| |
| |
| |
Paul Blom
Jeugdhonken en de Paasheuvel
Het Lurelei-cabaret, 1958/1959
Nieuwendam
Jelle Herfst. We woonden in Tuindorp Nieuwendam in Noord, een stadsuitbreiding van Amsterdam uit de jaren twintig. Sociale woningbouw, zou je nu zeggen. Het was een rood dorp, waar progressieve mensen gingen wonen. Veel van hen waren actief in de SDAP. Het waren mensen die anders waren dan de gemiddelde Amsterdammer. Veel scholing hadden ze niet, maar ze volgden allerlei cursussen. Ze hadden het gevoel dat er meer was in het leven dan de fabriek of het huishouden. De mensen hingen aan elkaar, ondersteunden elkaar en waren er trots op als iemand uit het dorp iets bereikte. Tot m'n tiende heb ik gedacht dat alle mensen in Nieuwendam familie van elkaar waren, omdat we iedereen oom en tante noemden. Zoiets als in de Jordaan. Veel van de kinderen gingen in het onderwijs of ze gingen iets artistieks doen. Aart Staartjes, Carry Tefsen, de jongens van Stuyf, ze komen allemaal uit Nieuwendam. Ben Rowold had een burgerlijker achtergrond. Hij woonde wel in Noord, maar niet in Nieuwendam.
Ben en Eric gingen in Noord naar de mulo. Ze waren even oud, maar Ben zat een klas hoger dan Eric, omdat die eerst de zevende klas van de lagere school had gedaan. Eric was een traag onhandig kind, waar ik me altijd zorgen over maakte. Het is ongelooflijk dat hij zo'n leidersfiguur geworden is. Ik heb daar al die jaren helemaal niets van gemerkt. Pas in de tijd van De Stunt, in 1967, dus veel en veel later, kwam ik eens iemand tegen en die zei: ‘Ben jij de broer van Eric! Wat een slavendrijver!’ Ik herinner me dat ik stomverbaasd was. Eric, bikkelhard? Ik kon het me niet voorstellen.
| |
Kweekschool
Ben ging naar de kweekschool en Eric ook. Dat was in 1956. Ik had ook kweekschool gedaan en Eric wilde altijd hetzelfde doen wat ik deed. Het was bovendien de normale gang van zaken. Als je wat kon in een milieu als het onze, ging je naar de mulo en als je goed was, deed je de kweekschool. De hbs viel buiten onze gezichtskring. Dat was te hoog gegrepen. Bedoeld voor een ander soort mensen, dachten wij. De kweekschool was een concrete, praktische opleiding voor mensen met idealen. Een onderwijzer had nog status. Onderwijzer was geen beroep. Het was méér: het was een roeping. Dat je ook kon studeren aan een universiteit kwam in ons hoofd niet op. De kweekschool was de kweekschool aan de Nieuwe Prinsengracht, later de Bouman Academie. Het was een leuke school, waar het tamelijk schools toeging, maar met een actief verenigingsleven. Er werd toneelgespeeld, er werden lezingen en debatten georganiseerd - ik herinner me een fantastische avond waarop Lucebert te gast was - en er waren muziekclubs. Eric was zeventien toen hij er naar toe ging en is er na drie jaar mee gestopt, omdat Ben toen van school ging. In het geval van Ben was dat terecht omdat die toen, na vier jaar, z'n onderwijzersacte had. Maar Eric had niks na die drie klassen. Hij wilde van school, omdat Ben en hij de kunst in wilden. M'n ouders hebben zich daar zonder veel drukte bij neergelegd. Ze hadden zoiets van ‘als hij dat nou wil, dan moet hij zijn gang maar gaan’. Voor die tijd was dat bijzonder. Mensen die de artistieke kant op wilden, moesten toch op z'n minst eerst van huis weglopen. Eric niet. Hij heeft dat zo maar mogen doen. M'n ouders hebben hem jarenlang onderhouden.
