| |
| |
| |
Ivo de Wijs
‘Wat ik hier zing is akelig en naar’
Over de liedteksten van Jean Pierre Rawie
Iedereen in Groningen kent Koos Huizenga. Koos is de begaafde inrichter en rusteloze exploitant van beroemde Groningse cafés als De Vlaamse Reus, De Drie Gezusters en De Blauwe Engel. Toen Koos eind 1992 vijftig jaar werd, dichtte Jean Pierre Rawie o.a.:
Wanneer ik ooit het tijdelijke zegen
(de hoogste tijd die geen van ons vermijdt),
betreed ik, alle leed en strijd ontstegen,
des Heren eeuwige gelegenheid,
en kom daar Koos weer bij de tapkast tegen,
maar met het hemelsbrede onderscheid
dat er ons beiden niets meer is gelegen
aan laatste ronde of aan sluitingstijd.
De vijftigste verjaardag van Koos was een onbedaarlijk feest: de gehele Groningse noblesse (Henk Vonhoff, Hanneke Kappen, Imca Marina, Jacques J. d'Ancona, Driek van Wissen, Jean Pierre Rawie) beklom het podium om Koos te danken voor zijn kroegenketen, zijn radio-programma's én zijn gezang! Koos zingt immers en Koos zingt o.a. liedteksten van Jean Pierre Rawie: géén getoonzette verzen uit de Rawiedichtbundels, maar oorspronkelijk materiaal, door Jean Pierre in de late jaren '70 en vroege jaren '80 speciaal voor Koos geschreven en van muziek voorzien door Wouter de Koning, Koos' vaste begeleider.
| |
Dienstbaar
Koos Huizenga (foto: Hans Vermeulen)
Jean Pierre wordt niet graag herinnerd aan zijn liedteksten. Hij ziet ze als bijprodukten van zijn light verse-periode, een tijdvak dat hij liefst zou uitwissen. De bundel Kwade Trouw uit 1986 (herdrukt in Oude Gedichten) bevat drie zg. Liederen in opdracht (volgens het colofon geschreven voor radio-programma's van NOS en NCRV), maar verder heeft de dichter geen enkele liedtekst tot zijn gedrukte werken toegelaten. Bij de credits op de CD Koos 50 (een toegift bij het boek Koos dat verscheen bij Huizenga's 10e lustrum) komt de naam van Rawie niet voor: de dichter verschuilt zich daar achter het lelijkste pseudoniem dat hij bedenken kon: Luppo Klapp - en op de CD
| |
| |
De geur van gisteren (Het Geld Maakt Niet Gelukkig Ensemble, 1992) ontbreken zowel Jean Pierre als Luppo. Slechts minutieuze studie van de hoestekst maakt duidelijk dat de teksten die niet van Driek van Wissen zijn, aan Rawie moeten worden toegeschreven. Mijn oren deden de rest: thematiek en woordkeus lieten geen twijfel. Dat Klapp inderdaad Rawie is, valt te bewijzen door de gegevens bij de Hogelandster Ballade van L. Klapp (op CD Koos 50) te verbinden met de toelichting bij de CD De geur van gisteren die Rawie noemt als auteur van De ballade van het Hogeland.
Jean Pierre Rawie (foto: Chris van Houts)
Volgens kunstbroeder Van Wissen heeft Rawie in totaal ongeveer twintig liedteksten geschreven. Hier is een overzicht van de achterhaalbare helft:
| |
| |
1) | De Ballade van het Hogeland
(Op de CD: De geur van gisteren - zonder auteursnaam)
(Ook, als Hogelandster Ballade, op de CD Koos 50 - auteursnaam: L. Klapp) (Opname: 1977) |
2) | Duet
(Op de CD: De geur van gisteren - zonder auteursnaam) |
3) | De Liefde der Twee Papegaaien
(Op de CD Koos 50 - auteursnaam: L. Klapp) (Opname: 1981) |
4) | De Paardenschlager
(Op de CD Koos 50 - auteursnaam: L. Klapp) (Opname: 1981) |
5) | Het lied van Jan de Roos
(Op de CD Koos 50 - auteursnaam: L. Klapp) (Opname: 1983) |
6) | Zij was Gronings en hij was een Drent (Op de CD Koos 50 - auteursnaam: L. Klapp) (Opname: 1983) |
7) | Madenballade
(In de bundel: Kwade Trouw) (1986) |
8) | Mis
(Op de CD: De geur van gisteren - zonder auteursnaam) |
9) | Goed voorbeeld
(In de bundel: Kwade Trouw) (1986) |
10) | Het leven van een kunstenaar
(In de bundel: Kwade Trouw) (1986) |
Koos Huizenga was zijn zangcarrière begonnen als vertolker van smartelijke treurzangen als Hallo Bandoeng en Mammie waar ben je? en hij had geenszins de behoefte om cabaretier of opera-ster te worden, maar toen hij radio-programma's wilde maken voor Radio Noord en NCRV had hij wél elke week een nieuw lied nodig. Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie werden aan het schrijven gezet. Van Wissen schreef véél en gevarieerd, Rawie dichtte een aantal literaire levensliederen met een overzichtelijke couplet-refrein-structuur die goed aansloot bij de volkse balladen waarmee de gebronsde en Groningse stem van Koos van oudsher vertrouwd was. Jean Pierre maakte zich dienstbaar aan Koos, Wouter en orkest (bv. door geen sonnetten in te leveren en met mate te enjamberen), maar verloochende zich verder niet: er is vrijwel geen nummer waarin de dood niet om de hoek komt kijken.
