| |
| |
| |
Jean Pierre Rawie
Nederig handwerk
Over het vertalen van poëzie
Dit is een weinig meeslepend onderwerp. Waar er al weinig mensen zijn die zich bij een dichter iets kunnen voorstellen, spreekt een vertaler van poëzie zo mogelijk nog minder tot de verbeelding. Er zijn waarschijnlijk nogal wat romans en verhalen met een dichter als protagonist (ook omdat veel prozaschrijvers teleurgestelde dichters zijn - en andersom), maar ik ken zo uit mijn hoofd maar één werk uit de wereldliteratuur waarin een poëzievertaler optreedt: ik doel hier op de makelaar Gosch uit Buddenbrooks, over wie in de stad het gerucht gaat dat hij de complete Lope de Vega verduitst. (Overigens een typisch voorbeeld van de humor van Thomas Mann: niet al zijn lezers zullen weten dat Lope als de grootste veelschrijver uit de Europese letteren geldt.) Deze Gosch is een aandoenlijke zonderling, die na bij een speculatie flink te hebben verloren, op het medeleven van zijn stadgenoten reageert met: ‘Ach, mein Freund, uomo non educato dal dolore riman sempre bambino!’. ‘Das verstand man nicht,’ gaat Mann verder, ‘war es etwa von Lope de Vega?’. Eigenlijk geeft dit de positie van de poëzievertaler in de samenleving treffend weer. Wat bezielt iemand zich zulk een ondankbare taak te stellen?
‘De wereld der professionele poëzievertalers is nog benepener dan die van de rest der letterknechten, en dat wil wat zeggen.’
Voor we daar op in gaan, moeten we onderscheiden tussen dichters die af en toe een gedicht vertalen (en dat doen de meeste van tijd tot tijd) en de beroepsvertalers. Voor deze laatsten is het leven geen pretje. De wereld der professionele poëzievertalers is nog benepener dan die van de rest der letterknechten, en dat wil wat zeggen. Ze gaan met elkander om als bevriende mogendheden, maar onder de oppervlakte spelen zich vreselijke drama's af (de buitenwereld merkt daarvan alleen iets als er weer eens een rel is rond de toekenning van de Nijhoffprijs). Verder verkeer je voortdurend met de grootste voortbrengselen van de menselijke geest, maar de weerklank van je werk is miniem, want vertaalde poëzie wordt nog beroerder verkocht dan oorspronkelijke (natuurlijk zijn er uitzonderingen, zoals Jevgeni Onjegin van Poesjkin, en de Pessoa-editie van August Willemsen, maar de prachtige Codasjewitsj van Marko Fondse is bij eerste gelegenheid verramst, en zo gaat het meestal).
| |
Opinion chic
Met de dichter die wel eens een gedicht vertaalt, is het iets beter gesteld (en daar hebben we het nu verder over), al doet ook hij er verstandig aan zijn herdichtingen niet geïsoleerd uit te laten geven. Ik heb zelf sinds jaar en dag de gewoonte een aparte afdeling vertalingen in mijn bundels op te nemen, wat enerzijds het voordeel van een grotere verspreiding heeft, anderzijds de lezer (en criticus!) enigszins een idee geeft van de samenhang waarin ik mijn werk ge-
| |
| |
Jean Pierre Rawie tijdens zijn lezing aan de Rijksuniversiteit Groningen, 1993
(foto: Hans Vermeulen)
| |
| |
plaatst zou willen zien. Er is natuurlijk ook een nadeel aan verbonden, want er zijn altijd slechte menschen die je vertalingen gaan prijzen ten koste van het eigen werk (zoals de talkmaster Maarten 't Hart, die suggereerde dat hij mijn bundels uitsluitend kocht vanwege de vertalingen, terwijl iedereen weet dat hij helemaal geen bundels koopt, want dat kost geld).
Op een iets serieuzer niveau word je al snel geconfronteerd met de opinion chic dat poëzie per definitie onvertaalbaar is, omdat zij bij uitstek de diepste expressie van een bepaalde volksaard zou zijn (‘Zoals de Fransman zo onnavolgbaar zegt: Bonjour!’). Met deze ogenschijnlijk diepzinnige mening kunt u het in beschaafd gezelschap ver schoppen, maar het zal u verbazen dat het een tamelijk recente gedachte is, die stamt uit de vorige eeuw, toen men zich voor de volkspoëzie ging interesseren, en poëzie beschouwd werd als de uitdrukking van het ‘volkseigene’, van datgene wat uitsluitend zó in die taal gezegd kon worden. In de eeuwen daarvoor (in de Renaissance bijvoorbeeld) werd alles vertaald, en hoeveel theorieën men daar ook over had, die van de onvertaalbaarheid was er niet bij. Dat is een uitvinding van de Romantiek die, zoals veel uit die periode, meer kwaad dan goed gedaan heeft (ook de gedachte dat vertalen een wetenschap zou zijn, dateert van toen).
