Bzzlletin. Jaargang 23
(1993-1994)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Els Jongeneel
| |
VervreemdingIn tegenstelling tot de literatuur van de existentialisten, die tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk de boventoon voert, en waarin de bewust kiezende, vrije mens in het middelpunt staat, de mens die zijn lot in eigen hand neemt en het stuurt waarheen hij wil, benadrukt de nouveau roman de onmacht en passiviteit van het individu. Door gebrek aan kennis is het individu van zijn omgeving vervreemd geraakt, en speelbal van de tijd geworden. Voor het omgaan met dit gemis wordt door de nouveau roman de kunst, meer in het bijzonder de literaire tekst, als ordenend principe naar voren geschoven. In navolging van Proust zetten de nouveaux romanciers stuk voor stuk de tekst in als troef tijdens de zoektocht naar de verloren tijd. Het schrijfproces, het gevecht met de taal die centimeter na centimeter het onbekende en vreemde moet verkennen en in kaart brengen (sinds Foucault is de metafoor van de ‘archeologie van de kennis’ populair in de Franse literaire kritiek), wordt dan ook in de nouveau roman in de schijnwerpers geplaatst. De lezer | |
[pagina 31]
| |
kijkt mee over de schouders van een of meerdere (meestal schrijvende) vertellers, hij wordt geconfronteerd met de tekst in wording. Schrijven, in de nouveau roman, kan worden vergeleken met een verkenningstocht die nooit ophoudt. De tekst ontwikkelt zich gewoonlijk vanuit het verschil van de varianten.
Claude Simon (foto: Jerry Bauer)
De nouveau roman kan worden gekarakteriseerd als ‘varianten-literatuur’ waarin het unieke model zoek is.Ga naar eind1. In plaats daarvan worden surrogaten aangedragen die het model moeten vervangen. De beschrijving van een object, van een personage of van een handeling, wordt meerdere malen herhaald of gevarieerd. Het verhaal valt uiteen in verschillende versies, als muzikale variaties op een thema. Hieruit resulteert een verhaallijn die onophoudelijk wordt onderbroken. De verteller geeft er blijk van, niet zeker te zijn van zijn zaak. Zijn pogingen om handelingen om te zetten in taal, betrekken de lezer bij het schrijfproces. In de vervanging van het unieke verhaal door varianten klinkt iets door van het pessimisme van het ‘postmoderne tijdperk’, dat de mens als onderworpene beschouwt aan de tirannie van de taal. Dit pessimisme is, paradoxaal genoeg, de uiterste consequentie van de beklemtoning, door de nouveau roman, van de tekstuele vorm als unieke therapie in het gevecht dat het individu levert met de vervreemding. | |
OorlogDe romans van Simon verwoorden duidelijk deze poëtica. De kunst brengt ordening aan in de verstikkende chaos van de | |
[pagina 32]
| |
Geschiedenis en geeft haar betekenis. Ook de kunst is echter onderworpen aan de ontbindende werking van de tijd. Desondanks neemt de auteur in iedere roman opnieuw de uitdaging van het gevecht met de tijd aan. Het aan de laat-19e eeuwse Duitse dichter Rilke ontleende opschrift van de roman Histoire (1967) geeft op treffende wijze deze spanning weer, die door het gehele oeuvre van Simon loopt: ‘Wij raken er onder bedolven. Wij ordenen het. Het valt uit elkaar. Wij ordenen het opnieuw en vallen zelf uiteen.’Ga naar eind2. ‘De kunst brengt ordening aan in de verstikkende chaos van de Geschiedenis en geeft haar betekenis.’ In Les Géorgiques wordt bijzonder duidelijk de ordenende functie van de literaire tektst getekend in het kader van de confrontatie tussen de verteller-schrijver en de Geschiedenis. Evenals in andere romans van Simon komt de ontbindende en vernietigende kracht van de tijd tot uitdrukking in het thema van de oorlog. De absurde oorlog die mensenlevens opslokt en de door de mens aangebrachte orde in het niets van de chaos doet verdwijnen, is exemplarisch voor de macht van de Geschiedenis die de mensheid in haar wurgende greep houdt. De macht van de tijd wordt nog eens extra benadrukt door het cyclische tijdsverloop dat tot uitdrukking komt in de drie intriges waaruit het verhaal is opgebouwd. In zijn voorafgaand werk past Simon ook vaak montage toe van verschillende verhaalstrengen, waaruit zich dan in de loop van de tekst een totaalbeeld kristalliseert (de