Bzzlletin. Jaargang 23
(1993-1994)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Adriaan van der Hoeven
| |
[pagina 98]
| |
verpest haar goede verhouding met haar vriend. Ze praten wel, zelfs zoveel dat ze er op den duur wanhopig van worden. Er is geen oplossing en ondanks alle goede wil blijft er een kloof van niet begrijpen tussen beiden. ‘Beiden gebruikten hun eigen woorden, twee mensen die net leerden praten.’Ga naar eind2. De broer van Saara lijkt het prototype van de zwijgers en fanatici van Carpelan (‘“Kut,” antwoordde Seppo met zijn bek vol balkenbrij.’ Wat er resteert zijn vloeken). | |
HardheidNatuurlijk gaat het er niet om hier aan te tonen dat de Finnen zwijgen als ze niet vloeken of dat ze langs elkaar heen praten als ze iets zeggen. Dat is een universeel probleem, een menselijk tekort. Het gaat erom, dat er in de moderne Finse literatuur een tendens is, waarin dit tekort niet alleen in de inhoud, maar ook in de vorm tot uiting komt. Het is een proza dat vaak kort is, tamelijk nonchalant over schokkende gebeurtenissen gaat, emoties geen kans lijkt te willen geven en daardoor een harde indruk maakt. Karig is. Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld Rosa Liksom met haar soms ultrakorte schetsen. Daar tref je fragmenten als de volgende aan: ‘Matti zei geen woord. Pakte zijn wanten en muts van de oven en ging naar buiten. Hij had meer dan twee weken niets gezegd. (...) Hij controleerde drie keer of de strop hield, smeet zijn muts kwaad op de grond, legde de lus om zijn nek, nam een aanloopje en sprong. Hij was meteen dood. Het lichaam was al bevroren toen Elli het na het journaal vond.’ Dit zijn fragmenten van teksten die niet veel langer zijn dan een bladzijde. Soms bestaat de hele tekst uit niet meer dan enkele zinnen: ‘Zodra ze de pasgeborene uit de verloskamer hadden gehaald, zei de man tegen zijn bezwete en uitgeputte vrouw dat hij wilde scheiden. Ze keek verrast op en staarde hem lange tijd aan. Toen zuchtte ze zwak en vroeg haar man zijn beslissing uit te stellen tot ze thuis was. Hij verklaarde zijn haast met te zeggen dat hij niet wilde meemaken dat zijn vrouw en de baby in een taxi voor hun flat zouden komen aanrijden, de fineerhouten deur van de smalle lift zouden openen, naar de derde etage zouden gaan en de deur zouden openen van het appartement waar ze samen gewoond hadden. Zijn vrouw begreep wat hij bedoelde, omdat zij de gedachte ook weerzinwekkend vond.’ | |
Literatuur van het kwaadIn de jaren tachtig meenden de critici een nieuwe richting in het Finse proza te ontwaren. Ze gebruikten daarvoor de omschrijving Literatuur van het Kwaad. Natuurlijk gold die karakteristiek slechts een beperkt gedeelte van wat er aan boeken verscheen. Annika Idströms Mijn broer Sebastiaan (in 1987 in het Nederlands verschenen) werd steevast geciteerd in dit verband. En inderdaad, het is geen rustgevend verhaal dat ze vertelt. De hoofdpersoon is een kind met de scherpe blik van een volwassene dat zijn moeder terroriseert, haar voor zichzelf opeist. Hij ziet haarscherp hoe mensen met elkaar omgaan, en vooral hoe de machtsfactor doorslaggevend is. Eigenlijk is er geen sprake van gesprekken tussen mensen, maar van het uitdelen en opvolgen van bevelen. Tussen kinde- | |
[pagina 99]
| |
ren wordt dat nog schrijnender zichtbaar dan bij volwassenen. Maar bij al het beschreven kwaad ging het er toch steeds om iets te laten zien van de achtergronden, de wortels ervan bloot te leggen. Te begrijpen. In zoverre kan men het zien als een variant van het traditionele realisme dat hier een weerspiegeling is van een gemechaniseerde, gebureaucratiseerde en onpersoonlijke wereld. Men kan het zien als een psychologische roman. Idströms wereld is niet zo realistisch dat hij al zijn geheimen prijsgeeft. Iets van het wezenlijk onverklaarbare blijft bestaan. Maar weer betreft dit met name de inhoud. De stijl is - zeker bij Idström - niet karig.
