Bzzlletin. Jaargang 23
(1993-1994)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Janke Klok
| |
[pagina 31]
| |
eeuw die besloot auteur te worden, toont Køltzow tevens haar eigen wordingsgeschiedenis als schrijfster. ‘Het huis waarin Amalie opgroeide ligt nog steeds aan het eind van de Cort Piilsteeg, maar het is een beetje ingezakt, het heeft zijn rug gekromd, het is oud geworden, toen was het een huis op stand. Vandaag staan er altijd een paar auto's voor de deur geparkeerd, als je de gele rozen wilt bewonderen, de rode muur en de oude lindeboom, moet je de verkeersborden voor lief nemen. | |
De biografieboom in het literaire landschapDe vermenging van een biografie met een autobiografie waarvoor Køltzow heeft gekozen mag bijzonder genoemd worden; met de keuze van het biografische genre neemt Køltzow binnen de Noorse literatuur geen bijzondere positie in. Veel meer Noorse auteurs geven levensbeschrijvingen van collega-auteurs. Sinds 1988 verschenen tussen de vijftien en twintig biografieën van de hand van hedendaagse auteurs - geen korte biografische schetsen, maar lijvige boekwerken die meer als regel dan als uitzondering 400-500 bladzijden beslaan. Tekenend voor de ontwikkeling is, dat in een onlangs verschenen Noorse literatuurgeschiedenisGa naar eind4. bij de presentatie van de oeuvres van een aantal auteurs die vanaf het midden van de jaren zestig debuteerden, een nieuw kopje staat opgenomen: dat van de biografie. In de bijna duizend jaar literatuur die op de daaraan voorafgaande 600 pagina's wordt besproken, duikt het genre welgeteld twee maal op: Nini Roll Anker schreef een biografie over Sigrid UndsetGa naar eind5. en Halldis Moren Vesaas over haar vader SvenGa naar eind6.. Dat betekent niet dat de literaire biografie tot het eind van de jaren tachtig van deze eeuw een onbekend verschijnsel in de literatuur was. De illustere voorgangers van de moderne biografen waren de middeleeuwse skalden, die overigens nog steeds worden gelezen, zij het in een moderne vertaling. De skalden waren hofdichters met een in de toenmalige samenleving zeer vooraanstaande positie, die in opdracht van de talloze Oudnoorse vorsten en hoofdmannen over de belangrijke, dikwijls dramatische gebeurtenissen in hun levens en over hun heldendaden schreven. Dit deden ze in lyrische vorm, de skaldenpoëzie en in proza, de saga's. Deze opdracht resulteerde echter niet altijd in een genuanceerd portret of objectieve levensbeschrijving van de vorst. Desalniettemin worden de skaldengedichten, die aan strenge vormregels waren gebonden, als historisch tamelijk betrouwbaar gezien en behalve over heldendaden, werden er ook genealogische gedichten gemaakt waarin hele stambomen werden uitgetekend. | |
[pagina 32]
| |
Geschiedenis als sleutel tot de kunstDe middeleeuwse hofdichters brengen me bij een zeer bijzondere loot aan de welig tierende biografieboom in Noorwegen, geschreven door een moderne hofdichter, en dat is het boek Medaljens forside. En roman om Aker (De voorkant van de medaille. Een roman over Aker, 1990), van de bekende schrijver Dag Solstad. In opdracht van Karl Glad, president-directeur van Noorwegens oudste staalindustrie die had verzonnen dat hij het Noorse volk een boek wilde vereren over het begin van de moderne industrie in Noorwegen, schreef Solstad de geschiedenis van Aker Mekaniske Verksted, de oudste scheepswerf van Noorwegen. De term industriebiografie wordt door de auteur zelf geïntroduceerd en is illustratief voor het project dat Solstad in zijn uit drie delen bestaande en met vele authentieke foto's geïllustreerde werk heeft gelegd: de beschrijving van het leven van een fabriek, van een industrieGa naar eind7.. Solstad noemt zijn boek echter zoals we zagen niet alleen een industriebiografie, maar ook ‘een roman over Aker’ en geeft het de titel De voorkant van de medaille. Hij laat ermee zien dat hij met zijn industriebiografie slechts één van meerdere mogelijke geschiedenissen van die industrie heeft geschreven.
