Bzzlletin. Jaargang 23
(1993-1994)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
W.M. Verhoeven
| |
Het spoor bijsterDe meeste commentatoren zijn het er tegenwoordig wel over eens dat de doorbraak van Lawrence als modernistische vernieuwer gestalte kreeg met de publikatie van zijn romans The Rainbow (1915) en Women in Love (1920), hoewel de eerste tekenen van een op handen zijnde radicale artistieke doorbraak al duidelijk zichtbaar zijn in de vroege, pre-modernistische roman Sons and Lovers (1913). Waren de vroege schetsen van Sons and Lovers nog tamelijke conventionele studies van een klassieke driehoeksverhouding (moeder - zoon - geliefde), de definitieve versie van de roman is een volwassen naturalistisch-realistische Bildungsroman, die het conflict tussen de moeder, de zoon en geliefde op een degelijk psychologisch (Freudiaans) fundament plaatst. Het schrijven van Sons and Lovers was voor Lawrence (die een traumatische, oedipale relatie met zijn moeder achter de rug had) een louterende ervaring, en de roman markeert dan ook het beginpunt van Lawrences levenslange propaganda voor de man-vrouw-duali- | |
[pagina 53]
| |
D.H. Lawrence (illustratie: Paul Tuijnman)
| |
[pagina 54]
| |
teit als onuitputtelijke bron van creativiteit en vitaliteit.Ga naar eind1. In de periode direct aansluitend op het voltooien Sons and Lovers begon Lawrence steeds meer overtuigd begon te raken van het feit dat de christelijke idee dat de vrouw (in Bijbelse termen, het ‘Vlees’, het vrouwelijke in het bestaan) afgeleid is van de man (het ‘Woord’, het mannelijke) een aperte misvatting is; volgens Lawrence was juist de vrouw (het ‘Vlees’) de oorsprong, de bron, en was de man (het ‘Woord’) de afgeleide. De moderne mens leefde volgens Lawrence in een culturele, geestelijke en morele woestenij, en hij weet dit rechtstreeks aan een overwicht in onze christelijke wereld van ‘het Woord’ (d.w.z. het rationele, het mentale, het bewuste). Het bewijs voor de gedachte dat de mensheid het spoor volledig was bijster geraakt, vond Lawrence, net als vele andere modernisten, in de gruwelijkheden en de massale zelfvernietiging van de Eerste Wereldoorlog. Om de westerse beschaving van de ondergang te redden, was het volgens Lawrence noodzakelijk dat de mens het contact met de onderbewuste levensbronnen weer herstelde. Deze ideeën vonden hun weerklank in de nieuwe literaire koers die Lawrence inzette na het voltooien van Sons and Lovers. Zo verruilt Lawrence het sociaal-realisme van Sons and Lovers voor een meer en meer symbolistische stijl, waarbij intrige en personage niet langer onderdeel vormen van een continue, realistische beschrijving, maar worden gesymboliseerd of verbaal uitgebeeld door middel van min of meer op zichzelf staande, ritualistische scènes. Zelfs Freudiaanse blauwdrukken van het onderbewuste (zoals hij die nog hanteerde in Sons and Lovers) voldoen niet meer voor hem: van nu af aan is hij op zoek naar ‘the rhythm of a living thing’.Ga naar eind2. In tegenstelling tot modernisten als Joyce en Woolf, die een vernieuwing van de roman nastreefden door het verder ontwikkelen van de zelfbewuste vorm (resulterend in hyper-realisme dan wel hyper-impressionisme), legde Lawrence steeds meer de nadruk op de levende, organische vorm van de roman. Ook op het niveau van het woordgebruik vindt een opmerkelijke verschuiving plaats. Terwijl modernisten als Joyce, Woolf, Mann en Flaubert hun heil zochten in een steeds verdergaande abstrahering en rationalisering van het literaire taalgebruik, bewoog Lawrence meer en meer in de richting van een taalgebruik dat hij (enigszins misleidend) ‘impersonal’ noemde - dat wil zeggen, geschreven vanuit en appellerend aan het onderbewuste, de primaire emoties, en rijkelijk gebruik makend van de cadenzen en registers van het Oude Testament. Het resultaat is een pulserend, bezwerend proza, waarbij een ritmische herhaling van significante woorden en zinssneden voor een pregnante, haast religieuze sfeer zorgen. Het nieuwe proza van Lawrence is daarnaast ook doorspekt met allerlei (pseudo-) wetenschappelijk idioom (met name ontleend aan de wereld van de biologie en de natuur- en scheikunde), waardoor het een zekere verwantschap vertoont met het werk van Walt Whitman, Zola, de Franse ‘Symbolistes’, en de Italiaanse Futuristen. Op het niveau van de intrige vinden we in The Rainbow de organische vorm waarnaar Lawrence op zoek was terug in de cyclisch-progressieve evolutie van de familie Brangwen, wier ontwikkeling Lawrence schetst vanaf een primitief, pre-industrieel oerbegin tot aan de | |
[pagina 55]
| |
