| |
| |
| |
Pieter de Nijs en Ton Offerman
De tekst zet de toon
In gesprek met De Gebroeders Flint
In De Roode Bioscoop, een oud buurttheater aan het Haarlemmerplein in Amsterdam, heeft De Gebroeders Flint haar eigen ‘vestzaktheater’. Daar, op een winderige avond ergens in november, praten we met Felix Strategier, die zo'n vijftien jaar geleden samen met Stef van den Eijnden De Gebroeders Flint oprichtte. De groep (er is een vaste kern van drie acteurs en drie muzikanten) is bekend vanwege haar straattheater, maar oogstte vooral lof met theatervoorstellingen, gebaseerd op teksten van Slauerhoff, Van Ostaijen en Nescio. In Music Hall herleefde de sfeer van de ‘caf-concs’ en het cabaret van rond de eeuwwisseling en het varlété-theater van de jaren '20. De grillig-groteske teksten van Paul van Ostaijen weerklonken op noten van muziek die aan Brecht, Eisler en Satie deed denken, maar ook aan een schetterende kroegfanfare of een Vlaams boerendansorkest.
Half januari 1995 start de groep in het eigen theater met een nieuwe voorstelling, La Mamma, net als eerdere voorstellingen voor een groot deel gebaseerd op literaire teksten. Maar de titel van deze voorstelling wijst tegelijk op een grote invloed van andere, meer populaire bronnen.
| |
Zingbaarheid
Waar halen jullie je werk vandaan! Voel je je speciaal aangetrokken tot, of geïnspireerd door de schrijvers waar jullie een programma over maken, dus tot Van Ostaijen, tot Slauerhoff, tot Nescio?
Bij iedere schrijver krijg je iets speciaals. Slauerhoff was iets wat al heel lang op de plank lag. Een paar jaar geleden besloten we daar iets mee te gaan doen.
Hoe sprokkelen jullie je materiaal hij elkaar?
Met verzamelen en herlezen en lezen wat je niet kent. We hadden in het Slauerhoff-programma als contrast of als contrapunt een lied van Van Ostaijen, ‘Het alpenjagerslied’, en dat smaakte naar meer. Je groeit er in en zo gaat het leven. Toen we al het materiaal hadden verzameld voor het Van Ostaijen-programma hadden we een eerste opzet of doorloop van, meen ik, zo'n zes uur.
En waar zoek je dan op, of hoe zoek je? Op het theatereffect of op het literair gehalte?
Het literaire gehalte staat eigenlijk altijd voorop. En daarna kijk je naar de zingbaarheid. Komen teksten over als je ze zingt of maak je ze daarmee stuk? Voeg je er wat aan toe of niet? Dichters hebben het tenslotte altijd over ‘zingen’....
En aan de andere kant kijk je naar de theatrale invulling, want we zijn tenslotte niet bezig met Poëzie Hardop. We willen wel proberen er theater van te maken. Dus je zoekt naar contrasterende elementen: de pijn, het verlangen van Slauerhoff, het zoeken naar het warme, de liefde, ‘Waar ben ik thuis, aan wal of op zee’. Dat rusteloze zoeken.
Jullie gebruiken dus wat je in het werk van een schrijver herkent?
Precies. Bij Slauerhoff is dat het verlangen dat je kent van vroeger, toen je zestien of zeventien was, dat je wilt gaan varen en achter de meiden aan. Bij Nescio is dat zijn natuurbeleving. Bij Van Ostaijen dus het bizarre en groteske, het circusachtige....
Het was bij Slauerhoff ook moeilijk om tussen
| |
| |
al die romantische gedichten wat vrolijkheid te brengen - zo'n voorstelling moet tenslotte ademen en je moet ook kunnen lachen. Bij Slauerhoff was dat lastig te vinden - die heeft maar weinig luchtige gedichten geschreven. Daarom hebben we er Van Ostaijen bij gedaan en zelf een paar visuele scènes bedacht die iets met zijn reizen te maken hadden. En zo kom je tot een vorm.
De Gebroeders Flint in ‘Music Hall’. (Fran Waller Zeper, Rob Boonzajer, Felix Strategier, Paul Prenen, Stef van den Eijnden, Susanne Degerfors). (foto: Gerda van der Veen)
Dat programma werd erg goed ontvangen? Ik las in een kritiek namelijk dat jullie zo tekstgetrouw waren gebleven, en dat werd zeer gewaardeerd.
