[Nummer 216/217]
Voorwoord
Scandinavische literatuur, literatuur van de ‘koude talen’, kent in Nederland een interessante receptiegeschiedenis. Na een hausse van vertalingen eind vorige eeuw zien we in het interbellum een haast uitsluitende aandacht voor de zogenaamde boerenroman. Met name het oordeel van Menno ter Braak en de associaties met de ‘Blut und Boden’-literatuur, brachten een stilte teweeg in de verschijning van de Scandinavische literaturen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de Scandinavische literaturen meer en meer in de marginaliteit gedrongen. In de jaren zeventig en tachtig werd er opnieuw veel uit Denemarken, Noorwegen en Zweden vertaald, vooral literatuur die niet beantwoordde aan de stereotype trilogieën over zwijgzame families die in afgelegen bossen wonen. Het beeld van de zwaarmoedige relatie- en gezinsdrama's bleef desondanks hardnekkig voortleven. Toch wordt er in de Scandinavische literatuur niet méér geweend dan in de Nederlandse literatuur, wellicht wordt er minder gesproken.
De gastredactie, Petra Broomans en Janke Klok (Rijksuniversiteit Groningen), stelde een themanummer samen waarin ze wil laten zien hoe de verschillende Scandinavische literaturen doortrokken zijn van gloedvolle passie, zwarte humor en blauwe weemoed. Maar daarvan niet alleen. Ook lichtvoetige ironie, aardse engelen en een voortdurende vernieuwingsdrang kenmerken het werk van Deense, Finse, Noorse en Zweedse auteurs.
De redactie.