| |
| |
| |
AJC
Ik geloof niet dat Eric en Ben erg actief waren in het schoolleven. Ze deden wel eens wat op een culturele avond. Ze hebben eens een mimevoorstelling gegeven waarbij ze de boeken van de literatuurlijst uitbeeldden. Maar in hun mulo-tijd waren ze al lid van de AJC (Arbeiders Jeugd Centrale: de jongerenorganisatie van de PvdA) en die slokte je helemaal op. Elk weekend was je weg. Ben was ook lid van de AJC, al had hij geen socialistische achtergrond. Hij was erin verzeild geraakt, via Eric en andere vriendjes. Overigens lagen de activiteiten bij de AJC in het verlengde van de school, omdat er op die kweekschool zoveel AJC-ers zaten. Ik was zelf bij de AJC en leidde een groepje jongens, waar Eric en Ben ook in zaten. De AJC bloeide nog volop in de jaren jaren vijftig, maar je had al wel mensen die ontevreden waren. Daar bij de AJC zijn Eric en Ben met mime en cabaret begonnen. Je had Pier van Brakel van de Haagse AJC die cabaret deed met een groepje dat Los Vast heette en Eric, Ben, Hans van den Busken en Peter van Halm hadden Los Zand, ook een cabaretje. Wat ze deden was een mengeling van liedjes, sketches en pantomime. Het was eigenlijk het begin van Lurelei.
| |
Mime
Cultuur werd belangrijk gevonden bij de AJC. Er werd alles aan gedaan om de artistieke kant van de mensen te stimuleren en te ontwikkelen. Je had het lekespel, maar dat werd begin jaren vijftig al een knullige bedoening gevonden. Verheven thema's en veel symbolisch gedoe. Er waren mensen die het anders wilden en die hebben in de loop van de jaren vijftig Jan Bronk binnengehaald als lekespelleider en cultureel adviseur. Frits Vogels was zijn assistent. Dat is cruciaal geweest voor Eric en voor Ben, want Jan Bronk bracht hen in aanraking met de mime. Hij was de voorvechter van de mime in Nederland en ook bij de AJC besteedde hij er erg veel aandacht aan.
Aandacht voor beweging was er bij de AJC altijd al wel geweest. Er werden lessen in gegeven. De opvatting was dat beweging en gebaar aan het woord voorafgaan. In de jaren dertig en vlak na de oorlog werden er spreekkoren en bewegingsspelen opgevoerd. Dat was balletachtig. Maar met de mime werd daar iets aan toegevoegd. Mime was een nieuwe kunst, die na de oorlog in de mode raakte. Er was in die jaren een sterke invloed van Frankrijk. Mensen gingen naar Parijs, als ze de kans kregen en Franse chansons en Franse films waren populair. Iedereen had Barrault en Arletty gezien in Les enfants du paradis (de film van Marcel Carné over de tragische liefde van mimespeler Deburau).
| |
Bewegingsspelen
Frits Vogels. De afdeling Amsterdam van de AJC had zijn hoofdkantoor in Het Anker, aan de Prins Hendrikkade, het gebouw waar later De Kosmos zat. Er was daar een grote zaal waar volksdansavonden en lezingen werden georganiseerd. Er werd gerepeteerd en er werden soms voorstellingen gegeven. Jan Bronk gaf er mimelessen en repeteerde er zijn bewegingsspelen. Wat Jan maakte, waren mimografieën, met veel muziek, beweging, mime en tekst. Veel van de tekst was van tevoren op de band opgenomen. Eigenlijk was het een soort totaaltheater wat hij maakte, al noemde je dat toen nog niet zo. Jan regisseerde en ontwierp die spelen, ik assisteerde en met Pinksteren werden ze opgevoerd in Vierhouten, op de Paasheuvel. De leiders van de PvdA kwamen spreken op de middag van zo'n eerste Pinksterdag. Mansholt en Vorrink hielden een toespraak en 's avonds werd het stuk opgevoerd, waar maanden aan gewerkt was.
Vrijblijvend waren die stukken niet. Er werd gezocht naar een verband met de realiteit. In die tijd, in de late jaren vijftig, werd veel gesproken over ‘het jeugdprobleem’. Ik herinner me een stuk over de nozems, die toen net ontdekt waren. Het was een heel eigentijds spel over de eenzaamheid van de moderne jeugd, waar tientallen mensen in meespeelden. Aart Staartjes had de hoofdrol. De jongens en meisjes uit het stuk werden niet afge-
| |
| |
Kees van Kooten en Eric Herfst in ‘Voetbalpolitiek’ uit het programma ‘Wie is bang voor Lurelei’ (1965). (foto: coll. Theater Instituut Nederland)
| |
| |
schilderd als criminelen, maar als een groep waarmee het publiek zich kon identificeren. Het sprak de mensen erg aan. Het was ook een heel feeërieke opvoering. In de openlucht, bij vallende avond, tussen de bomen, met prachtige belichting en jazzmuziek. Lionel Hampton. Het Modern Jazz Quartet. Nogal revolutionair voor de AJC, want daar hadden ze het niet zo begrepen op jazzmuziek. Die werd door de oudere generatie lange tijd onbeschaafd gevonden.