eerste jaren van de twintigste eeuw. De roman, die veel van zijn opbouw en symboliek ontleent aan het Boek Genesis, is in feite Lawrences idiosyncratische versie van de evolutie van de mensheid naar een steeds grotere individualisering - een proces dat onherroepelijk gepaard gaat met een steeds sterker wordend menselijk bewustzijn. En hoewel Lawrence erkent dat een groeiend bewustzijn ‘een noodzakelijke voorwaarde voor de evolutie van het leven zelf is’ - een voorwaarde zelfs voor een ‘grotere openbaring van individualiteit’ - schuilt hierin gelijk ook het grootste gevaar dat de progressieve evolutie van de menselijke geest bedreigt: immers, hoe groter het bewustzijn van de mens, des te verder hij verwijderd raakt van zijn onderbewuste levensbronnen.Ga naar eind3. | |
Dubbele triomfHoewel Lawrence er in The Rainbow geen twijfel over laat bestaan dat het gros van de mensheid inderdaad bezig is te ontsporen, eindigt het boek toch optimistisch. De centrale figuur in de roman, Ursula Brangwen, groeit namelijk na een aantal decepties uit tot een vrouw die zich weliswaar in een totaal geïsoleerde positie bevindt, maar die toch ook vol creatieve potentie is en daardoor in principe in staat is een geestestoestand te bereiken die Lawrence placht te beschrijven als een ‘spontaneous creative fullness of being’. De regenboog die in de slotscène aan de horizon verschijnt, is dan ook bedoeld als een goddelijk teken van haar dubbele triomf - een triomf op een gedegenereerde mensheid en een triomf op de destructieve krachten in haarzelf. Aan het einde van The Rainbow heeft Lawrence zijn ideale vrouw wel gevonden, maar de ideale man, die nodig is om de dualiteit vol te maken, verschijnt pas ten tonele in Women in Love. Birkin, Lawrences alter ego in de roman, begint een relatie met Ursula, en samen vormen ze een ‘star equilibrium’ (een perfecte balans tussen man en vrouw, tussen het mannelijke en het vrouwelijke) waarop Lawrence al zijn hoop op een vruchtbare en moreel verantwoorde samenleving heeft gevestigd. Maar dat is dan ook meteen het enige sprankje hoop dat er nog is in Lawrences apocalyptische universum, want Women in Love is een uitzonderlijk somber, haast deprimerend boek. De intrige speelt zich af temidden van een geestelijke en morele woestenij waartegen zelfs Eliots veroordeling van het moderne leven in The Waste Land nog gunstig afsteekt. Op Ursula en Brangwen na zijn alle personages uitingen van gecorrumpeerde levenshoudingen en gedachtenwerelden. Zelfs Birkin vertoont hier en daar tekenen van nihilisme en misantropie: ‘De mens is een vergissing, hij moet verdwijnen’.Ga naar eind4. Waar in The Rainbow uiteindelijk nog een regenboog verscheen boven de woestenij van het moderne bestaan, is Women in Love - in de woorden van de auteur - ‘puur destructief’. Ursula en Birkin komen uiteindelijk nog met de schrik vrij, maar de rest van de mensheid is volgens Lawrence dood of ten dode opgeschreven. Dat Engeland niet op deze boodschap zat te wachten, zal niemand verbazen. Daar kwam nog bij dat Lawrence in allerlei (quasi-)filosofische en metafische geschriften fulmineerde tegen de Engelse betrokkenheid bij de oorlog, hetgeen vooral bij de rechtse boulevardpers in het verkeerde keelgat schoot. Lawrences relatie met het Britse lezerspubliek was toch al gespannen, nadat in 1915 de volledige eerste editie van The Rainbow op last van de rechter door de politie in beslag was genomen en vernietigd vanwege het vermeende pornografische en obscene karakter van het boek. Zodra de oorlog voorbij was en hij een uitreisvisum kreeg, verliet Lawrence zijn verdoemde vaderland en begon zijn levenslange kruistocht tegen materialisme, buitensporig rationalisme, en andere kwaden in de westerse ‘beschaving’. | |
De stem van het volkDe ‘ontdekking’ van het talent van Lawrence (op zich al een soort ‘doorbraak’) wordt traditioneel toegeschreven aan de Britse schrijver/redacteur Ford Madox Hueffer. Hueffer had een reputatie te verliezen als | |
[pagina 56]
| |
ontdekker van ‘geniale’ jonge auteurs, en volgens zijn eigen zeggen hoefde hij dan ook niet meer dan één alinea te lezen uit het korte verhaal ‘Odour of Chrysanthemums’ om vast te kunnen stellen dat het hier inderdaad om een ‘genie’ ging. Hoewel enige zelf-dramatisering Hueffer niet vreemd was, kan het hem niet ontzegd worden dat hij er als redacteur van het avantgardistische tijdschrift English Review in geslaagd was om een groep opmerkelijk getalenteerde schrijvers bijeen te brengen. Zo kwam Hueffer in de English Review voor het eerst met werk van Norman Douglas en Wyndham Lewis, terwijl daarnaast ook regelmatig werk van de indertijd nog weinig bekende auteurs als Pound en Joyce verscheen.