Voor Slauerhoff werden we de hemel in geprezen.
En jullie hebben de tekst geen geweld aan hoeven doen?
Dat was dus bij het Nescio-programma een probleem. De erven van Nescio hadden het Slauerhoff-programma gezien en die vonden het allemaal veel te heftig. Maar ja, dat snappen we zelf ook wel, bij Nescio is alles veel meer geserreerd. Er is ook bijna geen muziek in de Nescio-voorstelling terecht gekomen.
| |
Dramaturgisch concept
Feitelijk hebben jullie dus wanneer je begint al een concept in het hoofd en daar kies je je teksten bij?
Ja. Bij Van Ostaijen en Nescio was dat nog veel meer dan bij Slauerhoff. Slauerhoff was wat dat betreft echt een probleem. We wilden er iets mee doen omdat we de poëzie zo mooi vonden en ook het proza trouwens, zoals dat van Het leven op aarde - daar ben ik ooit als
| |
| |
zestien-, zeventienjarige voor gevallen, ik heb later pas de gedichten gelezen. Dus we hebben ons afgevraagd: gaan we z'n leven weergeven, als scheepsarts, gaan we zijn jeugd in Leeuwarden behandelen, wat doen we? Daar was dus het ‘dramaturgisch concept’, om het zo maar te noemen, zeer onduidelijk. Het kwam eigenlijk door de vorm, het contrast dat je erin probeert aan te brengen, de schoonheid, de muziek, daar kwam uiteindelijk duidelijk uit: de teksten zijn eigenlijk voldoende, je hoeft er weinig aan toe te voegen.
Je hebt er dus geen biografisch portret van gemaakt. Dat hebben jullie ook niet gedaan met Van Ostaijen. Jullie concentreren je met andere woorden op het theatraal maken van de téksten, van het werk.
Ja. Het zijn geen portretten van schrijvers, geen schrijversprentenboeken.
Maar je hebt desondanks een concept, zoals dat verlangen bij Slauerhoff? Of komen de teksten als in een muziekstuk achter elkaar te vallen?
Bij Slauerhoff was dat meer dan bij Van Ostaijen.
En wat de muziek betreft: van Slauerhoff hadden we al eens wat liedjes gemaakt, met accordeonbegeleiding en daar heeft het muzikale de dramatische lijn, de vorm bepaald. Bij Van Ostaijen hadden we vanaf het begin het idee: dat wordt een music-hall, een variété-theater uit het begin van deze eeuw in Antwerpen. We hadden zoiets van: we gaan de mensen ontvangen, als portier en ouvreuse. In eerste instantie hadden we het idee dat zich al in de hal allerlei grotesken zouden moeten afspelen, maar dat hebben we moeten laten vallen. Bij Nescio was het weer anders, daar kwam dezelfde soberheid als bij Slauerhoff opduiken, alleen op een andere manier. We bedachten: bij die teksten hoort geen muziek, die zingen vanuit zichzelf. We hebben het wel geprobeerd - iedereen raadde het ons af, maar zo eigenwijs zijn we wel - om die teksten op muziek te zetten, maar dat was gauw afgelopen.
Vertel eens hoe dat op muziek zetten gaat?
Je zet er een akkoord, muziek onder en je zingt dat - en dan merkje al heel gauw....
... dat het toch Poëzie Hardop is, maar dan met een accordeon?
Ja, maar we wilden het toch proberen. We merkten al snel dat het niet werkte. Het is vreselijk zoeken: ga je er een circusvoorstelling van maken, of de IJssel het theater in laten stromen.... al denkende komt het tot stand. Maar het maakt zichzelf duidelijk, het schoont zichzelf op.
We willen ooit nog eens een voorstelling maken naar werk van Louis Paul Boon. Zijn eerste boek. Vergeten straat, schijnt hij te hebben geschreven als een filmscript - en daar willen we in de toekomst een voorstelling aan wijden. Dat wordt waarschijnlijk wel een buitenvoorstelling, tenslotte speelt het boek zich buiten af.
| |
Accordeons
Vergis ik me of trokken jullie in het begin met z'n tweeën rond met een accordeon langs kroegen om zeemansliederen te zingen?
