Bzzlletin. Jaargang 23
(1993-1994)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Petra Broomans en Janke Klok
| |
[pagina 4]
| |
gegeven van de jonge Zweedse auteur Mare Kandre. Het werk van Kandre treedt zelf ook in dit nummer op door middel van een vertaald fragment uit haar roman Aliide, Aliide, een roman die centraal staat in haar oeuvre en die een vermomde autobiografische roman kan worden genoemd. Henk van der Liet maakt een analyse van de als autobiografisch gekenschetste roman Een lied van Afrika van Karen Blixen en laat zien dat het boek een vroeg voorbeeld is van de moderne literaire autobiografie waarin waarheid en fictie verstrengeld raken. De Finse Tapani Ritamäki ten slotte geeft een bespreking van de dit jaar in het Nederlands verschenen romanbiografie Axel van Bo Carpelan. Carpelans boek vertelt het fascinerende verhaal van het zwarte schaap Axel Carpelan, die ondanks zijn bijzondere vriendschap met de componist Sibelius en ondanks het feit dat hij een van de laatste engelen op aarde was, tot nu toe zelden in de annalen stond geboekstaafd.
‘Reizen’ is het sleutelwoord voor de volgende vier artikelen. Reizen in de ruimste zins des woords. Reizen als thema in de literatuur, beschrijvingen van reizen en de betekenis van reizen voor de thematiek van een auteur. Zo schrijven de Deense auteurs Poul Vad en Peer Hultberg, die gezamenlijk in een artikel worden besproken, indrukwekkende romans die als reisverhalen gekarakteriseerd worden. Over de reis van de middeleeuwse monnik Guillaume de Rubruk bijvoorbeeld of over de treinreis waarin de passagiers elkaar op Decameroneachtige wijze verhalen vertellen. Met de verhalen die langzamerhand ontsporen en de grenzen van tijd en ruimte overschrijden, sluit Poul Vad aan bij een vaak als Zuid-Amerikaans benoemde fantastische verteltraditie. In de roman Byen og Verden maakt Peer Hultberg de reis terug naar de stad van zijn jeugd en wordt de lezer meegevoerd ‘in de besloten werelden van in meer of mindere mate verwrongen en ontspoorde levens’. Voor de Zweedse auteur en zeeman Harry Martinson, die in 1974 samen met Eyvind Johnson de Nobelprijs voor literatuur ontving, kwam zijn reislust voort uit een innerlijke dwang. Alan Swanson signaleert aan de hand van zijn analyse van het werk van Martinson een verschuiving in Harry Martinsons ‘eigen perceptie van de betekenis van het reizen, weg van een klassiek verkennen van nieuwe mogelijkheden, naar een donker aftasten van de uiteinden van het menselijk lot’. In het artikel ‘Grensovergangen’ wordt een introductie gegeven van de Noorse bellettrist Tove Nilsen, die zelf speciaal voor dit nummer een essay schreef. In het essay van Nilsen - dat evenals dat van de Finse journalist Tapani Ritamäki een voorbeeld is van reizen in de zin van internationale literaire betrekkingen - gaat ze in op het wordingsproces en de thematiek van haar meest recente roman Het hongerige oog. Deze roman die aan de oppervlakte verhaalt van de wederwaardigheden van een ‘zwarte ontdekkingsreiziger’ - een in onze tijd hoogst actueel onderwerp - blijkt bij nadere beschouwing heel andere processen te beschrijven.