A Kavioja, ‘Seurasaari’ (1989). In tijden van schaarste mengden de Finnen vroeger gemalen boomschors door hun meel en bakten daar hun brood van. Soms was het meel er nauwelijks in terug te vinden
| |
[pagina 100]
| |
In twee opzichten lijkt er in het Finse proza van nu een verscherping te zijn opgetreden. Allereerst heeft men het kennelijk opgegeven naar verklaringen te zoeken. Wat rest zijn observerende, behavioristische verhalen. De personen leggen zich onverschillig bij het onvermijdelijke neer. De onpersoonlijke werkelijkheid heeft hen versteend. ‘Paavo kwam het eerst naar buiten, hij was de oudste van de broers. De smid zat bij het café met een flesje bier aan zijn mond. Het dansen was nog niet begonnen. Paavo liep de trap van het café op en zijn jongere broer Martti kwam achter hem aan. De smid ging staan, nam een pistool uit zijn jaszak en schoot Paavo daar op de trap neer. Martti probeerde om te keren, maar de smid raakte hem bij de deur. Het feest ging die avond niet door. We gingen op de fiets naar huis.’ Dit schreef Juha Seppälä vorig jaar en zijn stijl is rotsachtig genoemd, uitgebeend. De verwantschap met Liksom is opvallend. Daarin zit de tweede verscherping in vergelijking met de kwaadschrijvers van tien jaar geleden. De stijl heeft de inhoud gevolgd, is hard en karig geworden. Onvermijdelijk dringen zich Carpelans woorden weer op; zijn de Finnen inderdaad nog steeds zwijgers en fanatici? In Wereldmozaïek, een encyclopedie van alle landen en volken uit 1979, stond dat de Finnen het gewelddadigste volk van Europa zijn. Ter illustratie volgde er: ‘Het favoriete wapen is de puukko, de gebogen dolk van de boeren en de jagers. En degene die een Fin uitdaagt, ziet zich geconfronteerd met een man die zijn puukko trekt en vraagt: “Hoeveel centimeter wil je ervan?”’. Nou is overdrijven een kunst, maar als men het Yearbook of Nordic Statistics 1993 bekijkt, blijkt dat er in 1991 in Finland (met een bevolking van 5 miljoen) 152 (bij de politie geregistreerde) moorden zijn gepleegd, tegen in Denemarken (ook zo'n 5 miljoen inwoners) 68, in Noorwegen (ruim 4 miljoen inwoners) 38 en in Zweden 141, maar daar wonen meer dan 8,5 miljoen mensen. Helemaal uit de lucht gegrepen is de bewering van het Wereldmozaïek dus niet. Mij is bijgebleven een krantebericht van enige jaren geleden, waarin melding gemaakt werd van een drama in een bejaardentehuis, waar een door drank en kaartspel verhitte bejaarde een medebewoner neerstak en een aantal anderen door de gangen met zijn puukko achtervolgde. Dit gewelddadige komt terug in het proza van Liksom: ‘Dat er bij zo'n figuur zo weinig voor nodig was om de pijp uit te gaan. Als ik zo weinig aan het leven gehecht was geweest, was ik al aan de borst gestorven. Ik heb zo het een en ander meegemaakt, maar hij stierf door een zielige en onnauwkeurige steek.’ | |
RomantiekNu is literatuur geen werkelijkheid en van de werkelijkheid vraag je je soms af of het geen literatuur is, en dat is iets wat ook geldt voor dit harde, karige proza van een aantal jonge Finse schrijvers. Is de beschrijving van dat geweld, van die menselijke hardheid eigenlijk wel realisme en daarmee een ultiem vervolg op de eerdere literatuur van het kwaad? Het ligt voor de hand en men zou er eventueel aan kunnen toevoegen dat het een door de televisie gegenereerd proza is. Misschien is dit laatste ook waar, maar dat houdt niet vanzelfsprekend in, dat dit realisme inderdaad ook realistisch is. Het lijkt meer een karikatuur van de werkelijkheid, een parodie waaruit alle schakeringen en nuances zijn verdwenen en waar slechts extremen resten. Eigenlijk doet het nog het meest denken aan de manier waarop sprookjes de wereld beschrijven: óók in scherpe tegenstellingen en óók met allerlei gruwelijkheden in een zwart-wit wereld die men voor kennisgeving aanneemt. Roodkapje en haar grootmoeder worden opgegeten, de wolf opengesneden en met stenen gevuld, waarna Roodkapje en haar oma met de jager gezellig nog een tijdje om de tafel zitten. Wroeten in het waarom is er niet bij; het kwaad is een gegeven. Zo is het ook in het Finse proza, waarin het einde overigens zelden doet denken aan een sprookje. Waar het om gaat, is dat die verhalen geen | |
[pagina 101]
| |