Ja, daar zijn we zo'n vijftien jaar geleden mee begonnen. We hadden het idee om een nieuw soort theater te beginnen, een nieuwe, actieve manier van je onder de mensen te bewegen. Niet meer consumerend en passief. En we wilden iets met liedjes doen, sommige van een zeker literair gehalte, andere met geen enkel. 's Avonds laat, in een café, moet je het meer van het theatrale hebben dan van het literaire gehalte van je teksten.
Maar we hadden toentertijd beslist niet het idee om als achtergrondkoortje of als ‘jukebox’ te gaan functioneren. Een van de redenen waarom we ermee begonnen, was dat we ons ergerden aan de verschrikkelijke herrie die altijd in zo'n kroeg hangt, zodat je geen zinnig woord met elkaar meer kunt wisselen, of het moet op een decibelniveau waar je horendol van wordt. Dus we moesten altijd vragen of de jukebox af mocht, en na wat vijven en zessen mocht dat wel. Op dat moment moest je proberen om de aandacht te vangen van het publiek, dat helemaal niet komt om naar een act te kijken, of een voorstellinkje, of om naar een paar liedjes te luisteren. We moesten mensen dwingen om te
| |
| |
luisteren. Je ziet wel vaker een paar mensen die een kroeg binnen lopen en een paar liedjes zingen en dan met de pet rond gaan - nou dat wilden wij dus niet. We zochten naar iets anders.
Waren jullie toen al bezig met het maken van voorstellingen en straattheater?
Het straattheater is daar zo'n beetje uit voortgekomen. De eerste voorstelling die we maakten, ging over een accordeonduo. Maar ondertussen deden we al wel binnenvoorstellingen, hier in de Roode Bioscoop, maar ook in andere theaters. Die waren allemaal wel gebaseerd op literair materiaal. We hebben eigenlijk nooit bestaande (toneel)stukken genomen, omdat we vonden dat dat genoeg en ook vakkundig werd gedaan door andere groepen.
Maar jullie hanteerden al van vroeg af aan een mengvorm van liedjes en theater en van literatuur?
Ja. Onze eerste kleine zaalproducties waren gebaseerd op teksten van bijvoorbeeld Dylan Thomas. Maar we deden ook de trilogie van Beckett, Murphy, Malone dies enzovoort. Dat vreemde absurdisme, de zinsbegoocheling, het absurde van situaties, dat sprak ons toen erg aan. Dat je in een wereld leeft waar je geen deel van uitmaakt. Stef heeft daar toen een solo uit gemaakt.
Dat lijkt me iets kompleet anders dan bijvoorbeeld Nescio.
Ja, maar iedere schrijver eist zijn eigen vertaling. Van Ostaijen heeft dat bonte, dat variété-achtige, dat music-hall-achtige karakter. Dat werk is van een waanzinnige diversiteit. Van Ostaijen heeft ook in een music-hall gewerkt, als portier, toen hij in Antwerpen zat, dus hij had er affiniteit mee. Veel van zijn groteske figuren zag hij om zich heen en aan wat hij om zich heen zag, gaf hij een uitvergroting.
Hij heeft gewoon goed om zich heen gekeken en daar verhalen van gemaakt. Tenslotte gebruiken veel schrijvers materiaal dat ze zien of kennen uit hun eigen leven.
| |
Vrijblijvend karakter
Het straattheater, waarvoor je de stukken zelf schrijft, en dat wat ik in recensies als muziektheater omschreven heb gezien, maar wat je wat mij betreft ook literair theater kunt noemen, bijt dat elkaar niet?
Nee. Ik denk ook dat zo'n voorstelling als Music Hall zijn kracht heeft gekregen doordat we heel brutaal niet een dramaturgie, een dramaturgisch concept, hebben gezocht, zoals dat in het toneel gebeurt. Dat had wel gekund. We hebben met Wim Meuwissen gewerkt als regisseur en die kende Van Ostaijen als zijn vestzak. Hij wilde het chronologisch laten verlopen, dus zonder dingen over te slaan, maar wij wilden ook iets dwars door die chronologische ontwikkeling heen doen. Er zit een ontwikkeling in de poëzie van Van
| |
| |
Ostaijen: eerst jongelingenpoëzie en dan komt dat grafische en op het eind gaat hij weer terug naar dat hele naïeve. Maar aan die volgorde hebben we ons niet helemaal gehouden.