familiekroniek is daarbij een dankbaar thema). In Les Géorgiques wordt het procédé echter op stringentere wijze toegepast, aangezien de intriges verder in de tijd van elkaar verwijderd zijn dan in andere teksten van Simon. De roman bestaat uit vijf genummerde delen, voorafgegaan door een curieuze beschrijving van een ets die twee atletische, naakte personages toont in een kaal vertrek. Het blijkt het portret te zijn van generaal L.S.M., één van de hoofpersonen uit de roman, in gezelschap van zijn secretaris. De thematiek die in de beschrijving van de tekening naar voren komt, de tegenstelling tussen de marmeren, versteende pose van de personages en de inkleuring van onderscheiden lichaamsdelen (waaronder de handen en het gezicht) die hun een aanblik van levende personages verleent, verwijst naar de tegenstelling tussen ‘leven/geschiedenis’ en ‘(tekstuele) weergave van de geschiedenis’, het hoofdthema van de roman. Van de vijf delen waaruit de roman is opgebouwd bestaan I, III en V uit gemonteerde, heterogene tekstfragmenten ontleend aan de drie afzonderlijke intriges. De delen II en IV zijn homogeen, zij hebben betrekking op één intrige. | |
Een smet in het familieregisterIn deel I maakt de lezer kennis met Jean-Pierre Lacombe Saint-M., een Frans opperbevelhebber van de artillerie in dienst van de Franse Republiek en later van keizer Napoleon. Tijdens zijn rusteloze expedities door Europa, van het ene slachtveld naar het andere, schrijft hij brieven aan de politieke hoogwaardigheidsbekleders om rekenschap af te leggen van zijn oorlogsstrategieën, en aan zijn vrouwelijke intendant Batti die zijn landgoed beheert, waarin hij haar opdrachten geeft over de bewerking van het land, en de verzorging van zijn paarden, van de gewassen en de bomen. Na 22 jaar in dienst te zijn geweest van het republikeinse leger trekt deze generaal zich terug op zijn landgoed, waar hij het laatste jaar van zijn leven sluit met het lezen van zijn verslagen en brieven. Bijna in de gehele roman wordt de generaal slechts met | |
[pagina 33]
| |
de initialen L.S.M. aangeduid, teken van de klandestiniteit die met het personage verbonden is: hij blijkt een smet te zijn in het familieregister, een koningsmoordenaar en een broedermoordenaar, die in 1792 voor de dood van Lodewijk XVI heeft gestemd, en later de wet heeft ondertekend die executie gelast van alle ‘émigrés’, de oorspronkelijk uit Frankrijk gevluchte royalisten, indien zij in bezit van een wapen door de republikeinse politie in Frankrijk worden aangetroffen - met deze wet tekent hij in feite het doodvonnis van zijn jongere broer Jean-Marie. De lotgevallen van L.S.M. worden in het eerste deel afgewisseld met fragmenten over een personage O. die zich eveneens in een oorlogssituatie bevindt, en door korte flitsen uit het leven van een cavalerist die in 1940 in de Maas- en Sambre-vallei in Noordoost-Frankrijk in een hinderlaag valt. | |
MontageIn deel II van de roman komt deze cavalerist uitgebreid in beeld. Veel van de gebeurtenissen die hier beschreven worden, verwijzen terug naar een eerdere roman van Simon, De weg naar Vlaanderen (La route des Flandres).Ga naar eind3. In deel III doemt de overkoepelende verhaalinstantie op die de drie intriges in de roman met elkaar verbindt. Een niet nader beschreven personage op leeftijd brengt een bezoek aan het vervallen landgoed van L.S.M. Uit het vervolg van de roman blijkt dat hij dezelfde persoon is als de cavalerist die in het tweede deel wordt beschreven, en nakomeling van L.S.M. Hij blijkt eveneens de verteller te zijn van de roman, die op zoek is naar het verleden, naar het leven van zijn voorvader L.S.M. en naar zijn eigen verleden waarin hij overeenkomsten ontdekt met de turbulente levensloop van de generaal. Evenals in andere romans van Simon wordt de verteller af en toe als schrijver opgevoerd, een verteller die boven zijn schrijftafel voor het raam (een veelbetekenende positie, meerdere malen in het oeuvre van Simon beschreven, die refereert aan de confrontatie tussen schrijver en wereld) worstelt met de reconstructie van het verleden. Hij is het die de tekstfragmenten monteert die betrekking hebben op het leven van de generaal (de verteller citeert uit het documentenregister van L.S.M. dat hij via zijn oom Charles in handen heeft gekregen), op zijn eigen oorlogservaringen en op de gebeurtenissen die het personage O. tijdens de Spaanse Burgeroorlog in 1937 meemaakt (de verteller baseert zijn beschrijving op een boek van O.). De beschrijving van het bezoek aan het huis van L.S.M. wordt afgewisseld met flash-backs uit de jeugd van de bezoeker. Hij herinnert zich zijn grootmoeder, het laatste familielid dat het kasteel bewoonde, zijn bezoek met haar aan de plaatselijke schouwburg, de gesprekken in zijn ouderlijk huis met zijn oom Charles over de familiekroniek. | |
