Bzzlletin. Jaargang 24
(1994-1995)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Hilde Scholten
| |
Gevleugelde uitdrukkingen van humoristenIn dit artikel gaat de aandacht uit naar de twee laatste fenomenen, beide samen te vatten als: de invloed van humoristen - en dan met name cabaretiers - op het alledaagse taalgebruik van grote groepen Nederlanders.Ga naar eind2. Wim Kan signaleerde op 4 juli 1971 in zijn dagboek dat enkele uitspraken uit verschillende van zijn voorstellingen opgenomen waren in de dagelijkse spreek- en schrijftaal van Nederlanders. Kan noemde met name: ‘Goeie oude radio’, ‘Uithuilen en opnieuw beginnen’, ‘Waardig over de drempel’, ‘Jelle zal wel zien’, ‘Lief zijn voor Luns’, ‘Hoe vermager ik’ en ‘Waar laat ik mijn auto’.Ga naar eind3. Dat het diverse cabaretiers en andere humoristen net zo is vergaan als Wim Kan en dat uitspraken van hen ook in meer of mindere mate gevleugeld raakten, mag blijken uit de dagelijkse Nederlandse taalpraktijk, waarin vele uitspraken voor een kortere of langere tijd een plek hebben gevonden. Bij een eerste blik op gevleugelde uitdrukkingen springt de invloed van Kees van Kooten en Wim de Bie, alleen al om kwantitatieve redenen, direct in het oog. Beide heren tekenden in de loop der jaren voor veel in de dagelijkse spraak opgenomen woorden en uitdrukkingen als ‘dames heren ook’, ‘en wel hierom’, ‘hou je d'r buiten Cock’, ‘van die dingen dus’, ‘De Tegenpartij’, ‘geen gezeik iedereen rijk’, ‘samen voor ons eigen’, ‘vrije jongens’, ‘jemig de pemig’, ‘Mozes kriebel’, ‘nieuw flinks’ en ‘oudere jongeren’. De laatste jaren is Paul de Leeuw in zijn eentje al goed voor een stortvloed aan nieuwe gevleugelde uitspraken: ‘Meneer Van Heumen, wij zijn er klaar voor’ (uit Sterrenslag), ‘Hallo Boppers!’, ‘brommerpech’, ‘filmpje’, ‘wat zegt ze’ (uit De Schreeuw van De Leeuw) en ‘gruss gotti’ (uit Seth en Fiona). Opmerkelijk is dat veel van deze uitspraken nog steeds verbonden zijn aan de verschillende typetjes die ze ooit deden, zoals Cor van der Laak, Jacobse & Van Es, Koos Koets, Robbie Kerkhof, Bob en Annie de Rooy, Freek Gaaikema en dat zelfs de wijze waarop | |
[pagina 72]
| |
de woorden uitgesproken werden geïmiteerd is. Hetzelfde gebeurde in 1977 onder meer ook met de zinnen van Ome Joop, de bekende radio- en televisie-creatie van André van Duin uit De Dik Voormekaar Show. Talloze kinderkeeltjes werden toen kapot geschreeuwd met ‘Nee, nou wordt-ie mooi, nee nou wordt-ie fraai!’, ‘zandzakken voor de deur!’ en ‘Ja wat is-er joh’. Er volgde in de media zelfs een officiële waarschuwing die een verdere aftakeling van kinderstemmen moest voorkomen: ‘Het overspannen gebruik van de stembanden bij het nabootsen van het Ome-Joop-geluid veroorzaakt stembandverdikking en vocht op de stembanden. Dat leidt tot heesheid, schorheid en vermoeidheid van de stembanden en tenslotte ook tot afwijkingen die niet meer verdwijnen.’Ga naar eind4. Waar de woorden van De Leeuw nu enorm in de mode zijn, daar zijn de meeste uitdrukkingen van Van Kooten en De Bie en die van André van Duin al jaren geleden in onbruik geraakt. Net zoals vele andere gevleugelde woorden is overkomen, zijn ze als eendagsvliegen een stille dood gestorven en werden ze in het dagelijks gebruik verdrongen door nieuwe uitdrukkingen. De praktijk wijst uit dat de mate waarin een gevleugelde uitdrukking gebruikt wordt, zelden op een hoog niveau gehandhaafd blijft. Taal is tijdgebonden; ieder decennium kent zijn eigen veel gebruikte uitdrukkingen. | |