realisme zijn en zo ook niet gelezen kunnen worden zonder ze ernstig tekort te doen. In feite gaat het om beschrijvingen van een andere werkelijkheid, een fantastische werkelijkheid. Die wereld vol geweld, die in bepaalde opzichten zo doet denken aan de echte wereld, is uiteindelijk een wijkplaats. De samenleving is zo voorgeprogrammeerd, zo geregeld, dat het leven er ondraaglijk wordt. Men moet er uit. In die zin zijn deze auteurs in wezen romantici die vluchten in een wereld van geweld, waar alle regels met voeten worden getreden en goed en kwaad in hun tegendeel verkeren. Het is de romantiek van het wilde westen. In Finland ligt dat wilde westen niet zo ver in het verleden en het is of de Finnen er iedere zomer naar terugkeren als ze zich massaal uit de steden naar hun zomerhuisjes en sauna's aan de oevers van de meren haasten. De strijd met de weerbarstige natuurlijke omstandigheden is er nooit helemaal gewonnen. Wat in het moderne proza naar voren komt, is een transformatie van die strijd tegen de natuur naar de verstedelijkte, vervreemdende moderne samenleving. Een van de dit jaar bekroonde jonge schrijvers, Tomi Kontio, woont zijn hele leven al in de voorsteden van Helsinki en zegt daarover in een interview: ‘De mensen zijn hier niet gaan wonen als het gevolg van een natuurlijke ontwikkeling, maar hier is in snel tempo een groot aantal woningen uit de grond gestampt, en nog tamelijk slechte woningen ook. Ze zijn nu al in verval. En toch is de natuur hier ook. Deze omgeving, een betonnen jungle middenin de natuur, weerspiegelt zich in de gedachtenwereld van mijn generatie. Het heeft zeker ook mijn manier van schrijven en manier van vormgeven aan de wereld beïnvloed.’ De voorbije wereld, het harmonieuze natuurlijke bestaan, is eigenlijk nog vlakbij. | |
Negentigers en vijftigersIs het toeval dat juist de jongste generatie verwijst naar de vijftigers, zoals Paavo Haavikko, als inspirators? De Finse vijftigers waren modernisten die zich afzetten tegen het realisme en een nieuwe taal probeerden te scheppen, die geschikt zou zijn voor de nieuwe werkelijkheid, die na de nachtmerrie van de Tweede Wereldoorlog zou voldoen. Al het overbodige werd weggesneden, geen overtollige bijzinnen, geen decoratieve bijvoeglijke naamwoorden, maar de enkelvoudige zin, de kracht van het zelfstandig naamwoord moest weer het startpunt zijn voor de literaire taal. Alhoewel de poëzie in deze vernieuwing de toon zette, biedt juist het modernistische proza opvallende aanknopingspunten met het huidige. Niet vanwege de inhoud, in dat opzicht lijken de vijftigers het tegendeel van de negentigers; de inhoud is soms nauwelijks zichtbaar. Als Antti Hyry bijvoorbeeld schrijft over het maken van een put (met dynamiet moet er een gat in de rotsbodem worden gemaakt), dan schrijft hij over het maken van een put, over wat er nodig is, hoe het in zijn werk gaat. Zo onopvallend lijken de beschreven gebeurtenissen, dat de lezer zich kan afvragen waarom in godsnaam een schrijver over zoiets schrijft. Het is zo realistisch dat het een karikatuur van de werkelijkheid lijkt, wat Hyry onverwacht toch ook in dit opzicht met Seppälä of Liksom verbindt. Maar meer nog is het de stijl die op een zekere overeenkomst wijst. Elke exuberantie is afwezig bij de vijftigers en de omschrijving karig is heel goed van toepassing. Karig in de betekenis van streven naar de essentie. Nu is dit een karakterisering, die opvallend genoeg in het algemeen voor het Fins (en voor het Zweeds dat in Finland gesproken wordt) opgaat. Dat is het resultaat van linguïstisch onderzoek naar communicatiestrategieën. Men heeft het Zweeds dat in Finland gesproken wordt vergeleken met het in Zweden gesproken Zweeds en ontdekt dat onder invloed van het Fins het Finlandzweeds is gaan afwijken. Het komt erop neer dat men in Finland kariger is met woorden. Ze gebruiken minder woordjes die niet veel betekenen, maar het taalverkeer wat versoepelen, ze zijn minder direct, wat formeler, minder complimenteus en pessimistischer. De Finnen zijn, als je op hun taalgebruik mag afgaan, eerder geneigd een negatief antwoord op een vraag | |
[pagina 102]
| |
te verwachten dan de Zweden. Daar komt dan voor het Fins nog bij, dat die taal geen lidwoorden kent en dat de meeste persoonlijke voornaamwoorden weggelaten kunnen worden. Geen de, het, een, ik, jij wij en jullie. Hier kan nog aan toegevoegd worden, dat het woord voor hij en zij hetzelfde is. Dat karigheidsgehalte is onvertaalbaar.