Onoverbrugbare afstandDeel IV is het op het eerste gezicht meest uit de toon vallende hoofdstuk uit de roman. Het betreft een gedeeltelijke parafrase door de verteller van Homage to Catalonia (1938) van de Engelse auteur George Orwell, eerder in Les Géorgiques met O. aangeduid. In dit boek beschrijft Orwell zijn belevenissen aan het trotskistisch volksfront in Catalonië waarin hij in 1937 als vrijwilliger verzeild raakte en waar hij ternauwernoood aan de dood ontsnapte. Het betoog van Orwell is duidelijk door de verteller ‘ingekleurd’. De verteller legt de nadruk op de absurditeit van het oorlogsgeweld en op de onmogelijkheid om de gebeurtenissen weer te geven in taal: Misschien hoopt hij [Orwell] dat hij door zijn avontuur te beschrijven er een logische betekenis uit kan halen. In de eerste plaats zou het feit dat hij gebeurtenissen die elkaar in zijn herinnering op chaotische wijze verdringen of zich volgens gevoelsmatige prioriteiten aandienen, in hun chronologische volgorde op zal sommen, ze tot op zekere hoogte al moeten verklaren. Hij denkt misschien ook dat binnen die basisorde de verplichtingen van de syntactische constructie relaties van oorzaak en gevolg duidelijk tot uiting zullen doen komen.Ga naar eind4. | |
[pagina 34]
| |
Door de onoverbrugbare afstand te laten zien tussen tekst en gebeurtenis, tussen de orde en oorzakelijkheid aanbrengende taalconstructies en de chaotische strijd tussen de verschillende partijen waarin het toeval beslissend is, waarin iedereen ten slotte tegen iedereen vecht en het er voor de enkeling op aan komt te overleven, parodieert de verteller over het hoofd van Orwell heen zijn eigen tekst, zijn pogingen om onbeschrijfbare gebeurtenissen te beschrijven, om het gevecht van de mens met de dood, met de tijd te laten zien.
Deel V ten slotte van de roman presenteert de ontknoping van het mysterie rond L.S.M. Bij monde van zijn oom Charles bericht de verteller over de broer van L.S.M., de royalist Jean-Marie, die indertijd door de Republikeinse garde is geëxecuteerd. Oom Charles geeft de verteller het register met documenten van L.S.M. in handen. De verteller beschrijft de dood van L.S.M., de verminking van zijn lijk (een bewonderaar van de generaal besluit het hart uit het lichaam te laten halen om het in Parijs bij de oorlogshelden te laten bijzetten - deze militaire eer wordt echter geweigerd en het hart blijft in een potje op sterk water in de kast van de bewonderaar staan), en de vergruizing van zijn graf door een bulldozer. | |
Pessimistische visieLes Géorgiques is dus opgebouwd uit drie verhaallijnen met als hoofdthema de problematische relatie tussen mens en Geschiedenis, geconcretiseerd aan de hand van de absurde oorlog. In alle drie de verhalen is sprake van een schrijvende verteller, die voor het voetlicht wordt geplaatst of op de achtergrond aanwezig is. De drie verhalen worden gecoördineerd door de nakomeling van generaal L.S.M. De personages worden getoond, zoals al gezegd, in relatie tot de natuur, die evenals de mensheid, is onderworpen aan een terugkerende cyclus van groei, bloei en verval. De nauwe betrekking tussen mens en natuur in Les Géorgiques komt tot uitdrukking in het opschrift ontleend aan De Bekentenissen van Rousseau: ‘De klimaten, de jaargetijden, de geluiden, de kleuren, de duisternis, het licht, de elementen, de levensmiddelen, het lawaai, de stilte, de beweging, de rust, alles oefent invloed uit op ons organisme, en bijgevolg op onze ziel’. De verwijzing naar Rousseau (voorkeurschrijver van generaal L.S.M., naast Vergilius) is trouwens niet vrij van ironie. Door het gehele