In een tijd waarin ons (post)moderne denken historische objectiviteit heeft uitgesloten en geschiedschrijving heeft veranderd van het verzamelen van objectieve feiten in de constructie van een historische betekenis, lijkt de biograaf zijn rol als geschiedschrijver - van oudsher wordt de biografie als oudste genre van de historiografie gezienGa naar eind8. - te hebben uitgespeeld. Aan de andere kant zien we bij auteurs die kampen met een malaise in het romangenre een fascinatie voor de geschiedenis. Een fascinatie die door Køltzow in het eerder genoemde artikel met zoveel woorden wordt uitgesproken. Een fascinatie die zich daarnaast prachtig laat illustreren aan de hand van twee fragmenten uit de roman Roman 87 (1987) van dezelfde Dag Solstad. ‘Een psycholoog eist van ons dat we of onze eigen weg gaan, of ons aan hem onderwerpen. Ik ga dus mijn eigen weg. Ik ga naar de geschiedenis. Hoewel het niet mijn bedoeling is een auteur met zijn roman-personage te verwisselen, maken deze overpeinzingen van de ik-figuur in Solstads Roman 1987, een leraar geschiedenis in het Noorse provinciestadje Lillehammer, een overstap van de roman naar een biografische tekst op zijn zachtst gezegd niet onwaarschijnlijk. Net als Køltzow lijkt ook Solstad en met hen vele andere hedendaagse auteurs de sleutel tot een rechtvaardiging van het eigen bestaan, tot een nieuwe beleving van de werkelijkheid, tot het kunnen scheppen van kunst, in de geschiedenis te zoeken. Een herontdekking van het biografische genre lijkt | |
[pagina 33]
| |
daarmee voor een aantal auteurs het antwoord te vormen op de vraag waar het met de hedendaagse roman naar toe moetGa naar eind9.. Maar er is meer aan de hand. | |
Kunst als sleutel tot de geschiedenisDe voorkant van de medaille was de titel van de industriebiografie en roman over een scheepswerf. Net als de geschiedenis van de werf een voorkant, een achterkant en ongetwijfeld nog meer kanten heeft, zo heeft ook de moderne literaire biografieGa naar eind10. vele gezichten. Niet voor niets noemt Solstad zijn industriebiografie tevens een roman. Hij is niet de enige die dat doet. De literaire biografie in Scandinavië - met name in Denemarken en Zweden - laat nog een ander gezicht zien, dat van de roman, of misschien beter gezegd de vie romancée. De Deense auteur Henrik Stangerup noemt de door hem geschreven vie romancées romanbiografieën. Hij introduceert de term in een essay in het boek Livsformer. Otte bidrag om biografi (Levensvormen. Acht bijdragen over biografie), dat, evenals het artikel van Køltzow, in 1988 verscheen. In deze antologie zijn acht essays bijeen gebracht waarin bekende auteurs van biografieën hebben voldaan aan het verzoek om de wordingsgeschiedenis van de door hen geschreven auteursbiografie te beschrijven. De samensteller van de antologie Keld Zeruneith, zelf biograaf van verschillende Deense auteurs, spreekt in zijn voorwoord van een trend van ‘baanbrekende biografieën’. Hij laat de trend beginnen in 1981, het jaar dat eerder genoemde Henrik Stangerup zijn ook in het Nederlands vertaalde Vejen til Lagoa Santa (De weg naar Lagoa Santa) uitgeeftGa naar eind11.. In deze romanbiografie doet Stangerup op prachtige wijze het verhaal van de reis van de natuuronderzoeker Peter Wilhelm Lund, die Brazilië ecologisch in kaart bracht. Biografieën zijn niet langer levensgeschiedenissen, maar een levensgeschiedenis wordt gegoten in de vorm van een roman. Soms om te benadrukken dat ook een levensgeschiedenis niets anders is dan fictie, zoals in het geval van Stangerup. De vraag of de beschreven historische werkelijkheid ook de ‘ware’ historische werkelijkheid is, is voor hem niet langer relevant. Soms echter omdat de auteur door de romanvorm dichter bij de werkelijkheid, de waarheid denkt te komen, dan door te kiezen voor een ‘gewone’ biografie. Een prachtig voorbeeld hiervan is de roman Edith van de Zweedse auteur Ernst Brunner. In 1985 had Brunner zijn dissertatie over de Zweedstalige Finse auteur Edith Södergran (1892-1923) geschreven. Met de roman Edith die in 1992 verscheen, werd echter duidelijk dat het materiaal hem niet had losgelaten. Brunner is letterlijk in de huid van de figuur Södergran gekropen en schreef het verhaal van Edith in de ik-vorm. Hij is niet de enige, die het verhaal in zijn romanbiografie door een ik-figuur laat vertellen. Zoals de titel van zijn boek al aangeeft: Mitt namn skall vara Stig Dagerman (Mijn naam zal Stig Dagerman zijn, 1993) koos ook Björn Ranelid in zijn roman over de Zweedse auteur | |
[pagina 34]
| |
Stig Dagerman voor een vertelling in de ik-vorm. Recensenten lijken het de auteur Ranelid haast kwalijk te nemen dat hij gedachten van Dagerman en zijn eigen interpretaties en overwegingen op deze wijze met elkaar heeft verbonden. ‘Een aanpak die absoluut niet zonder gevaren is, niet voor Ranelid en niet voor Dagerman - maar wat kan de laatste er aan doen?’Ga naar eind12.. Dagerman leefde van 1923 tot 1954.