Maar wat onderscheidt het straattheater nu van het literair theater dat jullie maken? Maak je dat vooreen ander publiek?
Ja, natuurlijk, maar het vereist ook een totaal andere speelwijze. Op een pleintje aankomen, decorre ophouwen, spelen. ‘Buiten’ heeft een kortere adem dan ‘binnen’. We proberen zo'n buitenvoorstelling altijd binnen het uur te houden - wat nooit lukt -, maar het heeft z'n beperkingen en het eist een andere techniek, van spelen bijvoorbeeld en van componeren: alles moet ‘groter’, en dikker aangezet. En niet te vergeten: het vereist een andere thematiek. De thematiek is niet literair: het is gewoon het leven op straat. Het heeft ook een wat vrijblijvend karakter.
Je doet nu net alsof dat zo 'n vreselijk probleem is, terwijl ik juist dat ‘vrijblijvend karakter’ zo bevrijdend vind. En dat heb ik niet alleen: toen ik naar Music Hall ging, hoorde ik na afloop reacties als: wat, zijn dit gedichten? Op jullie manier maken jullie tenslotte iets wat over het algemeen als ‘zware’ literatuur wordt beschouwd - Van Ostaijen is niet makkelijk - inzichtelijk. Dus je maakt een onderscheid dat naar mijn idee niet hoeft te bestaan.
Ja, maar dat interesseert me niet - of iets inzichtelijk wordt of niet. We hebben geen educatief doel! We maken een voorstelling van iets wat we zelf gewoon puur mooi vinden. Het heeft niets te maken met het opvoeden van het Nederlandse volk.
Je vindt het ook geen compliment wanneer iemand van veertien of vijftien jaar zoiets zegt?
Natuurlijk, fantastisch! Als dat een neveneffect is, dan mag je in je handen knijpen.
Maar over dat verschil tussen theater op straat en binnen: je kunt op straat de poëzie minder gebruiken omdat het minder verstaanbaar is, omdat je op straat visueel en mimisch moet werken. Je moet de beelden laten zien. Je kunt natuurlijk Van Ostaijen tot een mime-voorstelling maken, maar dat heeft weinig zin. De straatvoorstelling wordt dus meer gekenmerkt door de visualiteit, door de visuele wreedheid of schoonheid van het leven. Als je zo'n Nescio-voorstelling op straat gaat spelen, dan blijft er van de tekst niets over. Niemand zal dat kunnen volgen.
| |
Ouverture
Ik las laatst een interview met Friso Wiegersma en die zei iets als: ‘wanneer dichters liedjes gaan schrijven valt het resultaat vaak tegen. Een liedje is geen gedicht, een gedicht lees je en herlees je, bij een cabaretliedje wordt dat anders. Iemand in de zaal snuit zijn neus en het is al weer voorbij. Het is een gebruiksvoorwerp.’ Ik zou me kunnen voorstellen dat je uit het werk van Nescio, van wie het langlopende van het proza belangrijk is, of van Slauerhoff, van wie de opeenvolging van de dichtregels belangrijk is, moeizamer een voorstelling maakt dan uit het werk van Van Ostaijen. Bij Van Ostaijen werk je met korte teksten, die vaak draaien om de associaties....
Daarom streven we altijd naar muziektheater. Van gedicht naar muziek toe, dat gaat een eigen leven leiden. En wat Slauerhoff betreft... lees maar eens op een avond vijfentwintig gedichten.
Je weet uit ondervinding dat mensen even afgeleid kunnen zijn, dat iemand even zijn neus snuit, of aan een mooie vrouw denkt, en dus af en toe een regel mist. De muziek vangt dat op. Trouwens, laat ze het missen, de tekst blijft er, en je kunt altijd het boek weer pakken en het herlezen. Als je er door zo'n voorstelling aan hebt geroken.... Daarom maken we er altijd een boekje bij. En dat is niet educatief bedoeld, maar gewoon, dat je de dingen die je hebt gemist, kunt teruglezen.
Van Ostaijens prozateksten staan er niet in....