oeuvre van Simon speelt een polemiek tegen Rousseau, meer in het bijzonder tegen diens opvattingen over de harmonische relatie tussen mens en natuur. Wanneer Simon de mens in zijn ‘natuurlijke’ omgeving plaatst, benadrukt hij bijna altijd de dierlijkheid en verwording van de mens. De mens is niet koning van de natuur, integendeel, hij ondergaat dezelfde degeneratie die de natuur ten deel valt. De beschrijving van het rottende lichaam van Marianne in haar doodskist, de scène van de demente bewaker (‘aapmens’ wordt hij genoemd) die op handen en voeten op de grafzerk van Marianne staat in de stromende regen, de verwijzingen naar de dierlijkheid van | |
[pagina 35]
| |
het bestaan zoals de personages in oorlogstijd dit ervaren in hun gevecht om te overleven, het zijn voorbeelden van de pessimistische visie van Simon op het ‘terug naar de natuur’ van Rousseau. | |
LofzangHet meest duidelijk echter blijkt de verbintenis tussen mens en natuur uit de ambitieuze titel die Simon zijn roman heeft meegegeven, waarmee hij openlijk de dialoog aangaat met een andere, beroemde natuurkenner: de romeinse dichter Vergilius. Vergilius schrijft zijn didactisch-lyrisch dichtwerk Georgica omstreeks 29 v.Chr., waarschijnlijk hiertoe aangemoedigd door zijn vriend Maecenas (aan hem is het werk opgedragen), raadsman van keizer Augustus en beschermheer van de kunsten. Georgica is bedoeld ter ondersteuning van de agrarische politiek van Augustus, die erop gericht is de landbouw te stimuleren in het door oorlogen geteisterde romeinse platteland. Die doelstelling blijkt duidelijk in de vier zangen waaruit het dichtwerk is opgebouwd, waarin achtereenvolgens de akkerbouw, de boomkwekerij en de wijnbouw, de verzorging van het vee en van de paarden, en de bijenteelt ter sprake komen. De dichter die zich nadrukkelijk als de maker van de Bucolica en als de toekomstige auteur van de Aeneïs presenteert, wisselt lyrische passages en praktische raad af met korte beschouwingen waarin hij de verschrikkingen van de oorlog plaatst tegenover de vruchtbaarheid van de bewerkte grond en van de verzorgde kudde: Zoveel oorlogen worden er op aarde gevoerd, in zoveel verschillende gedaanten verschijnt de misdaad! De ploeg staat bij niemand meer in ere, de velden zijn overdekt met onkruid sinds de landbouwers zijn weggevoerd, en de gebogen snoeimessen worden tot harde zwaarden omgesmolten. (I)Ga naar eind5. O die landbouwers, al te gelukkig zijn ze, wanneer ze hun rijkdom beseffen! Ver van tweedracht en strijd verschaft hun allergulst de aarde zelf voedsel uit de bodem, dat ze maar voor 't grijpen hebben. (II) Tegelijkertijd bevatten deze voorschriften van de ter zake kundige dichter echter ook een lofzang op de poëzie. Het herhaaldelijk aanroepen door de dichter van de goden, de muzen en van Maecenas zelf, om hem te helpen bij het moeilijke werk, is niet louter dichterlijke conventie, maar wijst op een panegyriek. De vruchtbaarheid die Vergilius zijn volgzame lezers belooft, is in de grond van de zaak te danken aan zijn vaardige pen. Onmerkbaar mengen zich in de natuurbeschrijvingen voorspoedige oogst en dichterlijke roem, het vruchtbaar maken van de ruige natuur en het dichterlijk scheppen vanuit de trivialiteit van het onderwerp - paarden, schapen, geiten, bijen, treurwilgen en wijnstokken: ‘De vruchtbaarheid die Vergilius zijn volgzame lezers belooft, is in de grond van de zaak te danken aan zijn vaardige pen.’ Genoeg over het grote vee; de andere helft van het werk is nog over: hoe men wollige kudden en geiten drijft. Dit is een moeilijke opgave; hier, wakkere landlieden, valt op roem te rekenen! Ik weet heel goed, hoe moeilijk het is om dit in woorden te vatten en aan kleine zaken zo'n eer te | |
[pagina 36]
| |
geven; maar een zoete neiging sleurt mij mee over de verlaten steilten van de Parnassus; het verheugt mij bergruggen te betreden, waar vóór mij geen pad met glooiende helling naar de bron der Muzen leidde! (III) | |