A. Edelfelt, illustratie (ca. 1898) bij J.L Runebergs ‘Fänrik Ståls Sägner’ (1848), dat begint met wat nu het volkslied is. Daarin worden onder meer de armoede en harde natuurlijke omstandigheden in Finland beschreven, die evenwel juist een bron voor vaderlandsliefde vormen
| |
VerlangenIn 1989 verscheen er een debuut onder de titel Een elektrisch verlicht huis. De auteur was Petter Sairanen en hij werd meteen vergeleken met Antti Hyry en Paavo Haavikko; niet vanwege de inhoud, want de roman zou een ecoroman genoemd kunnen worden. | |
[pagina 103]
| |
Nee, het was met name de stijl die de critici tot deze constatering brachten. Een soberheid en een laconieke soort rechtstreeksheid die weldadig aandoen. Sairanen laat geen mensen vermoord of neergestoken worden. Het ergste in het verhaal is dat de ik-figuur zijn geliefde kwijtraakt en dat zijn hond doodgaat, dat wil zeggen, eigenlijk is het ergste dat de wereld verpest wordt, de natuur opgeofferd wordt aan het ijdele streven van de mens. Maar dat is onpersoonlijk, wordt daarom minder snel als eigen leed gevoeld, maar is des te typerender voor deze tijd. De ik is verliefd op een meisje dat Umur heet. Hij rijdt honderden kilometers om haar te zien, maar als hij haar dan ontmoet, zegt ze in het bijzijn van haar vrienden: ‘“Dit is een leuke jongen, hij zegt maar steeds dat hij van me houdt, moet je je voorstellen, hij zegt van mij te houden.” Ik sta daar met de mond vol tanden. Dan zegt Umur twee keer, dat ik op moet donderen.’ Daarmee is het niet afgelopen; de ik-figuur is vasthoudend en ze wonen een tijd samen op een afgelegen plek middenin de natuur. Zo is het ideaal dat hij voor ogen heeft gerealiseerd, maar dan moeten ze weg uit het huis - of eigenlijk een blokhut - waar ze wonen: - Wat is er? ... We vinden wel een nieuw onderkomen. Hij kan ons er niet zomaar uitgooien voordat we iets nieuws hebben gevonden. Meer woorden worden er tussen hen in het boek eigenlijk niet gewisseld. Meer woorden hebben geen zin. Het is een zeer romantische roman. Umur blijft de onbereikbare geliefde, en ook het harmonieuze, natuurlijke leven ver weg van de consumptiemaatschappij blijft in hoofdzaak verlangen. Wat rest is de ongelijke strijd van de wanhopige enkeling tegen de sluipende vernietiging van het milieu.
Het mooie van Een elektrisch verlicht huis is dat het zo goed een aantal tendensen van de huidige Finse literatuur in zich verenigt. De karigheid, het zwijgen, het verlangen. Het sprak al uit Carpelan's woorden. Maar zoals alle schrijvers, is ook Carpelan een orakel. En een orakel onthult vaker dan de waarheid de gewenste waarheid, het vooroordeel. Pas als de lezer ervaart dat het grote rijk dat hij te gronde zou richten het zijne is, zoals Croesus tot zijn schade merkte nadat hij in 547 v.C. de Halys was overgetrokken, ziet hij de diepere waarheid van het orakel. We moeten dus op onze hoede zijn. Is dat zwijgen waar Axel het over had een tekort? Is die soberheid een gebrek? Zijn de Finnen met andere woorden gevoelsarm? Hier dreigt een vooroordeel als de waarheid van het orakel gezien te gaan worden: dit is namelijk juist niet het geval. De manier waarop emoties onder woorden worden gebracht, zegt niets over de intensiteit ervan. Hoe minder woorden er gebruikt worden, des te meer spanning is er in samengebald. Carpelan laat het Axel omgekeerd formuleren: ‘Hoe vaker een woord wordt gebruikt, des te meer het verwatert’. Misschien ligt hier een verklaring voor de gewelddadigheid in het nieuwste proza (en de werkelijkheid): de spanning wordt te groot en zoekt een uitweg, is niet langer beheersbaar. Kortzichtig een waarheid toekennen aan het orakel zou ook in dit geval schadelijk kunnen zijn. Maar hoe een dergelijke kortzichtigheid ook gestraft wordt, het leidt daarna in ieder geval tot een verdiept inzicht. Want daar is het orakels - en de literatuur - om te doen. |