Een derde variant van de romanbiografie, is die waarin fictieve personages in de geschiedenis van het beschreven leven optreden. Zo laat de Zweedse Sigrid Combüchen in haar ook in het Nederlands vertaalde roman Byron het levensverhaal van George Gordon Lord Byron (1788-1824) vertellen door zes fictieve ‘byronisten’, die in hun zes presentaties van de auteur telkens een historische figuur (Byrons half-zuster, Mary Shelley) een ontmoeting met Byron laten hebben. ‘Hun namen, beroepen en persoonlijkheden - zelfs hun aantal - is het enige dat onverdeelde fictie is in dit verhaal. Al het andere is mijn aandeel in het verhaal over Lord Byron.’Ga naar eind13. In haar essay ‘De biografische dimensie’Ga naar eind14. gaat dezelfde Combüchen nader in op de aardigheden en eigenaardigheden van deze literaire hybride, zoals ze de gefictionaliseerde biografie noemt, die volgens haar een van de meest opvallende internationale literaire trends van de jaren tachtig is. Ze geeft er tevens een prachtige vergelijking voor haar eigen werk met de biografieroman Byron, dat in totaal acht jaren in beslag nam. ‘[...] ontdekte ik dat het steeds weer opnieuw beginnen en steeds weer opnieuw interpreteren van het geheel me deed denken aan het werk van een hond met zijn kluif. Iedereen die wel eens een hond met een bot bezig heeft gezien, weet dat hij er eerst al het eetbare afkluift. De rest wordt begraven, of “ingemaakt” zou je kunnen zeggen. Na gepaste tijd onderzoekt het beest wat de bacterieflora heeft bewerkstelligt. Als het hem niet goed toe lijkt, wordt het bot weer begraven en de procedure wordt herhaald tot hij het resultaat acceptabel vindt.’Ga naar eind15. Combüchen zegt het nog op een andere manier. Een goede biograaf keert volgens haar telkens naar de feiten terug. Maar pas nadat deze feiten in verschillende verfbaden van interpretatie hebben gelegen. ‘De waarheid is het beste dat een gefictionaliseerde biografie te bieden heeft, maar die waarheid moet wel op het scherp van de dichtkunst hebben gelegen.’Ga naar eind16. Kunst als sleutel tot de geschiedenis, in plaats van geschiedenis als sleutel tot de kunst. In 1988 lijkt Køltzow de roman te hebben afgezworen en te hebben gekozen voor de levensgeschiedenis. In 1990 besluit Combüchen haar essay over de biografische dimensie met de conclusie dat het ‘bouwwerk van de roman’ in onze gefragmenteerde tijd de gemeenschappelijke noemer is van al die biografieën die in de jaren tachtig in Scandinavië verschenen.
Kan de romanbiografie in zijn verst doorgevoerde vorm, volgens de criteria die aan het genre gesteld worden, nog als een biografische tekst worden opgevat? Zoveel is duide- | |
[pagina 35]
| |
lijk, de recensenten hebben het er bij het schrijven van hun kritieken af en toe moeilijk mee, zijn in verwarring en weten niet goed meer wat ze nu moeten recenseren: een roman of een biografie. | |
Pijnzones, die met veel smart weer worden opengeretenIn veel gevallen blijkt het schrijven van een biografie - in welke vorm dan ook - een bijzonder pijnlijk proces. Zeruneith gaat in zijn inleiding in op de ‘infernorapporten’ die de ‘nieuwe biografieroman’ blijkens de wordingsgeschiedenissen voor hun auteurs zijn: ‘Biografieën zijn pijnzones, die met veel smart weer worden opengereten’. Of zoals Henrik Stangerup het verwoordt: ‘Mijn manier was, dat ik als roman-auteur de twee personen waarover ik heb geschreven ben geworden, door middel van onbedoelde crisissen en toestanden van trance; of iets minder plechtig gezegd: door me helemaal in de persoon in te leven, wat iets heel anders is dan sympathie voor hen te voelen.’Ga naar eind17. De essays in Livsformer. Otte bidrag om biografi maken duidelijk dat de auteurs zich op veelal pijnlijke wijze hebben vereenzelvigd met het onderwerp en dat in alle biografieën ook een duidelijke autobiografische motivatie is te vinden.