Hoorn des overvloedsDe pen die ‘talrijke voorschriften [overgeleverd] van de ouden’ (I) in herinnering brengt, dient zich aan als een ‘hoorn des overvloeds’. Het is vooral deze thematiek van de met het schrijven verbonden vruchtbaarheid die in scherp contrast staat met de dood en verderf zaaiende oorlog, die Simon in Les Géorgiques heeft overgenomen. De intertekstuele verwijzingen naar de Georgica zijn hoofdzakelijk generisch van aard: Simon citeert niet letterlijk uit de brontekst van Vergilius, maar ontleent er thema's en combinaties van motieven aan die hij verwerkt tot een nieuwe tekst. De tegenstelling tussen vruchtbaar schrijven en de dood komt het duidelijkst naar voren in het verhaal van generaal L.S.M. Tijdens de 22 jaar dat hij op politieke missie of op militaire expeditie Europa doorkruist, schrijft hij brieven aan zijn huishoudster en intendant Batti waarin hij haar de meest gedetailleerde opdrachten geeft over de bewerking van zijn land en het verzorgen en fokken van zijn paarden. Zijn brieven vormen een ‘landbouwkundig handboek’ waarin hij, aan de hand van een in gekleurde vlakken ingedeelde plattegrond van zijn landgoed, meter na meter grond met de pen doorploegt en bebouwt: ...die akkers, die heuvels, dat kleine dal, die kreupelbosjes die al die jaren lang voor hem slechts bestaan hadden als dingen die net niet helemaal werkelijk waren, zonder andere materie dan de immateriële herinnering, abstract weergegeven op die plattegrond die hij overal met zich meenam, iedere keer als hij er de tijd voor vond in een of andere tent, in een gevorderd paleis of een kantonnement openvouwde, tussen twee rapporten, twee concepten voor redevoeringen of twee projecten voor legers door met gefronste wenkbrauwen bestudeerde, er aantekeningen, correcties, verfraaiingen op aanbracht, bij volmacht het land bewerkte, bomen plantte, waarbij hij geen ploegen of eggen gebruikte maar van die bruine, roestkleurige inkt, op het grofkorrelige papier van de ontelbare brieven die hij aan Batti stuurde, toevertrouwd aan onzekere postdiensten of toevallige koeriers... Het schrijven wordt zodoende een substituut voor ploegen, zaaien en oogsten, in de brieven van de opdrachtgever, en in de antwoorden van uitvoerster Batti, de zoogzuster van L.S.M., door dezelfde melk gevoed en met het landgoed en de familie vergroeid: ...die dialoog (...) die ze [L.S.M. en Batti] jarenlang gehouden hadden door middel van honderden brieven die van ongeveer alle windstreken van Europa naar één en hetzelfde punt samenkwamen en de antwoorden die van daar weer uitgingen, de velletjes papier overdekt met haar onbeholpen schrift, waar ze zo haar best op deed, en waarin ze zich op aandoenlijke wijze, met verbeten gezicht, inspande weilanden, greppels, jonge planten, veulens, omgeploegd land, bossen, uren gaans, en wegen in woorden om te zetten, waarna ze enkele weken later uit een van die plaatsen waarvan ze moeizaam de namen overschreef(...) de met een waszegel afgesloten missieven kreeg, die ze opende, ontcijferde of liever decodeerde, trachtend in wat hij de blauwe verdeling, de groene verdeling, de roze verdeling noemde, die populieren, die acacia's, die akkers, die wijngaarden te zien die in zekere zin per post verzonden waren op rechthoeken van papier dat overdekt was met kleine tekentjes van waaruit (...) zich opnieuw de veeleisende aarde, de heuvelhellingen, de kleine valleien materialiseerden, beurtelings groen, rossig, dor of modderig onder de wisselende luchten, het trage afdrijven van de wolken, de dauw, de onweders, de vorst, in de onveranderlijke wisseling van de onveranderlijke seizoenen. | |
[pagina 37]
| |
Claude Simon (foto: Jerry Bauer)
| |
AanklachtHet schrijven over vruchtbaarheid staat niet alleen in contrast met de historische en geografische context van L.S.M., evenals het Romeinse Rijk in Vergilius' dagen geteisterd door oorlogen, maar ook met de persoonlijke levensloop van de generaal die in het teken staat van de dood. De zorg om het land die hij in zijn brieven uitschrijft, kan beschouwd worden als een compensatie voor het gemis van zijn vroeggestorven eerste vrouw, de Hollandse Marianne Hasselaar. Soms komt het verdriet plotseling boven de raadgevingen over oorlog voeren, poten, planten, bemesten, snoeien en dekken uit: Wat kunnen mij een fortuin en eerbewijzen nog schelen waarvan de grootste waarde geweest zou zijn ze te delen met die aanbeden vrouw die al sinds zo lang in het niets begraven is en wier herinnering