Ford Madox Hueffer, 1909
In zijn memoires stelt Hueffer expliciet dat wat hem aantrok in het werk van Lawrence niet zozeer zijn artistieke kwaliteiten waren, maar veeleer het feit dat hij schreef over en vanuit de ‘lower classes’. Met het werk van schrijvers als Gissing, Wells en Bennett waren de ‘lower middle classes’ ruimschoots vertegenwoordigd in de Britse letterkunde, meende Hueffer; maar de stem van het volk (‘de handwerksman, de fabrieksarbeider, en de knecht’) was tot dan toe (1910) ongehoord gebleven.Ga naar eind5. Met name in de progressieve intellectuele en artistieke kringen in Londen, waartoe ook Hueffer behoorde, bloeide het salon-socialisme welig, en een ‘lower-class hero’ als Lawrence kwam dan ook als geroepen. Samen met zijn levensgezellin, de schrijfster Violet Hunt, sleepte Hueffer zijn nieuwe protégé van de ene literaire bijeenkomst naar de andere. Zo kon het gebeuren dat Lawrence op een poëzievoorleesavond bij Ernest Rhys, de eerste redacteur van ‘Everyman's Library’, coryfeeën als Ezra Pound, W.B. Yeats en H.G. Wells tegen het lijf liep en in hun midden zijn eerste verzen ten gehore bracht. Het was voor Hueffer een koud kunstje om Lawrences eerste roman The White Peacock door de als degelijk bekend staande uitgever Heinemann gepubliceerd te krijgen; maar daar hield zijn bemoeienis niet op. Er werd door de Hueffers druk gelobbyd om The White Peacock ook veelvuldig en vooral gunstig gerecenseerd te krijgen - hetgeen ook gebeurde. De recensie van Violet Hunt zelf (in de Daily Chronicle) is niet alleen ongenuanceerd positief over het boek, maar bombardeert Lawrences roman daarnaast expliciet tot een politiek manifest van een snel opkomende en om politieke emancipatie schreeuwende onderklasse. De rol die de Hueffers hebben gespeeld aan het begin van Lawrences carrière is zonder meer van doorslaggevende betekenis geweest: zelden had een eerste roman zoveel aandacht gekregen van critici en recensenten. Onder de serieuze lezers was de naam van Lawrence meteen gevestigd - zij het dat niet iedereen even enthousiast was als de volgelingen van de English Review. Een commercieel succes werd The White Peacock dan ook niet: het grote publiek, dat zich doorgaans minder door een ideologie dan door een goed verhaal laat meeslepen, negeerde de roman grotendeels. | |
Koele ontvangstZo soepel als Lawrences opmars met The White Peacock verliep, zo stroef ging het met The Trespasser. Al bij het lezen van de eerste versies haakte Hueffer af; in zijn ogen was The Trespasser uitgesproken ‘fallisch’ en ‘erotisch’.Ga naar eind6. Voor een keurige uitgever als Heinemann waren Hueffers bedenkingen voldoende om het voltooide manuscript in een lade te laten liggen. Geheel ten onrechte was dit overigens niet, aangezien de censuur ten aanzien van pornografie (of wat daarop leek) indertijd zeer streng was; zelfs een onschuldig woord als ‘belly’ werd steevast door de (be- | |
[pagina 57]
| |
houdende) pers aangegrepen om een boek als pervers of morbide te bestempelen. Hoe dan ook, zodra Lawrence merkte dat Heinemann hem aan het lijntje hield en dat Hueffers enthousiasme voor hem danig was bekoeld, besloot hij in te gaan op een aanbod van Edward Garnett, die hem had benaderd als adviseur en redacteur van de uitgeverij Duckworth.
