beschaving van een goedbedoelende Hollandse zendingsarts te paard.
| |
| |
| |
Experiment
De vorm is belangrijk voor Riana Scheepers. Al in haar eerste bundel experimenteert ze met verhaalvormen, perspectief, verschil in toon.
Het korte verhaal heeft in Zuid-Afrika een ongekende bloei bereikt juist omdat je erin kunt experimenteren. Je kunt van het ultra korte verhaal overhuppelen naar het poëtische, lyrische korte verhaal, je kunt er journalistiek in bedrijven; je kunt alles doen en dat binnen het bestek van een paar bladzijden. Het korte verhaal is een vlugvoetige kleine Hermes die voor de roman uitdartelt: speels, ernstig, dodelijk. Het korte verhaal is bedrieglijk eenvoudig, maar het kan je als een vuist treffen. Het grootste gif, zegt een Afrikaans spreekwoord, zit in een klein flesje: het korte verhaal. Het is in het Afrikaans zo'n geliefd genre geworden omdat de snel veranderende samenleving erom vroeg. De dingen veranderden zo snel dat alleen het korte verhaal het - literair gesproken - kon bijhouden. De degelijker, statiger, meer gefundeerde roman zal later komen om de thema's af te lakken die het korte verhaal in de grondverf gezet heeft. In Die ding in die vuur heb ik geëxperimenteerd met de discoursen van Afrika en het westen, de orale vertelling van Afrika en het postmodernisme van de westerse literatuuropvatting. Een Afrikaanse vrouw en Dulie Griet van Nederland raken met elkaar in gesprek. Daarom ben ik ook zo gelukkig met de omslag van de Nederlandse uitgave: Dulle Griet, met erboven de afbeelding van een vrouw uit Afrika. Twee werelden die in mij bijeenkomen, want ik ben per slot van rekening een Scheepers uit Gelderland die in Afrika overgeplant is. Mijn voorouders zijn in 1701 naar Zuid-Afrika gekomen.
Wij Afrikaners worstelen nog steeds met de vraag: horen wij bij Afrika of zijn we Europees? Zijn we warme zuiderlingen of koude noorderlingen? Onze cultuur is Europees, ons bloed heeft de warmte van de Afrikaanse aarde.
Het thema van dat ‘beneukte spul’, die moeilijke, dwarse, eigenzinnige Afrikaner die met de ene voet in Afrika staat en met de andere in Europa, is een van de meest fundamentele van de Afrikaanse letterkunde. Lees Breytenbach, Brink, Van Heerden of Schoeman er maar op na. Die tweeslachtigheid zou niet alleen een goede verklaring kunnen zijn voor het relatief grote aantal schrijvers onder de Afrikanen, maar ook voor het geringe aantal Engelse schrijvers in de Zuidafrikaanse literatuur. De Engelsen hebben zich nooit zo verbonden gevoeld met Afrika, de grond en het landschap. De spanning tussen de twee polen, Afrika en het westen, is vruchtbaar gebleken. Literatuur om tegenstellingen te overbruggen, om een thuis te creëren.
In haar verhalen geeft Riana Scheepers een uiterst gevarieerd beeld van de manier waarop blank en zwart met elkaar omgaan. Soms gaat dat vanzelfsprekend, zoals in het verhaal ‘Het kind en de vis’, maar meestal verloopt de communicatie minder soepel. Dat lijkt voornamelijk te wijten aan cultuurverschillen, althans aan gebrek aan kennis van elkaars cultuur:
Onze kennis van elkaar is dikwijls zo gebrekkig. Dat leidt tot wederzijdse stereotypering en tot misverstanden en conflicten. Vaak over de eenvoudigste zaken, zoals in ‘Stomme koe’ en ‘Ruil’. In ‘Ruil’ bijvoorbeeld speelt het gegeven een rol dat een Zoeloevrouw geen eieren mag eten als haar man niet bij haar is, want eieren zijn te potent, te voedzaam. Het eten van eieren veroorzaakt sexuele verlangens.
Maar mensen - vooral vrouwen - vinden elkaar door universele angsten en wensen: angst om de veiligheid van je kinderen, angst om je gezin, om je eigen cultuur.
De apartheid heeft diepe scheidslijnen getrokken, ook in de Afrikaanse literatuur. Er onstonden na 1960 twee nogal onverzoenlijke kampen of stromingen. Aan de ene kant was er - wat ik maar zal noemen - het André-Brinkkamp, de schrijvers van de politiek en maatschappelijk geëngageerde literatuur. Aan de andere kant - alweer gemakshalve - het Karel-Schoemankamp, waarin het standpunt wordt gehuldigd dat het niet de taak van de schrijver is om een politieke of sociale boodschap te verkondigen, maar dat hij of zij een mooi verhaal moet maken. De ivoren toren. Tot welk kamp rekent zij zichzelf?
Vooropgesteld dat ik tot geen enkele organisatie behoor en wil behoren - ik wens geen standpunten van een organisatie uit te dra- | |
| |
gen, daarvoor ben ik te rebels. Maar als ik moet kiezen dan hoor ik tot het Karel-Schoemankamp. De eerste en enige plicht van een schrijver is om een goede tekst te schrijven. Zijn enige verbintenis is die met zijn tekst, wat de boodschap van die tekst ook mag wezen. Niemand mag aan een schrijver voorschrijven waarover hij mag of moet schrijven, of hoe hij moet schrijven. Trouwens, wat is een goede zaak? Goed voor wie? Is een goede zaak voor de een juist niet slecht voor een ander?
Ik wil slechts de ideologie van mijn eigen teksten uitdragen, de rest is onzin.
Als een schrijver zich persoonlijk aangesproken voelt door een issue, dan kan hij daar natuurlijk politiek bij betrokken zijn (politiek in een ruime betekenis). Maar ik heb dan toch altijd het gevoel dat zo de kunst gemanipuleerd wordt, dat het niet helemaal eerlijk meer is maar pretentieus - en ik haat pretentie! Ik zou niet weten hoe je eerlijkheid in een tekst zou moeten omschrijven, maar ik wéét wat het is: ik voel onmiddellijk aan, en iedere lezer doet dat, als de schrijver niet eerlijk is. Ik wil een eerlijke schrijver zijn, ik dien de god van mijn verhaal, en niets anders.
|
|