me na twintig jaar mijn hart ineen doet krimpen. Het graf van Marianne bevindt zich op het landgoed van L.S.M., omringd door Italiaanse populieren, heesters, essen en acacia's. Vanaf het terras voor zijn huis waar L.S.M. het laatste jaar van zijn leven doorbrengt, terwijl hij in zijn correspondentie en dagboeken leest, kan de generaal het graf niet zien, alleen de altijd ritselende toppen van de populieren, die doen denken aan een ademtocht, een aanklacht die uit het graf opstijgt. Het beeld van de ritselende bladeren wordt in de passages over het laatste levensjaar van L.S.M. telkens in verband gebracht met de tijd die aftikt en die het leven van het personage opslokt. | |
OrpheusHet thema van de relatie tussen schrijven en het gemis van de geliefde is een intertekstuele verwijzing naar het Orpheusverhaal, dat in het veel becommentarieerde boek IV van de Georgica wordt verteld. Aanleiding tot het verhaal is de geschiedenis van de arcadische herder Aristaeus, wiens bijen door een geheimzinnige ziekte worden bedreigd. Via de zeegod en ziener Proteus | |
[pagina 38]
| |
krijgt Aristaeus te horen dat hij vervolgd wordt door de toorn van Orpheus die hem schuldig acht aan de dood van zijn vrouw Eurydice. Op de vlucht voor Aristaeus wordt Eurydice dodelijk door een slang gebeten en sterft. Orpheus is radeloos en daalt af in de onderwereld om Eurydice te zoeken. Door zijn muziek betovert hij de geesten in het rijk van de duisternis en krijgt hij zelfs Proserpina zover dat deze hem Eurydice terug geeft, op voorwaarde dat hij onderweg niet om zal kijken. Orpheus houdt zich niet aan de afspraak, kijkt op een onbezonnen moment om, en Eurydice verdwijnt voorgoed in het schimmenrijk. Ontroostbaar klaagt Orpheus dan zijn verdriet uit in de muziek en betovert hiermee, aldus Vergilius, zelfs de wilde dieren en de stramme eiken. Zijn onverschilligheid voor zijn omgeving wordt ten slotte bestraft door de Ciconen, een groep thracische vrouwen die uit jaloezie Orpheus tijdens een nachtelijk bacchanaal doden en zijn lichaam in stukken snijden. Het hoofd van Orpheus komt in de rivier de Hebrus terecht en wordt door de stroom meegevoerd, terwijl zijn mond nog steeds de naam van Eurydice spelt. ‘De verteller ziet achterom, in zijn pogingen om de Geschiedenis te reconstrueren, maar deze ontglipt hem als een Eurydice die terugzinkt in het schimmenrijk.’ | |
Beschrijven - uitschrijvenHet Orpheus-verhaal loopt vertakt door de drie intriges heen waaruit Les Géorgiques zijn opgebouwd. L.S.M. ontmoet zijn toekomstige eerste vrouw Marianne tijdens een operavoorstelling van de Orfeo van Glück in Besançon. Scènes uit dezelfde opera worden beschreven in verband met een voorstelling die de verteller als jongen met zijn grootmoeder bijwoont. Een regel uit de Orfeo klinkt ten slotte door de radio van een vrachtwagen tijdens een patrouilletocht in 1940 in de bossen van Noord-Frankrijk, waaraan de cavalerist deelneemt. In het verhaal van L.S.M. is een duidelijke overeenkomst aan te wijzen met het Orpheus-motief. L.S.M. leeft en schrijft vanuit het gemis van zijn vrouw Marianne, zoals hij het zelf zegt: te midden van de grootste gevaren heb ik vaak gemeend te zien dat de schim van die aanbeden vrouw me onder haar beschermend schild nam en me een weg baande dwars door de perikelen heen. Maar ook zijn nauwkeurige aanwijzingen en opdrachten aan Batti over het vruchtbaar maken van het land zijn, zoals gezegd, compensatie voor dat gemis. De liefde voor de vrouw vermengt zich met de liefde voor het land waarin de vrouw geborgen ligt. Ook het dode lichaam van L.S.M. wordt verminkt, evenals dat van Orpheus, en zijn naam wordt door zijn tweede vrouw bezoedeld. Het Orpheus-motief is echter vooral van belang voor het overkoepelende thema van de roman, namelijk de zoektocht naar de verloren tijd. De verteller ziet achterom, in zijn pogingen om de Geschiedenis te reconstrueren, maar deze ontglipt hem als een Eurydice die terugzinkt in het schimmenrijk. Het beschrijven van de zoekgeraakte tijd wordt zodanig tot het uitschrijven van de verloren tijd in de tekst en dankzij de tekst, het zoeken door middel van de tekst naar het gemis. Eurydice is voorgoed verloren, maar tegelijkertijd leeft zij voort in de muziek van Orpheus. Door de beklemtoning van de kunst, van de tekst, als | |