| |
Pantalone
Jelle Herfst. Door de lessen van Jan Bronk kwamen Eric en Ben in aanraking met de mime. Daarvoor wisten ze daar niks van. Eric althans niet. Ben volgde de lessen ook, maar hij was er minder goed in dan Eric. Ook minder fanatiek. Ben was sowieso minder fanatiek dan Eric. Ben was van nature een prater, gericht op tekst. Hij deed in de beginjaren van Lurelei de conférences en schreef bijna alle teksten. Ben was een leuke jongen, briljant, verbaal begaafd en behoorlijk chaotisch. Eric, Aart Staartjes en nog een paar anderen zijn toen met Pantalone begonnen. Ben hoorde er niet echt bij, al heeft hij wel eens meegespeeld. Pantalone was een mimegroepje dat zo nu en dan voorstellingen gaf. Met veel tegen de de wind in lopen en op denkbeeldige ladders klimmen; een aaneenschakeling van technische kunstjes met een heel dun verhaalde. Zo'n voorstelling duurde drie kwartier, een uur. In 1957 zijn ze ermee begonnen.
| |
Het behouden huys
Voorzover is na te gaan trad Pantalone in juli 1957 voor het eerst op. De groep gaf toen een voorstelling in Het Behouden Huys aan de Kromme Waal in Amsterdam. Eric deed mee, Ben Rowold en Pim Knaup. Hans van der Vliet speelde klarinet. De leiding hadden Joost Eijkman en Aert (toen nog met ae) Staartjes.
Op het programma stonden zestien nummers. Daaronder waren ‘Het concert’, een nummer dat jaren later nog op het Lureleiprogramma zou staan, en ‘Deburreau’, een eerbetoon aan de held uit Les enfants du Paradis. De groep gaf voorstellingen voor de Haagse Jeugdactie, trad op voor de AJC, voor het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, de Amsterdamse jeugdraad enzovoort.
Vrije voorstellingen waren er in juli, augustus, september en december, steeds in Het Behouden Huys. De decembervoorstelling staat aangekondigd in de uitgaansrubiek in Het Vrije Volk van begin december. Het optreden van Pantalone staat vermeld tussen Onder het melkwoud van Dylan Thomas in de regie van Han Bentz van den Bergh, Gounods Faust door de Nederlandse Opera, het ijsballet Maxie en Ernst in De Apollohal en de cabarets van Wim Sonneveld en Sieto Hoving in het Leidseplein Theater en de Chevalier d'Or in de Beethovenstraat: ‘Behouden Huys: donderdagavond 8.30 uur. Pantomimegroep Pantalone.’
| |
Driemansstuiver-cabaret de Lurelei
Intussen werkten Eric en Ben aan de première van hun eerste cabaretprogramma. Opnieuw in Het Behouden Huys. In het bovenzaaltje gaf, op 29 januari 1958, het ‘Driemansstuiver-cabaret De Lurelei’ zijn eerste voorstelling. Kees Bergman schreef de muziek en speelde piano.
Het Behouden Huys was een internationaal jeugdhotel dat in 1958 een half jaar bestond. De folder vermeldt slaapzalen (f 2,50 met de mogelijkheid tot reductie bij een langer verblijf), eenvoudige maaltijden (stamppot met worst f 1,-, soep f 0,30). Er werden tentoonstellingen gehouden en er was een aparte ruimte beschikbaar ‘voor experimentele voordrachten of filmavonden’. Het Behouden Huys organiseerde discussies, voorstellingen, concerten en lezingen (‘Jean Paul Sartre en zijn existentie filosofie’).