Massamedia en herhalingDe massamedia spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van een taal. Veel gehanteerde uitspraken en neologismen zijn eigenlijk allemaal verspreid via radio, televisie of geluidsdrager. Theater alleen is, door het relatief kleine aantal toeschouwers dat bereikt wordt, duidelijk niet sterk genoeg; de gebruiksfrequentie van de woorden blijft hier te lang te laag om gevleugeld te kunnen worden. Als gevolg hiervan kwam de stroom gevleugelde uitdrukkingen, afkomstig van humoristen, pas goed op gang in de jaren vijftig, vanaf het moment dat het zeer sterke medium televisie ingeburgerd raakte. Herhaaldelijk gebruik in de massamedia vergroot de kans nog meer dat een bepaalde uitdrukking wordt opgenomen in de dagelijkse taal. ‘Hallo Boppers!’ was ongetwijfeld niet bijgezet in de uitvoerige lijst van gevleugelde woorden van radio en televisie - die cabaret-en mediakenner Henk van Gelder in 1993 onder de titel Aju ParapluGa naar eind5. in boekvorm publiceerde - als de uitdrukking niet om de haverklap op tv herhaald was, niet op cd was gezet en niet was afgedrukt op t-shirts. Voordat Nederland massaal overschakelde op het gebruik van ‘Hallo Boppers!’ maakte Paul de Leeuw er dus eerst zelf een standaarduitdrukking van. Buiten het feit dat het de populariteit en de onthoudbaarheid ten goede komt, is herhaling een belangrijk element in het komische. Vele humortheoretici hebben hier in de loop der jaren op gewezen en zonder al te veel moeite is inderdaad voor te stellen dat eenmalig gebruik van het woord reeds niet snel als leuk ervaren wordt, terwijl herhaaldelijk gebruik ervan wel meteen leuk is. Met het doel een lach te oogsten passen cabaretiers en andere humoristen de techniek van de herhaling veelvuldig toe in hun theaterprogramma's. Zo is het mogelijk dat ze gevleugelde uitdrukkingen creëren die tenminste een avond, en in sommige gevallen iets langer, meegaan. Zo maakt Freek de Jonge volop gebruik van de herhaling in zijn voorstellingen. In het Neerlands Hoop-programma Plankenkoorts, dat De Jonge in 1972 samen met Bram Vermeulen speelde, kwamen: ‘Ik verzin ze waar u bijzit’ en ‘Zo zou ik nog wel uren door kunnen gaan’ te pas en te onpas terug. In De Komiek uit 1980 werd de zinsnede ‘Niet leuk bedoeld maar mooi meegenomen’ een running gag, doordat De Jonge er steeds weer mee op de proppen kwam. Freek de Jonge wees in Neerlands Hoop Express (1973) zelf overigens letterlijk op de komische kracht van de herhaling: ‘Ook heel leuk is altijd race-eend... race-eend... race-eend... race-eend... race-eend. Als je maar lang genoeg volhoudt, wordt het vanzelf leuk.’ Cabaretiers grijpen in sommige gevallen terug naar bestaande, bij een groot publiek bekende, uitdrukkingen. Karin Bloemen maakte in haar theatershow Bosje Bloemen | |
[pagina 73]
| |
(1989) een grap over Ien Dales, waarvan de clou bestond uit een indertijd populaire uitdrukking, afkomstig uit een commercial van Mc Donalds: Laatst zag ik Ien Dales lachend uit een Mc Donalds komen. Ik vroeg: ‘Waarom lacht u?’, waarop Dales antwoordde: ‘Hij zei meneer tegen me’. Freek de Jonge gebruikte dezelfde zin een klein jaar eerder in een grap over de incesttaferelen van de clown uit Oude Pekela: Weet je uiteindelijk wie het gedaan heeft? Ronald Mc Donald. Ja. ‘Je moet aan het rietje zuigen, komt er een milkshake uit’, dat schijnt-ie gezegd te hebben. Ja, ja, ja. Er was geen sprake van kinderporno, ‘want’, zeiden de kinderen, ‘hij zei meneer tegen me.’ (vilt De Ontlading, 1988) Mede dankzij de inspanningen van Jack Spijkerman werd ook de kreet ‘dat zullen we nog wel eens zien’ van De Jonge (uit De Pretentie, 1988), gevleugeld. Spijkerman liet De Jonges fragment met zeer grote regelmaat horen in zijn radioprogramma De Steen en Been Show. En Paul de Leeuw haalt momenteel grif de veel gestelde vraag uit het RTL-ochtendprogramma Koffietijd aan: ‘hij/zij drinkt zijn/haar koffie...?’ en hij viert in de huid van Bob de Rooy triomfen met de door Wim Bosboom geïntroduceerde zin: ‘Dat wilde ik even kwijt’. Waarbij wel vermeld moet worden dat deze laatste zin pas is opgenomen in het alledaagse taalgebruik sinds De Leeuw hem wekelijks herhaalt in zijn goed bekeken televisie-programma De Schreeuw van De Leeuw. De door humoristen gelanceerde woorden die in de loop der tijd gevleugeld raakten, zijn over het algemeen zeer eenvoudig. Ze zijn niet filosofisch getint en bevatten absolute waarheden noch wijsheden, zoals vaak wel het geval is bij andere, veel aangehaalde uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden. Heel gewone woorden en zinsconstructies als ‘pizza’, ‘effe wachten’ (André van Duin), ‘dat ben ik dus’, ‘ik word niet goed’, ‘waar heb dat nou voor nodig?’, ‘reeds’ (Dolf Brouwers alias Sjef van Oekel), ‘kent u die uitdrukking?’, ‘smakelijke voortzetting’ (Paul Haenen als ds Gremdaat), of een kreet als ‘tjakka’ (Youp van 't Hek) kunnen al voldoende zijn om in aanmerking te komen voor een hoge notering in de lijst van gevleugelde uitdrukkingen. | |
Neologismen van humoristenAls je dat doemdenken niet tot basis maakt van je hele doen en laten en van heel je wereldbeschouwing, dan kun je de zaak beter schudden.Ga naar eind6. Naast de introductie van nieuwe uitdrukkingen zijn er aan de breinen van Nederlandse humoristen ook behoorlijk wat nieuwe woorden en zegswijzen ontsproten die gebruikstaal werden, al is het wel zo dat ze in aantal achterblijven bij gevleugelde uitdrukkingen. Met sommige van die nieuwe woorden zijn wij inmiddels zelfs zo vertrouwd geraakt dat de bron ons hogelijk verbaast. Kees van Kooten en Wim de Bie dienen in het hoofdstuk ‘neologismen van humoristen’ wederom een eervolle vermelding te krijgen. De mannen, die niet zonder reden van Ivo de Wijs het predikaat ‘woordkunstenaars’Ga naar eind7. meekregen, zijn namelijk de geestelijke vaders van vele nieuwe woorden, waaronder bekende en minder bekende voorbeelden: ‘doemdenken’, ‘demonstructiefilms’, ‘regelneef’, ‘schrijpende voorbeelden van krommunicatie’ (met als variatie op hetzelfde thema onder meer: ‘hommunicatie’, ‘mommunicatie’, ‘verdommunicatie’, ‘verstommunicatie’ en ‘sodommunicatie’). De opsomming eindigt voorlopig met ‘preferendum’, een exemplaar uit de nieuwste reeks televisieprogramma's van Van Kooten en De Bie. Het woord regelneef werd overigens met bronvermelding en al opgenomen in diverse edities van het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal van Van Dale. Een goede zaak, want zo staat de grote inventiviteit van de beide televisiecolumnisten tenminste zwart op wit in een gerespecteerd naslagwerk. Hetzelfde had ook moeten gebeuren met het woord gekte dat in het begin van de jaren zeventig bedacht werd door Wim T. Schippers voor de Haché-show. Door de oorsprong van dit woord achterwege te laten | |
[pagina 74]
| |
Youp van 't Hek (foto: Jan Swinkels)
| |
[pagina 75]
| |
krijgt Schippers van Van Dale helaas niet de eer die hem toekomt. De samenstellers van het woordenboek van Van Dale verantwoorden in de inleiding bij de twaalfde herziene druk dat een neologisme bij hen alleen wordt opgenomen nadat het woord bewezen heeft over levenskracht te beschikken. Kaf en koren uit de immer bewegende Nederlandse taal worden van elkaar gescheiden door alleen die woorden op te nemen die drie jaar lang frequent voor zijn gekomen over het hele taalgebied.Ga naar eind8. Woorden die buiten de selectie-criteria van Van Dale vallen, hebben nog kans een plek te vinden in de diverse woordenboeken die het specifieke taalgebruik vastleggen van kleinere groepen (zoals studenten, jongeren