[pagina 39]
| |
produktie van verloren tijd, onderscheidt Simon zich van zijn leermeester Proust die de literaire tekst als middel bij uitstek propageert om het verleden te reproduceren als een schat die weliswaar diep in de bodem bewaard is, maar klaar ligt om ongeschonden opgedolven te worden door de kunstenaar. Simon daarentegen gaat uit, zoals gezegd, van de vernietigende kracht van de tijd. Hij stelt de vertellers in zijn romans telkens voor de onmogelijke opdracht om uit stof en gruis het verleden tot nieuw leven te wekken. Vanuit dit perspectief valt dus het volle licht op het produktieproces van het schrijven, op het ongelijke gevecht tussen kunst en tijd, dat desondanks, als een onmogelijke mogelijkheid, in iedere roman weer wordt aangegaan. ‘Hij stelt de vertellers in zijn romans telkens voor de onmogelijke opdracht om uit stof en gruis het verleden tot nieuw leven te wekken.’ | |
BetoveringHet Orpheus-thema van het schrijven vanuit het gemis komt eveneens aan de orde in het verhaal van Orwell die de oorlogservaringen die hij moeizaam op papier probeert te zetten vergelijkt met een ‘betovering’ (ironisch vergelijkt de verteller de moeite die O. heeft om de gebeurtenissen te verwoorden, met een man die aan een ander zijn hartstochtelijke liefde voor een onbeduidende vrouw probeert duidelijk te maken, en ten einde raad, hem een foto van de vrouw laat zien; het tonen/beschrijven van een afbeelding heeft in Les Géorgiques een poëticale functie en verwijst naar het op schrift stellen van de ervaring). De combinatie van schrijven, natuur en dood, ontleend aan de Georgica, komt op praktisch elke bladzijde van Les Géorgiques terug. Het schrift wordt vergeleken met een levend organisme, de verdroogde inkt op de manuscripten van L.S.M. met gestold en verkleurd bloed. Het schrijven gaat vooraf aan en volgt op de grote kenteringen van de Geschiedenis. Op papier wordt oorlog gevoerd, worden rijken verdeeld en ingedeeld, op papier worden doodvonnissen uitgevaardigd en koningen terecht gesteld: De opmerkingen (...) te boek gesteld in het vlijtig schrift van de secretaris die in het wilde weg hoofdletters vergeet of juist toevoegt, met opsommingen van veldtochten of wapenfeiten die op pagina's uit geschiedenisboeken lijken, uitgestippeld met die namen van steden, versterkingen of rivieren die als het ware de middelpunten, de epicentra of de krachtlijnen waren van een of andere onderaardse convulsie, de kolossale beving van een heel continent. | |
De dierlijke mensDe overeenkomsten tussen mens en natuur die beiden onderworpen zijn aan de dood (Vergilius vergelijkt bijvoorbeeld de gevaren die het bijenvolk bedreigen met de ellende die de mensen overkomt, de schimmen in de onderwereld met vogels tussen de bladeren van boomtakken en de bronstigheid van de dieren met de menselijke liefdesdrang) vormen een belangrijk thema in Les Géorgiques. De verteller gebruikt veel dier-metaforen om de personages te karakteriseren (L.S.M. | |
[pagina 40]
| |
wordt bijvoorbeeld vergeleken met een leeuw, met een hengst en met een stier, de tuniek van de generaal met het harde pantser van een insekt, de vrouwen op de aristocratische party's met kwetterende vogels, Batti wordt een lastdier genoemd en de cavaleristen ‘opgejaagd wild’). Natuurbeschrijvingen worden geantropomorfiseerd (zie bijvoorbeeld de beschrijvingen van de zwermen kraaien en spreeuwen in deel I), of eenzelfde beschrijving verwijst, in de loop van de roman, zowel naar de dieren als naar de mensen (een goed voorbeeld is de beschrijving van de bontgekleurde vogels in de volière van de bey van Tunis, die in de vorm van varianten terugkeert om een groep mensen te beschrijven - de bezoekers op het kasteel, de jongelui in de opera van Besançon, de regimenten die L.S.M. als dieren in toom moet houden). De meest in het oog springende metafoor die de dierlijkheid van de mens uitbeeldt is echter die van het paard. De vergelijking is eveneens bij Vergilius terug te vinden, zij het veel minder uitgewerkt. In boek II vergelijkt hij onstuimige paardenmenners met hun paarden; ook in de beschrijving van de ziekten die het kortstondige