Hiertegenover kan men de uitspraak van Miguel de Unamuno stellen (en het zal u niet bevreemden dat ik dat van harte doe), die luidt: Todo verdadero poeta es traducible: ‘elke echte dichter is te vertalen’. Alleen, niet elk gedicht, en niet op elk gewenst moment. Soms moet een gedicht, of een dichter, lange tijd wachten voor er ergens iemand opstaat die de juiste toon treft (van voornoemde Poesjkin zijn anderhalve eeuw na zijn dood opeens zowel in het Engels als in het Nederlands goede versies verschenen), maar wat geeft dat? Een gedicht heeft de tijd, omdat het immers voor de eeuwigheid is geschreven.
| |
Dichterlijke vrijheid
Ik ontken natuurlijk niet dat er problemen optreden, die de aanhangers van de onvertaalbaarheidsgedachte gelijk zouden kunnen geven. Een voor iedereen begrijpelijk voorbeeld: in de Slavische en Romaanse talen is het woord voor ‘Dood’ vrouwelijk; in het algemeen geeft dat weinig narigheid, maar bij de personificatie, en dat gebeurt nogal eens in poëzie, zit je vast. Als een Rus bijvoorbeeld spreekt van ‘de voetstappen van de dood’, stelt hij zich daar een verleidelijk getrippel bij voor, terwijl het bij ons onvermijdelijk associaties met de Commendatore uit Don Giovanni oproept. Iets soortgelijks krijg je in de Italiaanse renaissance-dichtkunst, waarin de (mannelijke) Amore gepersonifieerd optreedt als vertrouwensman en alter ego van de dichter; dat is niet weer te geven met het (vrouwelijke) Liefde en al helemaal niet met dat bolle kereltje Amor. De enige oplossing is hier gelegen in wat ik in deze engere zin ‘dichterlijke vrijheid’ waag te noemen (je vertaalt, om met Rilke te spreken, niet vanuit het gedicht, maar naar het gedicht toe). De enige norm is ooit door Dante Gabriel Rossetti geformuleerd: A good poem should not be tumed into a bad one. Een andere opmerking die ik wel eens moet horen, betreft het vertalen uit verscheidene talen. ‘Hoe kun je zowel uit het Russisch als uit het Spaans of Roemeens poëzie vertalen, terwijl juist poëzie alleen ten volle te genieten is als je de taal door en door kent, wat hoogstens met één vreemde taal mogelijk is?’ Als dat zo zou zijn, zou het vertalen uit een dood idioom als Grieks of Latijn onmogelijk zijn. Natuurlijk zit er iets in, maar voor mij zijn sommige talen uitsluitend het voertuig voor poëzie, wat ook zijn voordelen heeft. Bovendien is het mijn ervaring, die ik tijdens mijn werkcolleges bevestigd zag, dat je wel degelijk
ontroerd kunt zijn door een tekst waarbij je af en toe naar het woordenboek moet grijpen. Dit is vanzelfsprekend geen pleidooi voor het slecht leren van een vreemde taal; het is niet de bedoeling dat je het Duitse Oh Mond, oh Mond! vertaalt met ‘O wereld, o wereld!’, zoals ik ooit gezien heb.
| |
Vrienden voor immer
Maar waarom vertaal je als dichter andermans werk? Natuurlijk om aan de gang
| |
| |
te blijven als de eigen produktie stokt, maar ook omdat sommige gedichten kennelijk vertaald willen worden; je leest immers niet al vertalend, sterker nog, als iemand je opeens vraagt wat dat of dat woord betekent, moet je nadenken. Maar soms vormt zich bij het lezen een rijmpaar dat met een rijmpaar in het vers dat je leest correspondeert, en vaak blijkt het hele gedicht dan vertaalbaar te zijn. Ik had dat in een gedicht van Eminescu, waarin de rijmen picuri (droppen) en plicuri (enveloppen) samenvielen.
U begrijpt dat volgens mij in een vertaling de vorm van het gedicht gerespecteerd dient te worden, al kun je je ogenschijnlijk geen grotere beperking opleggen. Toch is er ook op deze wijze een belangrijk aspect van vrijheid verbonden aan het vertalen van poëzie. Veel dingen die ik in eigen werk niet of slechts op ironische manier aan de orde zou durven stellen, kan ik kwijt in de weergave van gedichten die pathetischer of meer uitgesproken religieus zijn dan de mijne. De vertalingen horen bij mijn werk, en toch ook weer niet: een comfortabele situatie.
Het vertalen is de beste manier om een gedicht te leren kennen. Dit lijkt een open deur, maar ik heb gemerkt dat een middelmatig gedicht daarbij onverbiddelijk door de mand valt (ik was - lang geleden - nogal épris van de Franse symbolist Albert Samain, maar na een keer iets van hem vertaald te hebben, heb ik hem niet meer kunnen lezen) en, gelijk Horatius zegt: Mediocribus esse poetis non homines, non di, non concessere columnae. We zijn hier in een universiteitsgebouw.