Ten slotte noem ik een derde biografie-vorm waar auteurs mee experimenteren: de presentatie van een onnoemelijke hoeveelheid aan (triviale) feiten, vanuit de idee dat alleen op die manier de werkelijkheid van de geportretteerde kan worden gereconstrueerd. ‘“Ik heb de Nobelprijs gekregen,” zei Sigrid Undset over haar breiwerk gebogen, terwijl ze met haar man Svarstad die op die dinsdag 13 november 1928 toevallig ook op Bjerkebaek was, koffie zat te drinken. Marthea Mortenstuen had haar zojuist aan de telefoon geroepen en daar had ze het nieuws gehoord. [...] Het duurde niet lang voor het felicitaties regende, haar beste vrienden kwamen langs, sterke drank had inmiddels de glaasjes sherry afgelost en er kwamen zoveel bloemen dat Bjerkebaek wel een kapel leek, zei Svarstad.’ (p. 229) Het fragment is afkomstig uit het boek Menneskes hjerter. Sigrid Undset - en livshistorie (In het hart van de mensen. Sigrid Undset - een levensgeschiedenis, 1993). In deze biografie doet de biograaf Tordis Ørjasaeter haar best om het feitenmateriaal ontleend aan artikelen, boeken en brieven van Undset en gesprekken met mensen die Undset gekend hebben, niet te interpreteren. In haar voorwoord zegt Ørjasaeter dat ze zo door de levensgeschiedenis en de gedachtenwereld van Undset werd gegrepen, dat ze over Undsets leven wilde berichten zoals deze dat zelf moest hebben beleefd. Het betekende voor de auteur dat ze geen literatuurwetenschappelijke analyse van Undsets werk en geen persoonlijke bespiegelingen op gebeurtenissen in Undsets leven wilde geven. Dat Ørjasaeter alleen al door haar selectie van het materiaal en de | |
[pagina 36]
| |
presentatie ervan in een chronologisch kader toch een sturende kracht achter haar biografie is, laat ze daarbij buiten beschouwing. Getuige besprekingen van haar biografie is ze ten dele in haar opzet geslaagd: ‘Ørjasaeters biografie ontbeert een algemene doelstelling, dat wat het - in de terminologie van Barthes - tot een literair werk had kunnen maken. Tegelijkertijd biedt haar fragmentatie de lezer de mogelijkheid om zelf meer te lezen (of te schrijven), de mogelijkheid om in alle citaten een eigen samenhang te vinden.’Ga naar eind18. Het lijkt alsof een groep auteurs in Scandinavië op het kruispunt van twee wegen terecht is gekomen: het failliet van de roman leidt naar de biografie (de weg van de geschiedenis naar de kunst) en de beperkingen van de biografie leiden naar de romanbiografie (de weg van de kunst naar de geschiedenis). In het voorafgaande heb ik besproken hoe dit tot een verweving van beide genres leidt. Soms mondt dit uit in een symbiose van een biografie en een autobiografie, soms in een roman - of nauwkeuriger gezegd een romanbiografie - en soms in een biografie die niets anders wil zijn dan een verzameling ‘levensgegevens’. Het laat zien dat auteurs het genre biografie bijzonder ruim interpreteren en dat het gebruik van het biografische genre wordt gezien als een mogelijkheid om een heelheid te construeren, die men in louter fictieve teksten kennelijk niet kan bewerkstelligen. Blijft tot slot de vraag waarom Scandinavische auteurs zo'n aandacht voor hun literaire voorgangers hebben. Zijn hedendaagse Scandinavische auteurs op zoek naar hun identiteit door hun alter-ego te beschrijven? Misschien een aardige hypothese om aan een nadere studie te onderwerpen. Het is op zijn minst een mogelijke verklaring van hun drijfveren, want, om met de woorden van de Caribische auteur Maryse Condé te besluiten: ‘Een Europese schrijver als Marcel Proust doet in “A la recherche du temps perdu” ook niet anders dan zijn identiteit zoeken. Iedere schrijver probeert telkens opnieuw een antwoord te formuleren op de vraag “wie ben ik en hoe besta ik in de wereld?” Als hij het antwoord op die vraag heeft gevonden, kan hij wel ophouden met schrijven.’Ga naar eind19. |
|