| |
Een onvergetelijk debuut
Kees Bergman. Ik zat op dezelfde kweekschool, een klas hoger dan Ben en twee klassen hoger dan Eric. Ze deden aan mime en
| |
| |
waren daarnaast bezig met cabaret. Wat ze wilden, was een soort mengvorm tussen mime en cabaret. Ik speelde piano en ze vroegen mij om te begeleiden. De naam was een woordspeling met ‘lorelei’ en ‘luren’ (van ‘in de luren leggen’). Dat eerste programma was niet avondvullend, maar het was een afgerond geheel van ongeveer een uur. Ik herinner me dat we het voor het eerst gespeeld hebben in Het Anker aan de Prins Hendrikkade, maar de echte première was in Het Behouden Huys. We speelden in het zaaltje boven het restaurant, waar een man of veertig in konden. Achterin was een heel klein toneeltje. De piano stond er pal tegenaan. Als Eric en Ben op het toneel waren, leek het, vanuit de zaal, alsof ze bovenop de piano stonden. Het waren allemaal afmetingen die nu niet meer zouden kunnen. Bij die voorstelling van januari 1958 zat de zaal vol familie en bekenden. Jaap van de Merwe, toen nog journalist, was er ook en Henri Knap. Die hebben er beiden een stukje over geschreven: onze eerste kritieken.
Henri Knap in Het Parool (1-2-1958):
Een Nederlands cabaret! Een juweel van een cabaret!! [...] Eric Herfst, pantomimespeler en Ben Rowold, pleger van zot-wijze liedjes. Een duo dat effectvol is verknocht aan plechtige gezichten, oranje handschoenen en broze strohoedjes en dat op slagvaardige wijze wordt gecompleteerd door pianist-componist Bergman. [...] Hier is een blik in hun etalage: ‘De kleine barkruk’, een brok drinkersfantasie. ‘Filosofie’ oftewel hoe door onthechting geraakte studenten alles uit het raam gooien tot en met hun kleren; ‘USA-show’, een groteske op de showfilms uit de States. [...] Elk onderdeel was dan ook gevat in veroverend bühnetalent, bij Ben dominerend in ware chansonnierkunst en bij Eric in onnavolgbaar gestileerde stunteligheid. Een onvergetelijk debuut.
| |
De eerste voorstellingen
Frits Vogels. Leuke avonden waren dat, die eerste voorstellingen van Lurelei. In de Pantalone-programma's zaten al elementen die je cabaretesk kunt noemen. Als Ben meedeed werd wel eens een liedje op het programma gezet, omdat Ben teksten schreef. De verhouding tussen tekst en mime is geleidelijk verschoven. Later was Lurelei natuurlijk voornamelijk literair, maar als je het achteraf bekijkt zijn ze gewoon van de ene discipline in de andere gegroeid.
Veel van de mimenummers die in die eerste Lureleiprogramma's zaten, hadden we tijdens de mimelessen uitentreuren gedaan. ‘Rovertje spelen’ bijvoorbeeld, wat later ‘Gangsters’ is gaan heten. Een achtervolging, waarbij het slachtoffer niet in de gaten heeft dat de boef met een knuppel boven z'n hoofd staat te zwaaien en maar net op tijd wegduikt. Melige sketches vaak, soms te flauw voor woorden, maar ik lachte me gek, omdat ze het zo raar deden.
| |
Mime met tekst
Frits Vogels. Het nieuwe van hun cabaret was dat ze mime met tekst combineerden. In het programma als geheel, maar ook in de nummers zelf. Dat is een leuk procédé, want als je woorden met bewegingen combineert en ze staan haaks op elkaar of ze hebben alleen associatief iets met elkaar te maken, dan is het effect al gauw komisch of absurd. Ben en Eric wisten dat allebei en vooral Eric had daar veel gevoel voor. Het leuke was dat hij echt van de pantomime gebruik wist te maken. Van het feit dat iets denkbeeldig is en je daarmee spelen kunt. Dat heeft hij in ‘Het concert’ gedaan, zijn eerste en zijn beste mimesolo.
Hij was daarin een musicus die allerlei denkbeeldige instrumenten bespeelt. Je kunt dat, en dat gebeurt in de pantomime meestal, heel consequent doen. Je ziet dan bijvoorbeeld een violist die een moeilijk concert staat te spelen, maar je kunt ook, wat Eric deed, van die violist opeens een pianist maken of een zangeres. Dan ga je inconsequent om met wat je hebt opgeroepen. Eric was daar heel goed in. Hij straalde bovendien een droge humor uit. Hij had het cabareteske in zijn verschijning. Hij
| |
| |
bewoog zich houterig en dat werkte komisch. Hij had dat van zichzelf, maar de mensen die hem niet kenden dachten dat hij het speelde. Ben kon heel goed typeren en vreemde mannetjes maken. Hij bezat een soort onhandige, jongensachtige charme. Geen van tweeën konden ze goed zingen - Ben aanzienlijk beter dan Eric - maar dat deed er weinig toe, omdat de sfeer zo aardig was.