Religie en erotiek is het volgende thema, dat zichzelf op grond van drie artikelen over de Noorse Herbjørg Wassmo, de Zweedse Jonas Gardell en de Finse Edith Södergran aandiende. De oeuvres van rasverteller Wassmo, het enfant terrible Gardell en de jong gestorven, tot veler verbeelding sprekende, Zweedstalige Södergran bevatten uiteraard meer dan religie en erotiek. De drie auteurs exploiteren op heel eigen wijze de grenzen van het toelaatbare, toelaatbaar voor God en de mens. Dina, de hoofdpersoon van het fascinerende boek van Wassmo, schrijft haar eigen Boek van Dina, een van de boeken die in het Oude Testament zijn overgeslagen. Gardells droom is, zo ontlokten Ron Schiffelers en Harry Vaatstra hem in een gesprek in Stockholm, nog eens met een engel te vrijen. Met zijn romans en zijn performances als carbaretier daagt hij de dubbele Christenmoraal uit. In het artikel over Edith Södergran illustreert Jytte Kronig met een aantal vertalingen van haar gedichten de ontwikkeling van Södergrans gods- en liefdesbeleving. De beschrijving van de relatie tot en de verschillen met haar zuster in de kunst, Hagar Olsson, werpt een nieuw licht op het kleine, maar krachtige oeuvre van Edith Södergran. Met ‘minimaliteit en karigheid’, de trefwoor- | |
[pagina 5]
| |
den van de laatste twee artikelen, wordt het beeld van de niet-sprekende Scandinaaf misschien het dichtst benaderd. Maar de vorm waarin enkele Finse auteurs hun zwijgzaamheid gieten is van een alleszeggende grootsheid. De auteur van het artikel over het moderne proza in Finland, Adriaan van der Hoeven, laat Bo Carpelan een antwoord geven op het waarom van het door hem geconstateerde minimale gebruik van taal van veel Finse auteurs: ‘Hoe vaker een woord wordt gebruikt, des te meer het verwatert’. Naast de karigheid in woordgebruik valt op dat het Finse proza doordrenkt lijkt te zijn van het Kwaad, dat zich onder andere uit in gewelddadigheid. Een verklaring voor die gewelddadigheid zou volgens Van der Hoeven kunnen zijn dat ‘de spanning te groot wordt en een uitweg zoekt, niet langer beheersbaar is.’ Raker kan het nieuwe realisme in Scandinavië niet beschreven worden. In het artikel dat dit themanummer over literatuur van ‘de koude talen’ besluit, zet Lisette Keustermans opnieuw een genre in een Scandinavisch licht en geeft ze een overzicht van de laatste ontwikkelingen binnen de moderne poëzie. Keustermans' vertrekpunt is de Deense cultuurpaus Poul Borum die er zijn beroep van heeft gemaakt nieuw talent op te sporen. Zo was hij de eerste die de dichtkunst van de koningin van de Zweedse poëzie, Katarina Frostenson, onderkende. Haar artikel laat tevens zien - evenals het inleidend artikel over het moderne drama - hoe veelzijdig en omvangrijk het materiaal is, waarmee een Scandinavist werkt. En dat terwijl er met dit nummer nog maar een topje van de ijsberg zichtbaar is gemaakt. Naast de literaturen van Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden - hoewel het Fins geen Scandinavische taal is, vormt Finland wel een geografische en culturele eenheid met de andere Scandinavische landen - biedt het noorden van Europa meer interessants. De jonge literaturen van de Sami en de Inuit bijvoorbeeld, twee volkeren die nog maar sinds heel kort naast hun mondelinge literaire traditie ook een schriftelijke kennen. En niet te vergeten de literatuur van de Faeröer, het eilandenrijk met haar papegaaiduikers of de IJslandse literatuur, die de moeder van alle Scandinavische literaturen genoemd kan worden. In het bestek van 120 tijdschriftpagina's is niet alles mogelijk. Met deze kaleidoscoop van artikelen hebben we ingezoomd op de verschillende literaturen uit het noorden, de literatuur van de koude landen die geenszins een koude literatuur blijkt te zijn. ‘“Ik sloeg de blik op het Noorden.” Op het Noorden, mevrouw? Op het Noorden. Ik maakte kennis met de duivelse kinderen, de schrijvende zeemannen, de aardse engelen, niet-sprekende schrijvers en al die anderen. Een nieuwe wereld ging voor mij open: de wereld van de fantasie.’Ga naar eind3. |
|