De dichters die deze zwaarste test overleven, worden daarentegen vrienden voor immer. Voor mij zijn dat bijvoorbeeld de al eerder genoemde Lope de Vega (al ben ik niet van zins hem compleet te gaan vertalen, vreest niet), de Roemeen Mihai Eminescu en vooral de Russische dichter Alexandr Blok (1880-1921).
‘Veel dingen die ik in eigen werk niet of slechts op ironische manier aan de orde zou durven stellen, kan ik kwijt in de weergave van gedichten die pathetischer of meer uitgesproken religieus zijn dan de mijne.’
| |
Struikelblok
Van deze laatste zal ik u - om ook iets uit de praktijk te tonen - een voorbeeld geven. Het betreft een gedicht waarmee ik zeker twintig jaar heb rondgelopen, en dat in die tijd steeds meer een deel van mijzelf is geworden, hoewel ik het voor onvertaalbaar hield. Het zijn drie strofen van vier vijfvoetige, jambische regels met het rijmschema ABAB, afwisselend slepend en staand. Ik geef u eerst, met bloedend hart, een zo strikt mogelijke letterlijke vertaling:
Alles op aarde gaat dood - én moeder, én jeugd,
vrouw bedriegt, en vriend valt af.
Maar leer jij andere zoetheid te proeven,
jezelf beziend in koude en polaire kring.
Neem je boot, vaar naar verre pool
langs wanden uit ijs - en stil vergeet
hoe ze daar liefhadden, teloorgingen en worstelden...
En vergeet hartstochts gewezen land.
| |
| |
En aan huiveringen van langzame kou
onderricht je vermoeide ziel
opdat ze hier niets meer nodig zal hebben,
wanneer daarvandaan stralen zullen schieten.
Jean Pierre Rawie (foto: Chris van Houts)
Zo zie je eens te meer dat je nooit al vertalend leest: van de poëzie blijft weinig over. Om maar één voorbeeld te noemen: het Russisch kent geen lidwoorden, en het kost moeite ze hier weg te laten. In de jaren dat dit gedicht in mij rijpte, was het grote struikelblok (no pun) de eerste regel: Vsë na zemlé umrët - i matj, i mládostj. De regel moet een slepend rijm hebben, dus ‘jeugd’ viel af, en ‘moeder’ leidde tot niets. Door nu de bepaling ‘moeder, jeugd’ in het midden te zetten, lost men het probleem eenvoudig op, maar ik moest me daartoe eerst ‘bevrijden’ van het origineel. Dus: ‘Alles op aarde - moeder, jeugd - moet sterven’.
| |
| |
Een volgende lastige kwestie was de vierde regel, die zich eerst gewonnen gaf toen ik het woord ‘poolcirkel’ had losgelaten, en krug (kring) had geparafraseerd. Wie bezwaar heeft tegen het rijm ‘sterven/verwerven’, moet bedenken dat het Russische rijm mládostj/sládostj nog uitgekauwder is. De rest van het gedicht leverde toen geen grote moeilijkheden meer op, en gaf zelfs de mogelijkheid de malle anticlimax in de zevende regel weg te moffelen (dat is trouwens op het randje: je mag een gedicht niet te mooi maken in vertaling, niet mooier dan het is). De tijdsbepaling ‘op het eind’ in de laatste strofe, die u vergeefs zoekt in de letterlijke weergave, is niet louter om het rijm, maar ook terwille van de poëzie toegevoegd, en is te rechtvaardigen door de toekomende tijd van het werkwoord, die in de slotregel in het Nederlands een praesens is geworden. Het wordt dan:
Alles op aarde - moeder, jeugd - moet sterven,
je vrouw bedriegt je, je verliest je vriend.
Maar zoek een nieuwe zoetheid te verwerven,
het koude poolgebied rondom beziend.
Ga scheep, richt naar de verre pool de steven
langs wand na wand uit ijs - en stil, vergeet
wat ginds in haat en hartstocht is gebleven...
Vergeet het oude land van lief en leed.
En leer in huivering en trage koude
je uitgeputte ziel hoe op het eind
hier niets is wat haar vast zal kunnen houden,
wanneer het licht van gene zijde schijnt.
| |
Ootmoed
Als een vertaling zo goed lukt (en ik heb het gevoel dat dat hier gebeurd is), zou je kunnen zeggen - om het platonische beeld te hanteren - dat de dichter en de vertaler een blik hebben geworpen op hetzelfde oorspronkelijke gedicht, waarbij opvalt dat de vertaling uiteindelijk toch weer een echt Rawie-gedicht geworden is.
Indien ik, ten slotte, over het vertalen van poëzie spreek als ‘nederig handwerk’, bedoel ik handwerk slechts in de betekenis van het Griekse technè, dat immers zowel vaardigheid als kunst betekent, en die nederigheid is niet anders dan de ootmoed die elke dichter gevoelt tegenover het voltooide gedicht, dat hem (als het goed is) overtreft; een ootmoed die, zo is de dialectiek van de menselijke psyche, makkelijk in zijn tegendeel kan omslaan, maar daarover ging het hier niet.
Samenvatting van een lezing, gehouden in de Aula der Rijksuniversiteit Groningen, 25 november 1993
|
|