| |
Onhoudbaar
Frits Vogels. Bij mijn weten hebben ze Adèle leren kennen bij Max Dooijes, die een studio had in de Rapenburgerstraat. Max gaf les in moderne dans. De moderne dans kwam uit Amerika en was ontwikkeld door Martha Graham. Die moderne dans had dezelfde wortels als de abstracte bewegingsdiscipline van Decroux en daarom waren wij als mimespelers geïnteresseerd. Max Dooijes gaf, als eerste in Amsterdam, lessen in die Grahamtechniek. Elke ochtend van 9 tot 12. Die lessen volgden wij.
Het was daar bij Dooijes een heterogeen gezelschap van mimespelers en dansers. Han Ebbelaar, nog een heel jong jongetje toen, kwam daar, Eric was er en Adèle Bloemendaal. Ze was toen net terug uit Amerika. Daarvoor had ze wat aan cabaret gedaan en bij Puck gespeeld. Ik herinner me heel goed dat Max Dooijes altijd tegen haar zei: ‘Een danseres ben je niet. Jij moet bij de revue of het cabaret. Daar kan je carrière maken.’ Woedend was ze dan. Adèle was vaak onhoudbaar in die lessen, omdat ze niet deed wat de leraar zei, wat in een dansles helemaal niet kan. Dan had ze geen zin, of ze ging, tien minuten voordat de les was afgelopen, zich al opmaken. Wij waren vol ontzag dat ze dat durfde, want Dooijes was niet makkelijk. Maar zij trok zich daar niks van aan. En van haar kon hij het hebben, want Adèle was echt heel goed. Veelvormig begaafd ook, met grote mimische kwaliteiten. Bij die lessen van Dooijes heeft Eric Adèle leren kennen en haar toen voor Lurelei gevraagd. Dat Jasperina voor haar in de plaats kwam, toen ze wegging, is een wonder. Dat twee van zulke enorme talenten elkaar opvolgen, is een bestiering.
| |
Makkelijke tijd
Adèle Bloemendaal. Eric Herfst en ik hadden in hetzelfde gebouw les. Hij van Jan Bronk en ik trainde bij Max Dooijes. Eric deed daar ook wel aan mee. Toen heeft Eric me gevraagd voor het groepje dat hij had, samen met Ben Rowold. Dat leek me wel leuk. Ik heb dat toen een tijdje gedaan. Reizen in een gehuurd busje. Zelfgemaakte kostuums en spelen in allerlei jeugdhonken en verschrikkingen. En op de Paasheuvel. Een beetje typisch voor mij eigenlijk. Ik kwam net uit Amerika. Ik had daar in de couture gezeten en was eigenlijk vrij sophisticated. En om dan opeens op de Paasheuvel te staan... Maar ik keek niet zo gauw van iets op.
Ik denk dat het heel slecht was, wat we deden. Veel grappen en grollen, niet poëtisch of melancholiek. Ik voelde me vroeger altijd het veiligst als ik de mensen aan het lachen kon maken. Melancholieke of tragische nummers dorst ik niet. Daar ben ik, veel later, met veel moeite naar toegeduwd.
Het was natuurlijk een makkelijke tijd om te beginnen. Veel makkelijker dan nu. De mensen zijn nu veel verwender en kritischer. Toen was het al doende leren, in kleine donkere zaaltjes. Ging je een paar keer op je bek... We deden maar, klakkeloos, vol zelfvertrouwen. Wat nergens op gebaseerd was. We hadden geen stemtechniek, geen zangtechniek, we konden niet timen. Niks. Ik wist niet eens hoe ik me op moest maken.
| |
Achterafgelegenheden
Nico Kühlkamp. Kees Bergman moest in het voorjaar van 1958 in dienst en hij werd opgevolgd door Henk Pieterson, die ook op de kweekschool zat. Ik speelde gitaar en Henk vroeg mij of ik niet aan Lurelei mee wilde doen. Het was zo ontzettend leuk, zei hij. Ik heb toen een half jaar meegespeeld. Ik denk dat we in die tijd een keer of tien, twaalf zijn opgetreden. Henk en ik begeleidden en we speelden in de pauze. Verdienen deden we er niets aan, alles wat er binnenkwam ging op aan consumpties en de huur van de zaal. Toen ik wat later de kans kreeg om echt wat te
| |
| |
verdienen, bij een beroepsorkest, heb ik afgehaakt.