Nee, maar er staan wel meer dingen niet in. De ouverture bijvoorbeeld. Dat was nu echt een waagstuk. Je zei het zelf: kreten, uithangborden, Verdi, de bekende BOEM PAUKESLAG....
Over die ouverture hebben we een hoop klachten gekregen.
| |
| |
Waarom, omdat het te letterlijk vertaald was?
Nee, mensen vonden het gewoon moeilijk. Het was zo'n grillig gedoe. De kenners zien misschien de gedichten - Bezette Stad - aan zich voorbijgaan, maar voor het doorsnee publiek was het een waagstuk. We hebben daar intern ook vreselijk over gebakkeleid. Die ouverture duurt tien minuten en is een kakafonie van geluiden, van muziek, en dan ook nog de tekst erbij. Dat was een waagstuk. Maar goed, daar hebben we voor gekozen en - we zijn wat eigenwijs - we hebben het toch laten staan. We merkten wel dat er aversie tegen was. Een deel van het publiek zag je kijken, zo van: ‘Wat moeten we hier nu van verwachten?’ Dat was even doorbijten.
Bij Van Ostaijen is het begin vanzelf zo gegroeid. Het wordt steeds intrigerender, zeker het laatste stuk voor de pauze, met die hele oorlogstoestand - en na de pauze komen we terug als geslagen honden, in stofjassen, en dan toch met de show doorgaan, maar dan zo van (kondigt op zeer slome toon aan): ‘En nu een optreden van het trio Vorst, Kerk en Staat.’
En ik denk dat we er daar wel in zijn geslaagd om het euvel van die eerste tien minuten te overwinnen. Wat er door Paul Prenen muzikaal van gemaakt is, het is vrij lastig, maar toch sluit het perfect aan op Van Ostaijen.
Die ouverture is in ieder geval de meest direkte vertaling van de typografische poëzie van Van Ostaijen.
Ja. Je kunt er aan twijfelen of het de enige manier is. Over een paar jaar denk je misschien dat het heel anders moet. Een Belgische componist heeft ooit eens muziek gemaakt bij Het eerste Boek van Schmoll. Dat is me toch van een lulligheid, doordat die mensen dat zo serieus hebben aangepakt. Natuurlijk moet je de tekst in ere houden, maar je moet er ook niet heilig over doen. Het verbaasde me dat we zo'n moeite hebben moeten doen om de erven van Nescio ervan te overtuigen dat we zijn teksten niet zouden verkrachten. Die teksten zijn allemaal intact gebleven. We doen het niet met angstige eerbied, maar wel met respect. Het literaire materiaal is het uitgangspunt. En dat is, op een wat andere manier, ook het uitgangspunt van de nieuwe voorstelling.
| |
Moedergevoel
Dat is dus een voorstelling over ‘moeders’? Wat gaan jullie doen? Ik zie daar bijvoorbeeld iets van Willy Derby hangen en van De Zangeres zonder Naam?
De voorstelling gaat La Mamma heten. Ook
| |
| |
nu hebben we weer veel en heel divers materiaal verzameld. De Zangeres zonder Naam zit er niet in, maar die blijft toch wel de moeder van het levenslied. Het begrip ‘La Mamma’ kun je natuurlijk heel rekbaar gebruiken: je hebt ‘De vorstin’, de ‘moeder van het land’, je hebt ‘moeder Aarde’, je hebt moeder Theresa.
Dat is ook wel weer lastig, want je moet ook weer een heleboel weggooien.
Dit wordt jullie eerste thematische literaire programma?
We hebben al eerder iets dergelijks gedaan, maar niet zo thematisch als deze. We zoeken nog naar geschikt literair materiaal. Er komt waarschijnlijk wel iets in van de levensliederen van Speenhoff van het begin van deze eeuw, maar we maken ook gebruik van teksten van schrijvers die iets over moeders en kinderen hebben geschreven en daar baseren we scènes op. We laten ons dan inspireren door zo'n tekst.
Wordt La Mamma met andere woorden weer een soort ‘montage-voorstelling’, zoals Music Hall?