paardeleven bedreigen sluipt een ‘wij’ binnen; ongemerkt stapt Vergilius over van paardenras op mensenras. De kolos L.S.M. wordt voortdurend met een hengst vergeleken, die door de politieke machthebbers van de ene naar de andere uithoek van het continent wordt gejaagd. Het volgende portret van de aftakelende generaal wordt in één adem genoemd met het medisch rapport dat de generaal laat opstellen over één van zijn gewonde paarden: Het einde. Het verval, de aftakeling zelfs, de oude leeuw, ziek, bijna gebrekkig [‘presque impotent’]. (...) Zijn laatste opflikkeringen, het laatste gebrul, zijn hooghartige antwoord op de berisping die MacDonald tot hem richt. Hij koopt geen paarden meer. Hij streept in het register telkens als er een sterft de een na de ander de namen en signalementen van zijn merries en hengsten door. Deze karakterisering wordt opmerkelijk ironisch wanneer we haar vergelijken met het portret van het ouder wordende paard dat Vergilius geeft in boek II van de Georgica: En wanneer ook hij, zwaar door ziekte of reeds traag door de jaren, niet meer mee kan, laat hem dan in de stal en heb erbarmen met zijn ouderdom die hem niet ontsiert. Eenmaal op jaren ontbreekt hem de gloed voor de paring en vervult hij langzaam en zonder resultaat een ondankbare taak, en als het eens tot een gevecht komt, dan is zijn verwoedheid tevergeefs, als een groot vuur, krachteloos in een stoppelveld. | |
Refrein van seizoenenDe relatie tussen mens en natuur die voortdurend gelegd wordt in Les Géorgiques brengt een koppeling tot stand tussen ruimte en tijd die vooral door het thema van de cyclus van de seizoenen wordt uitgedrukt (eveneens van belang in de Georgica). Als in een getijdenboek keert het refrein van de seizoenen terug, onder vermelding van de respectievelijke flora en fauna. De seizoenen-cyclus wordt vooral genoemd in verband met ‘de tussentijd die het leven van de dood scheidt’, het laatste jaar dat L.S.M. op het terras voor zijn huis doorbrengt, ‘deze laatste reeks van vier seizoenen, van twaalf maanden met de namen van ijs, bloemen of mist’ (verwezen wordt naar de ‘natuurlijke’ benamingen van de Republikeinse kalender). De interpreet en commentator Charles verwoordt dit verband tussen tijd en plaats als volgt, daarmee de twee hoofdactiviteiten van L.S.M., oorlog voeren en het land bewerken, onder één noemer samenbrengend: ...als je er goed over nadenkt zijn die twee zaken toch niet zo tegenstrijdig. Ik bedoel wat de vereiste eigenschappen betreft. Waar ik het over hebben wil is dat eeuwige telkens weer opnieuw beginnen, dat onvermoeibare geduld of ongetwijfeld die hartstocht, die iemand in staat stelt op geregelde tijden telkens weer op dezelfde plaatsen terug te komen om er dezelfde | |
[pagina 41]
| |
werkzaamheden te verrichten: dezelfde weilanden, dezelfde akkers, dezelfde wijngaarden, dezelfde heggen die bijgeplant moeten worden, dezelfde omheiningen die gecontroleerd, dezelfde steden die belegerd, dezelfde rivieren die overgestoken of verdedigd moeten worden (...) zonder einde of zelfs maar de hoop dat er een einde aan komt, met als enige varianten de voorspelbare onvoorziene omstandigheden van de opeenvolgende coalities van de regen, de vorst of de droogte. Het thema van het samenvallen van ruimte en tijd, waaraan hier wordt gerefereerd, is een oude droom die we vaak in de literatuur tegenkomen. Het is de droom van het beheersen van de kosmos door de kunstenaar, zoals de goddelijke logos dat doet, het scheppende woord, dat creëert in een punt van de tijd, dat spreekt en het is er, dat gebiedt en het staat er. De verteller van Les Géorgiques bekent echter tevens onderworpen te zijn aan de tijd. Hem resten slechts ‘les prévisibles imprévus’, de voorspelbare onvoorziene omstandigheden, in een wereld waarin, zoals Vergilius het zegt in de Georgica, ‘alles door het lot zijn verderf tegemoet snelt en geheel teniet gaat’. Het is aan de literaire tekst om het onvoorziene te laten zien en te spellen, om de chaos van de Geschiedenis te ordenen en het broze maar schitterende bouwwerk van de natuur telkens opnieuw te herscheppen. ‘Het is de droom van het beheersen van de kosmos door de kunstenaar, zoals de goddelijke logos dat doet.’ |
|