| |
Wraak
De ballade van het Hogeland is een boerendrama van de eerste orde: een vrouw is getrouwd met een ‘beest van een kerel, een steenrijke boer van het Hogeland’, maar wordt verliefd op een ander:
‘Zij kwam uit Garnwerd en hij uit Uithuizen,
Ze hadden elkaar bij het kerkhof ontmoet.
Bij de eerste aanblik al wisten zij beiden
Dat ware liefde betaald wordt met bloed.’
En het bloed blijft niet lang uit. Het ‘beest’
zint op wraak en probeert de minnaar van zijn
echtgenote neer te schieten. De vrouw werpt
zich op het laatste moment voor de loop van
het moordwapen. En het refrein luidt:
‘Ach, ware liefde laat zich niet binden,
de hartstocht kent geen gebod en geen wet.
Ware liefde verblindt de beminden
en eenmaal verloren wordt niemand gered.’
Ook in Duet knalt een geweer. Het lied begint
met de zeer Rawiaanse klacht:
‘Ik mag op geen genezing hopen:
ik ben in ziel en zinnen ziek.
Wat ik van jou heb opgelopen,
geneest geen enkele kliniek.’
en eindigt met de moord op de trouweloze beminde. De Liefde der Twee Papegaaien behandelt de verknochtheid van de springlevende Lorre voor de opgezette Lorelei en De Paardenschlager (de woordspeling valt Rawie niet aan te rekenen) vertelt hoe een trouw schillenpaard viavia bij de lijmfabrikant belandt:
‘Al doe je het ook zo goed als je kunt,
het gaat altijd anders dan je verwacht.
Soms is je een levensavond gegund,
soms word je zonder genade geslacht.’
Net als bij De Liefde der Twee Papegaaien en De Paardenschlager kreeg de dichter de inspiratie voor Het Lied van Jan de Roos dwingend opgelegd: de tekst diende te passen bij de door Koos Huizenga bepaalde thematiek van een radio-uitzending. In een aflevering van het
| |
| |
programma ‘Ongehoord’ interviewde Koos een fictieve man die 's nachts op het kerkhof de stem van een reeds lang ontslapen Groningse stadszanger (Jan de Roos) meende te horen:
‘De wandelaar versnelt zijn pas
want eensklaps weet hij wat het was
- dit lied dat klonk van onder 't gras:
het lied van Jan de Roos.’
In Zij was Gronings en hij was een Drent voert Rawie twee verliefde trapeze-artiesten op die elkaar na een verbaal regionaal misverstand meesleuren in een dodelijke val:
Koos Huizenga op de Grote Markt (foto: John Stoel)
‘Ach, ware liefde voert slechts ten verderve.
Er gaat in de hartstocht steeds iets verkeerd.
Soms is het maar beter samen te sterven,
zoals ook deze geschiedenis leert.’
Het meest verwant aan het afgezworen light verse is de Madenballade, de enige liedtekst die ik de dichter vroeger wel eens op poëzie-avonden heb horen declameren. Door de morbide overdrijving lijkt de tekst zowaar een parodie op des dichters overige werk:
‘Er is nog heel wat leven ondergronds,
als wij tot slot voorgoed de ogen sluiten:
de maden lusten wel gehakt van ons,
zij kennen ons van binnen en van buiten.’
inclusief de voor een vocalist bijzonder bruikbare slotregels:
‘Wat ik hier zing is akelig en naar,
want allen wacht hetzelfde lot ten leste.
- Ook maden moeten leven weliswaar,
maar misschien is cremeren toch het
| |
Cabaretesk
In Mis blijft de dood buiten schot, maar van pais en vree is ook in dit lied geen sprake. Na een verboden en vergeefse liefde voor een mooie kerkgangster vervalt een jonge kapelaan tot krankzinnigheid - en het refrein concludeert:
‘Geloof, hoop, liefde, deze drie
die zaten hem in 't bloed,
maar wie de liefde doorheeft, die
weet ook wat liefde doet.’
Nog twee liederen te gaan. De tekst Goed voorbeeld is een mooi exempel van overstatement (met gloed beveelt de auteur een ouderwets en doodsaai huwelijksleven als het meest nastreefbare ideaal), maar bevat naast enkele sterke Rawie-regels toch voornamelijk voorspelbaarheid en cabaretteske snakerij: ‘Mijn opa was een man van daden:
| |
| |
bij de geringste sinecuur
of kleine twist sloeg hij zijn gade,
want hij sloeg graag een goed figuur.’