Dat is moeilijk te zeggen. Je moet kiezen welke aspecten je wilt laten zien. We hebben nu bijvoorbeeld een blokje met kindertijd, hoe kinderen tegen hun moeders aankijken. Verder een blokje van oudere kinderen die hun moeder opzoeken en moeders die hun eigen kindertijd bezingen. Ik weet niet of we het chronologisch gaan doen. Maar er komt zeker een scène in met drie oudere mensen die verwarde verhalen vertellen over hun moeder of zoiets. We zoeken het natuurlijk uit op theatraliteit.
We kunnen het heel Hollands doen, maar ook anders. Ik logeerde deze zomer in Portugal en de manier waarop ouders en kinderen daar met elkaar omgaan, verschilt hemelsbreed met hoe het hier gaat. Daar bestaan geen bejaardentehuizen; moeder woont er gewoon in huis. We zullen waarschijnlijk wel de Nederlandse manier, de manier waarop Nederlandse auteurs over hun moeder schrijven, als uitgangspunt nemen, maar er zal zeker ook iets Italiaans in komen. Al is het alleen maar vanwege dat prachtig gezongen lied ‘La Mamma’ van Robertino.
Beginnen jullie daarmee de voorstelling?
Misschien.... Je kunt aan een ouverture denken waarin je op tien manieren dat liedje doet, gezongen door verschillende types, jongetje, dochter, zoon, geserreerd, als een operazanger, of als een havenzanger.
De tekst van ‘Mamma’ is absoluut niet literair. Ook hier zet je dus, het sentiment, het theatrale, tegenover de literaire teksten?
Ja, maar niet alleen maar uit effectbejag! Ik vind dit echt mooi, mooi gezongen! Het mag dan de straat, het volkse element zijn en dat gebruiken we inderdaad als contrast, maar we gebruiken het ook omdat het bij het leven hoort, een onderdeel van het moedergevoel is.
In een boek van Matsier, meen ik, staat iets over ‘het moederloeren’. Dat jongetje kijkt hoe zijn moeder een kous aantrekt. Dat hoort ook bij het moedergevoel. Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat mijn moeder - ik was vijf of zes - me in bad deed, dat ze zo voorover gebukt m'n rug stond te schrobben en dat ik daar totaal opgewonden van raakte. Niet zozeer sexueel, maar wel erotisch. Daar werd vroeger nooit over gesproken, maar het was spannend, en dat had natuurlijk alles te maken met het verbod - maar ik denk dat dat nog steeds zo is en het is een element van dat moedergevoel.
En dat zijn scènes die je terugvindt in de literatuur, bij Claus bijvoorbeeld, en die krijgen zeker een plaats in ‘het schilderij’ dat wij ervan gaan maken.
Maar het contrast literatuur-de straat werkt blijkbaar goed, waarschijnlijk omdat je de humor, de ontspanning, het sentiment tegenover het doordachte zet. Je brengt met andere woorden zaken bij elkaar die vaak kunstmatig gescheiden worden gehouden; jullie werken als het ware op een raakvlak van twee kunstmatig gescheiden systemen.
Dat is waar verschillende schrijvers zo meesterlijk in zijn. Boon bijvoorbeeld, of Nescio. Waarom Nescio mij zo aanspreekt, is omdat hij, met het verhaal over Japi bijvoorbeeld, zo'n herkenbare volkse loser zo meesterlijk heeft neergezet. Daar hoef je geen vetheid meer van te maken, dat heeft op zich al al die kanten. Nescio heeft nooit een letter over zijn
| |
| |
moeder geschreven, maar als ie dat had gedaan, was dat zeker in La Mamma gekomen.
De Gebroeders Flint speelt LA MAMMA, van 17 t/m 21 (20 première) en van 24 t/m 28 januari in De Roode Bioscoop, Haarlemmerplein 7, telefoon 020-6385389, aanvang 20.30 uur/toegang f 17,50 (met korting f 15,-). Reserveren dinsdag t/m vrijdag van 13.00-17.00 uur en op voorstellingsdagen van 19.00-20.00 uur.
Daarna tournee door Nederland t/m 18 maart 1995.
LA MAMMA is gebaseerd op ‘moederteksten’ uit de Nederlandse literatuur van o.m. Martinus Nijhoff, Hugo Claus, Willem Elsschot, M. Vasalis en Adriaan Morriën.