en families) en kleinere tijdsperioden (zoals de Golfoorlog). Neologismen worden over het algemeen ingevoerd om praktische redenen. In een maatschappij waar de techniek en de ethiek veranderen, verandert de taal mee. Het aan het eind van de negentiende eeuw ontwikkelde motorrijtuig op drie of meer wielen kreeg de naam automobiel (later verkort tot auto) en het woord gekkenhuis werd vervangen door psychiatrische inrichting. Met name bij dichters, columnisten en cabaretiers spelen niet zozeer praktische als wel esthetische, expressieve en humoristische motieven een rol bij de introductie van nieuwe woorden. Waar de taal niet toereikend is, wordt deze uitgebreid.Ga naar eind9. Neologismen ontstaan in de meeste gevallen door afleiding, vervorming of samenstelling van reeds voorkomende woorden, door een betekenisverschuiving van een bestaand woord of door ontlening uit andere talen. Nieuwvorming zonder deze technieken is veel schaarser. ‘Epibreren’ van Simon Carmiggelt, stammend uit 1954, is hiervan een zeer bekend, maar daarom niet minder mooi voorbeeld. Jack Spijkerman werd, zoals hij het zelf noemt, ‘misschien onbewust genspireerd door Carmiggelt’Ga naar eind10. toen hij in zijn Radio-3-programma De Steen en Been Show diverse mensen confronteerde met vreemdzinnige telefoongesprekken, die grotendeels gevuld waren met onzinnige woorden. Nederland werd tijdenlang op dinsdagmiddag tussen twaalf en twee geteisterd door de geniale nonsens van Spijkerman en hoorde inhoudelijk diepgaande gesprekken over de ‘geloofsremonanties’ van Spijkermans vrouw, de aftrekbaarheid van ‘drevelkneipers’, ‘disselende yoghurt’, een ruwharige ‘carmot’ met zes poten, het verzekeren van ‘kluunwapsen’, het ‘uitbrezen’ van een biertap, kapotte ‘beeldbeklijvers’, ‘borcheltjes’ (die gemaakt zijn van kunststof omdat je ze anders niet kunt ‘brensen’) en opgestikte ‘blufbroeken’ met ‘vooropgezet kruis’ en aan de zijkant van die ‘opgelegde patsers’.Ga naar eind11. Andere recente voorbeelden van neologismen zijn bijvoorbeeld te vinden bij Youp van 't Hek en Lenette van Dongen. Laatstgenoemde lanceert in haar huidige theaterprogramma Mag het wat zachter - de door eindrijm en alliteratie bijzonder lekker bekkende woorden - ‘zweefteef’, ‘leedmagneet’ en ‘schaamscheerslaaf’. Van een geheel andere orde is het woord ‘wereldintermanagementconsultancycongres’ dat Van Dongen in het lied ‘Ed kom in bed’Ga naar eind12. ten gehore brengt. Deze techniek van woorden achter elkaar plakken past Youp van 't Hek ook geregeld toe zoals mag blijken uit: ‘middenstands-handen-uit-de-mouwen-type’ (uit Hond op het ijs, 1987) en ‘ruiten-even-uit-de-plooirok’ (uit de Oudejaarsconference van 1989). Youp van 't Hek wendt opvallend veel neologismen aan in zijn uitgebreide scheldpartijen. Hij spuwt zijn gal over ‘kunstgrastrutten’, ‘Nijenrodegladjakkers’ (Hond op het ijs), ‘broekrokkenteven’ en ‘vuile gluiptijgers’ (Ergens in de verte, 1993). In zijn Oudejaarsconference van 1989 doet Van 't Hek zelfs de suggestie Deetman in te voeren als scheldwoord: Ik vind ook dat Deetman vanaf morgen een officieel scheldwoord mag worden, echt waar. Als je iemand een beetje een lul vindt, dan roep je: ‘Hé joh, Deetman’ of, als je heel laat je geld krijgt zeg je: ‘Dat is me toch een Deetman zeg.’ Op die manier. En ik vind ook als iemand je Deetman noemt dan mag je meteen naar de rechter, onmiddellijk.Ga naar eind13. Van 't Heks voorstel heeft het nooit gehaald. Deetman ruilde niet lang daarna zijn ministerspost op onderwijs in voor de minder in | |
[pagina 76]
| |
het oog springende functie van voorzitter van de Tweede Kamer. Heeft de grap van Youp van 't Hek hier wellicht iets mee te maken? |
|