Meestal speelden we voor verenigingen die een feestavond hadden, maar ook wel op familiefeestjes. Reclame werd er nauwelijks gemaakt. In het Wierings Weekblad stond wel eens een berichtje. Of de mensen hadden over ons gehoord en vroegen ons dan. We traden op in achterafgelegenheden. Een soort kabouterzaaltjes meestal, niet groter dan een flinke kamer. Die kleine zaaltjes hadden als voordeel dat het niet opviel dat er maar zo weinig publiek was. Dat weinige publiek bestond dan meestal ook nog uit kennissen en vrienden die een vrijkaartje hadden gekregen of gewoon zo waren binnengelaten.
In het najaar van 1958 zijn we een paar keer in Hypokriterion opgetreden, het studentenzaaltje boven de bioscoop in de Roeterstraat, nu Studio K. In Hypokriterion speelde het Amsterdams Studenten Cabaret. Er was studententoneel, maar ook Rob van Reijn trad daar op. Hypokriterion was toen echt wat.
| |
Hypokriterion
Nico Kühlkamp. Hypokriterion was niet groot, maar toch een stuk groter dan de zaaltjes waar we aan gewend waren. Toen viel het echt op dat er maar zo weinig mensen kwamen kijken. Als je zat te spelen zag je hier en daar publiek op de voorste rijen. Die waren niet eens echt vol en dan had je, daarachter, zo'n zwart gapend gat. Allemaal lege stoelen. Maar wat we deden, had succes.
Adèle had altijd de lachers op haar hand met ‘Schoolfeest’. Ze speelde een Akela-achtige, zenuwachtige juffrouw die met een grote bril en een fluitje aan een riem over het toneel beende en verwoede pogingen deed om een gymnastieklokaal vol kinderen in bedwang te houden. Het nummer sloeg altijd in als een bom, omdat het publiek ervan schrok dat het zo gillend werd toegesproken. ‘Nee jij!! rechtzitten!’
Ben en Adèle konden zingen. Eric niet. We oefenden wel apart met hem, maar dat hielp niet. Als je hem een toon gaf, pakte hij prompt de verkeerde. Eric speelde in sketches, deed typetjes en zong mee in de koortjes. Dat hij geen wijs kon houden was niet zo erg, Adèle scheurde er wel overheen. Ben zong ‘De Haan van Ora et Labora’, een leuk liedje over een haan die gek op omeletten is en een poëtisch nummer over een nachtportier in een hotel.
De haan van ora et labora was een doodgewone haan
De haan van ora et labora placht om vijf uur op te staan
De haan van ora et labora ging dan krabben in de mest
De haan van ora et labora vond het leven opperbest
(uit ‘De haan van ora et labora’ van Ben Rowold)
| |
Statiebezoeking
Nico Kühlkamp. Decor was er niet. Het toneel was leeg, op een paar rekwisieten na: een barkruk of een keukentrap. Voor ‘Statiebezoeking’ bijvoorbeeld, was een keukentrap nodig. Het toneel moest Schiphol verbeelden en de keukentrap stelde een vliegtuigtrap voor. Het nummer was een parodie op de bezoeken van buitenlandse staatshoofden. Als het doek opging, zag je die trap van opzij uit de coulissen steken. Ben stond onder aan de trap en Eric verscheen op het plateautje boven. Ze waren beiden wit geschminkt en hadden een zwart pakje en witte handschoenen aan. Eric was het staatshoofd dat op bezoek kwam en Ben stelde de minister-president voor, die hem stond op te wachten. Eric daalde dan statig de trap af, begroette Ben en inspecteerde de erewacht die stond opgesteld, denkbeeldig dan, want het was mime. Eric bleek dan een heel klein staatshoofdje te zijn, want hij moest zich ontzettend uitrekken om de generaal van de erewacht behoorlijk te kunnen groeten. Daarna mimede hij een toespraak en riep opeens heel hard ‘pies’ (Peace). Dat was heel wat, toen, want gewaagde dingen kwamen in het programma niet voor. Van maatschappijkritiek of iets dergelijks was nog geen sprake. Maar dat zat ook in de tijd. Alles was buitengewoon braaf. De toon van het programma was ironisch. Het programma
| |
| |
had iets artistieks. Vooral door de mime, die toen artistiek gevonden werd. De kranten schreven er heel aardig over, maar financieel was het een ramp, want mensen kwamen er niet en Hypokriterion kreeg je niet voor niets.