Speellijst:
|
31/1 |
Eindhoven |
Stadsschouwburg |
040-111122 |
|
1/2 |
Culemborg |
De Fransche School |
03450-21546 |
2/2 |
Leeuwarden |
De Harmonie |
058-330233 |
3/2 |
Vlissingen |
Het Arsenaaltheater |
01184-12345 |
4/2 |
Vlaardingen |
Stadsgehoorzaal |
010-4340500 |
8/2 |
Hoorn |
Schouwburg Het Park |
02290-12529 |
9/2 |
Rotterdam |
Schouwburg |
010-4118110 |
10/2 |
Arnhem |
Schouwburg |
085-437343 |
11/2 |
Winschoten |
De Klinker |
05970-15555 |
12/2 |
Purmerend |
De Verbeelding |
02990-25365 |
14/2-18/2 |
Amsterdam |
Bellvue |
020-6247248 |
21/2 |
Zwolle |
Schouburg Odeon |
038-218500 |
23/2 |
Alkmaar |
De Vest |
072-127344 |
24/2 |
Enkhuizen |
De Drommedraris |
02280-12076 |
25/2 |
Wadway |
Theater Wadway |
02297-1447 |
28/2 |
Haarlem |
De Toneelschuur |
023-312439 |
|
2 en 3/3 |
Groningen |
Het Kruithuis |
050-125645 |
4 en 5/3 |
Deventer |
De Bouwkunde |
05700-14075 |
7/3 |
Nieuwegein |
De Krom |
03402-45554 |
8/3 |
Almelo |
Hof |
880546-850264 |
9/3 |
Cuijk |
Streekschouwburg |
08850-14344 |
10 en 11/3 |
Leiden |
Laktheater |
071-124890 |
14/3 |
Utrecht |
Blauwe Zaal |
030-310241 |
15/3 |
IJmuiden |
Witte theater |
025550-21972 |
16/3 |
Enschede |
Twentse Schouwburg |
053-858500 |
17/3 |
Heemskerk |
CC De Cirkel |
02510-36942 |
18/3 |
Zaandam |
De Burcht |
075-168253 |
Je gaat dus heel verschillende scènes aan elkaar zetten. Doe je dat vanuit een basisrol en neem je dan allerlei rolletjes aan?
Het theatrale uitgangspunt moeten we nog zoeken. Misschien wordt het iets van een moeder en vier zonen. Het wordt weer een kaleidoscopisch gebeuren, maar we zoeken wel een raamwerk op. In vorm gaat weer een beetje lijken op Music Hall.
| |
| |
Of het een afwisseling wordt van typetjes, of dat er een basisrol is, dat weet ik niet. Ik ben geen acteur, ik heb geen opleiding gehad, ik doe maar wat. Wel zeer bewust, maar waar het in feite op neerkomt: de tekst, het literair materiaal dwingt je om een bepaalde rol te spelen of aan te nemen. Dat ben je niet zelf. Maar voor mij geldt: het literair materiaal, de tekst zet de toon. In de muziek, hoe je beweegt en zo meer.
Maar verander je van toon als je tegenover het sentiment een gedicht van bijvoorbeeld Elsschot inzet? Wordt het dan toch nog Poëzie Hardop?
Je doet het altijd vanuit je gevoel. Bij Claus, die een gedicht over zijn moeder heeft geschreven, met een rauwheid, bij Elsschot met een knipoog.
Ik heb ooit een keer, dat was wel grappig, een gedicht van Elsschot gedaan, over een moeder:
Ik heb gedroomd oh moeder,
dat gij op sterven laagt...
Dat zong ik op mijn manier, eenvoudig, met een accordeonnetje erbij, en toen werd er later gezegd, ja, het literaire gehalte van dat gedicht was wel erg mager.
Toen heb ik die man later nog eens verteld, dat was wel Elsschot hoor!
Aan mijn moeder
Ik heb gedroomd oh moeder,
en voor het al te sluiten
mij lang in d'oogen zaagt.
Gij spraakt van eerlijk blijven,
van recht door 't leven gaan;
hebt toen nog eens geglimlacht,
'k Wou om vergeving smeeken,
waarvoor, ik wist het niet,
Toen wist ik dat 'k u nimmer
Uw stem deed mij ontwaken
in 't klare licht der zon.
Daar blonken groote tranen
En 'k voelde diep in 't harte
|
|