Ook Het leven van een kunstenaar, ten slotte, is een soort cabaret-nummer met een voor het genre kenmerkende omdraaiing: de overheid die op de kunsten bezuinigt, wordt niet gekapitteld, maar juist geprezen, want:
‘Het is toch door de eeuwen heen
de echte kunst gedijt alleen
- denk maar aan Rembrandt en Jan
Kommer en gebreken. Als een paal staat boven water dat althans de tekstdichter Rawie geen enkele poging gedaan heeft om aan kommer en gebreken te ontsnappen: hij heeft (ik heb het nagevraagd) zich noch onder zijn eigen naam noch onder die van Luppo Klapp laten registeren bij Buma, Stemra of Lira en alle auteursrechten op uitvoeringen en geluidsdragers (sorry, maar zo heet dat) zijn dientengevolge zijn giro voorbijgegaan. Dom hoor, maar misschien heel bevorderlijk voor de Ware Kunst en de Serieuze Poëzie.
| |
Knap
De achterhaalbare liedteksten van Rawie lezend en beluisterend dienen zich een aantal conclusies aan:
a) Koos Huizenga verdient een breder publiek. Ik weet geen tweede volkszanger die zich zo consequent bedient van literair materiaal. Ik blijf hopen dat de zich zo versnipperende Koos ooit de discipline zal opbrengen om een avondvullend, rondreizend recital ineen te steken met oud (en nieuw!) materiaal van Rawie en Van Wissen (en met composities en muzikale begeleiding van Wouter de Koning).
b) Rawie heeft zijn light verse-werk uit het raam gegooid. Ik vind dat jammer. Nog jammerder vind ik het dat hij in één moeite door zijn lyrics aan de stoeprand gezet heeft. Voor een kleine bundel met liedteksten (onder de titel Liedjes voor Koos of Groningse balladen of Luppo Klapp presenteert, ik noem maar wat) zou de dichter zich niet hoeven te generen. De toon van de liedteksten wijkt af van die van de serieuze, latere gedichten, maar vrijwel nergens is sprake van lolligheid of gedateerde woordspeleritis.
‘Als een paal staat boven water dat althans de tekstdichter Rawie geen enkele poging gedaan heeft om aan kommer en gebreken te ontsnappen.’
c) Volgens het boek Koos en volgens Groningse zegslieden was Rawie zelden op tijd klaar met zijn toegezegde teksten. Hij schreef ‘vaak in de kroeg op zeer late uren’ (Driek van Wissen) en hij moest ‘regelmatig uit zijn bed gebeld worden’ (Wouter de Koning). Het zal allemaal wel waar zijn, maar de bohème van Rawie is aan zijn werk niet af te zien c.q. te horen. Zijn teksten zitten knap in elkaar. De mini-drama's worden nergens larmoyant, de refreinen zijn muzikaal, clichés uit het smartlappen-arsenaal ontbreken en aan pakkende regels is geen gebrek. Oh ja, enige kritiek heb ik ook wel: Mis is wat te lang, het refrein van Duet acht ik aan de ondoorgrondelijke kant en de drie in Kwade Trouw opgenomen opdrachtliederen (zie ook boven) geven van de tekstdichter Rawie een te eenzijdig beeld.
| |
| |
Mijn kritiek zinkt echter in het niet bij mijn waardering (zie nogmaals boven). Kortom: wie een completer beeld wil hebben van de moderne universiteitscoryfee Rawie, moet beslist ook eens contact zoeken met de vroegere chansonschrijver.
d) (Geen conclusie, maar een aanbeveling.) In het boek Koos duikt Rawie tot mijn verbazing ook op als radio-reporter. In een uitzending rond het thema ‘de dood’ zwalkte de dichter in de gierende wind door macabere Groningse gehuchten als Valom en Doodstil, waar hij de dorpelingen bizarre vragen stelde. (Rawie tegen leedaanzegger: ‘Goede man, kunt u mij zeggen: hoe lang denkt u zelf nog te leven?’) Enfin, waar blijft de student Mediakunde of Mediavistiek (of hoe dat heten mag) die ons een breder beeld geeft van de dichter als verslaggever-te-velde.
e) Buma en Stemra moeten hoognodig hun registratie-, opsporings- en bemoedigings-afdelingen eens herzien. Beide organisaties beheren o.a. de Rechten van songschrijvers en de Rechten moeten hun loop hebben, zelfs als de Rechthebbende daar op dwarse Groningse wijze geheel anders over denkt.
Ten slotte (en gelukkig maar): verzen doodzwijgen wil een dichter nog wel eens lukken. Hij kan herdrukken tegenhouden, afzien van voordracht, Hans Warrens poëtische scheurkalender op een krachtig ‘nee’ tracteren, enz. Een lied echter valt niet te dood te zwijgen. Jean Pierre weerklinkt, waar Koos hem zingt. Da capo al fine.
Rawie mag niet aansprakelijk gesteld worden voor de interpunctie van de ongepubliceerde tekstfragmenten. Behoedzaam heb ik geprobeerd de omslachtige aanpak van de dichter te volgen.
‘Jean Pierre weerklinkt, waar Koos hem zingt.’
|
|