| |
Een los-vast groepje
Jelle Herfst. Voordat ze optraden in Hypokriterion was ik al bij Lurelei betrokken, maar de zakelijke leiding kreeg ik pas daarna. Ik herinner me van het begin dat ze hun eerste voorstelling in Het Anker hadden en dat Eric me na afloop Het Behouden Huys liet zien, waar ze een paar dagen later hun eerste officiële voorstelling zouden geven. Ik regelde praktische dingen voor ze. Sommige voorstellingen waren openbaar en dan moest er vermakelijkheidsbelasting worden betaald. Ik ging dan de kaartjes halen bij het kantoor Bijzondere Wetten. Dat deed ik tussen de middag, want ik stond toen voor de klas. 's Avonds verkocht ik de kaartjes aan de zaal en ik rekende af.
Het was toen nog een los-vast groepje. Je had Eric, Ben en Kees en later Henk, die waren vast. En Nico ook een tijdje. Adèle hoorde erbij, maar die kon soms niet. Ben en Eric hadden een groepje om zich heen van mensen die wel eens meededen, een man of zes. Als iemand van de vaste kern niet kon op een avond dat er voorstelling was, werd er gekeken wie in zou kunnen vallen. Het programma werd dan wat aangepast.
Geneviève Werner, die toen meespeelde in het journalistencabaret (Pers Vers met Hedy d'Ancona, Bob Bouma en Frits Behrendt), deed wel eens mee en een lang blond meisje dat bij de Blue Bells in Parijs had gedanst en in een boekhandel op het Olympiaplein werkte. Dat is vrij lang zo gebleven. Later kon Eric soms niet, omdat hij bij de mimegroep Carrousel speelde en dan viel Luc Boyer in. Toen Henk Pieterson er in 1959 mee ophield, omdat hij les ging geven, is Corstiaan de Vries erbij gekomen.
| |
Minerva-paviljoen
Corstiaan de Vries. Ik heb ze in maart 1959 ontmoet. Toen werkte ik mee aan een feestavond in het Minerva-paviljoen. De AJC was opgeheven en Ruimte werd opgericht. Niet dat ik nou veel met AJC-ers omging, maar ik was gevraagd door Maurits van Haalen. Die was voorzitter van de AJC en die kende ik. Ik moest de zaal versieren. Ik schilderde, ontwierp en zong ook liedjes in die tijd. Ik had overal grote papieren vogels opgehangen en een decor gemaakt voor op het toneel. En ik speelde piano. Ik begeleidde Ramses (Shaffy), die toen pas begonnen was. Net als wij allemaal. Daar ontmoette ik Eric en Ben, die ook meewerkten aan die avond. Ik geloof dat ze delen uit hun repertoire deden. Ik herinner me dat ik het erg leuk vond wat ze deden. Ongelooflijk geestig, met een enorm esprit. Zij spraken mij toen aan, omdat ze een pianist zochten. Henk Pieterson wilde ermee stoppen omdat het hem te druk werd. Die gaf les en de combinatie van lesgeven en optreden was hem teveel. Ik heb dat meteen aangenomen, omdat ik in die tijd alles aannam, maar ook omdat ik het echt heel leuk vond. Ik woonde toen nog in Rotterdam.
| |
Voorwaarts
Corstiaan de Vries. In die begintijd viel ik in als Henk niet kon. Ik herinner me één van de eerste voorstellingen in De Voorwaarts, een gebouw van Het Vrije Volk aan de Blaak in Rotterdam. Ik kon pas na de pauze, want daarvoor moest ik spelen op de balletschool van Netty van der Valk. Dat kon ik ook niet afzeggen, want ik moest een ballet begeleiden dat ik zelf gecomponeerd had. ‘Sneeuwvlokjes’, zal het wel geheten hebben. In elk geval zoiets. Hoe Eric, Ben en Adèle het toen tot de pauze hebben gedaan, zonder mij, weet ik niet meer. Ik herinner me alleen dat ik me ontzettend moest haasten en meteen het toneel opstormde, toen ik na de balletuitvoering op de Blaak arriveerde.
Ik moest een gangster spelen en Eric en Adèle bedreigen met een zakkam die een revolver voorstelde. Het nummer was ‘Ondeugd be- | |
| |
straft of de maagd op de gloeiende sneeuwbal’, een parodie op de stomme film. Ben stond in de zaal met een aanwijsstok. Hij vertelde het verhaal van de film en deed dat op z'n Vlaams. Eric en Adèle waren de acteurs. Ik kwam op met mijn kam en merkte toen dat Eric en Adèle al hevig omstrengeld stonden. Die zaten al midden in de happy ending. Ik was veel te laat! Het was vreselijk. Toen Ben mij zag, daar op het toneel, met die kam, kwam hij niet meer bij. Hij hing tegen één van de pilaren in de zaal, gék van het lachen.
| |
De pot
Jelle Herfst. Na Hypokriterion kreeg ik echt de zakelijke leiding. We hadden programmaboekjes laten drukken, die we naar verenigingen en instellingen stuurden die geïnteresseerd konden zijn. Het liep meteen al vrij aardig. Ik regelde alles en één keer in de maand verdeelde ik het geld. Er waren maanden dat ze de man dertig gulden kregen. Soms moesten we twee of drie keer in de week ergens naar toe. Ik ging altijd mee. Ik herinner me voorstellingen voor de Kweekschool voor de Zeevaart in Rotterdam, voor een speeltuinvereniging in Nunspeet en voor een school voor maatschappelijk werk, zoals de Sociale Academie toen nog heette. In Amsterdam hebben we verschillende voorstellingen in het Minerva Paviljoen gegeven. Voor katholieke notabelen van de Adelbert Vereniging, maar ook voor het COC.
Ik herinner me dat dat Adèle toen dat nummer ‘Schoolfeest’ deed. Ze was een juffrouw die een meute kinderen onder controle moest houden. Tegen het eind roept ze dan: ‘Hierna een echte pottenbakker, de meneer in die stofjas daar. De pot die bakt wordt verloot!’ En bij dat laatste zinnetje begonnen de mensen in de zaal te lachen en te lachen... Ze kwamen niet meer bij. Wij begrepen absoluut niet wat er aan de had was en ook Adèle had geen flauw idee. Ze dacht dat ze uitgelachen werd en ging huilend af.
| |
Carrousel
Pantalone was in de loop van 1958 opgehouden te bestaan. Maar dat was niet het einde van het ideaal van Eric en Aart Staartjes om van de mime een beroep te maken. Ze droomden van een mimecarrière. Een internationale zelfs, want in de zomer van 1958 lieten de twee de pers weten dat hun debuut in Frankrijk aanstaande was: ‘Tussen 15 juli en 15 augustus gaan zij alle theaters en casino's langs de heerlijke Rivièra bespelen.’ (De Noord-Amsterdammer, juni 1958). Het kwam er niet van. Aart ging naar de toneelschool en Eric ging bij Carrousel spelen.
Carrousel was in de loop van 1958 opgericht door Jan Bronk en Frits Vogels. Eric maakte, samen met Marjan Blanken, Tine de Vries en anderen, deel uit van de groep. Carrousel was een gezelschap dat gemodelleerd was naar het voorbeeld van Scapino: om een volwassen publiek te kweken, moesten de kinderen met de kunst vertrouwd gemaakt worden. Bij Scapino was dat de dans, bij Carrousel de mime. Het gezelschap was de jeugdafdeling van de Stichting Nederlandse Pantomime.
Carrousel maakte sprookjesachtige voorstellingen. Holderdebolder was het eerste programma dat in oktober 1958 in het Nieuwe de la Mar in première ging. Eric speelde mee en bleef de eerstkomende jaren aan de voorstellingen van Carrousel meedoen. Een mimecarrière bleef zijn ideaal.
De hier opgenomen tekst is een voorpublicatie van een deel van het eerste hoofdstuk uit het boek: Lurelei, de geschiedenis van een cabaret (liedjes, sketches, conférences), dat in het voorjaar van 1995 bij het Theater Instituut Nederland verschijnt. Het boek vertelt in tien hoofdstukken de geschiedenis van Cabaret Lurelei (1958-1968). Elk hoofdstuk bevat een afgerond verhaal over een programma, gebaseerd op interviews met betrokkenen: Jasperina de Jong, Guus Vleugel, Marjan Berk, Gerard Cox, Johan Verdoner, Sylvia de Leur, Leen Jongewaard en anderen.
|
|