Edward Garnett
Garnett was een telg uit een bekende literaire familie en kende het literaire bedrijf door en door. In tegenstelling tot Hueffer hielp Garnett Lawrence niet alleen aan waardevolle contacten en behoorlijke contracten, maar hij begeleidde hem bovendien tijdens het daadwerkelijke schrijven, vanaf de conceptie van een verhaal of roman tot aan het redigeren van de laatste versie. Daarnaast stond Garnett altijd klaar voor Lawrence als hij weer eens in geldnood zat, of problemen had in zijn relatie met Frieda. Aan The Trespasser kon ook Garnett niet veel meer verbeteren; het zegt genoeg dat Lawrence zich zelf al van het werk had gedistantieerd voordat het was uitgekomen. De ontvangst door de pers was ook ronduit koel. Lawrences volgende roman, Sons and Lovers, echter, draagt onmiskenbaar de sporen van Garnetts bemoeienis. Onder Garnetts leiding slaagde Lawrence erin het wazige, bloemrijke proza van The Trespasser terug te snoeien tot het zakelijk realisme van Sons and Lovers. Wat Lawrence niet weghaalde, deed Garnett zelf: in totaal schrapte hij ongeveer een tiende deel van de manuscripttekst. Dat Garnett het vak van literair adviseur en redacteur verstond, bleek uit de recensies. De recensenten herkenden vrijwel zonder uitzondering in Sons and Lovers een roman van uitzonderlijke klasse en zeggingskracht. En hoewel ook Sons and Lovers geen commercieel succes bleek te zijn, was de naam van Lawrence definitief gevestigd in de wereld van de serieuze lezers en in de artistieke kringen in het algemeen. Zo bracht het succes van Sons and Lovers Lawrence in contact met de bekende criticus John Middleton Murry en diens Nieuwzeelandse vriendin en schrijfster van korte verhalen, Katherine Mansfield. Ook werd hij een bekende van Edward Marsh, redacteur van het toonaangevende tijdschrift Georgian Poetry (waarin ook werk van Lawrence verscheen). Maar de contacten die Lawrence tijdens de oorlog had met de zogenaamde ‘Bloomsbury group’ springen het meest in het oog. | |
Lawrence en BloomsburyDe ‘Bloomsbury group’ is een verzamelnaam voor een los-vaste groep schrijvers, beeldend kunstenaars, denkers en intellectuelen, die zich voornamelijk ophielden in Londen (een aantal van hen woonde in de wijk Bloomsbury) en Cambridge. Prominente ‘Bloomsberries’ waren Leonard en Virginia Woolf, Lytton Strachey, Duncan Grant, Clive en Vanessa Bell, David Garnett, Maynard Keynes en Bertrand Russell. Hoewel het moeilijk is vast te stellen wie er precies allemaal tot de Bloomsbury-groep behoorden, en wat hen bijeenbracht en bijeenhield, kunnen we wel stellen dat het merendeel min of meer intieme relaties met elkaar onderhield en dat ze samen een kosmos vormden waarin de vrijheid van handelen en denken van het individu, alsmede de vrijheid van artistieke expressie hoog in het vaandel stonden geschreven. Het is niet overdreven om te stellen dat de Bloomsbury-groep de toon aangaf van het intellectuele en artistieke leven in Engeland tijdens en direct na de Eerste Wereldoorlog. Lawrence heeft zelf nooit deel uitgemaakt van Bloomsbury; hij was tezeer een individualist om zich aan te sluiten bij wat voor stroming | |
[pagina 58]
| |
of groep dan ook. De nauwste banden onderhield Lawrence nog met de filosoof Bertrand Russell. Russells uitgesproken pacifistische opvattingen vielen in goede aarde bij Lawrence en de twee verkeerden een tijdlang op zeer goede voet met elkaar. Maar een bezoek in 1915 aan de Universiteit van Cambridge, waar Russell op dat moment doceerde, bracht hier verandering in. De sfeer van intense rationaliteit en homoseksualiteit die Lawrence er aantrof, vervulde hem met walging en frustratie. Meer en meer herkende Lawrence in Bloomsbury de symptomen van de degeneratie waaraan volgens hem Engeland ten gronde ging: een eenzijdig mentaal bewustzijn, een sterke nadruk op het intellectuele en op de uiterlijke vorm in de kunst. Voortdurend bestookte hij Ottoline Morrell, E.M. Forster, David Garnett, Russell en andere leden van Bloomsbury met venijnige brieven waarin hij hen met zoveel woorden weerzinwekkend, ziek, pervers en verderfelijk noemde. De vriendschap met Russell eindigde in het voorjaar van 1916 in diepe wederzijdse haat, en dat gold al snel ook voor de relatie tussen Lawrence en de rest van Bloomsbury (de enige uitzondering hierop vormde E.M. Forster). In Women in Love zou Lawrence zijn intense afkeer van de Bloomsbury-bohémiens nog eens op vlijmscherpe wijze verwoorden. Deze ‘dolk in de rug’ hebben de Bloomsberries Lawrence nooit vergeven. In feite had het nooit erg goed geboterd tussen Lawrence en Bloomsbury; het feit dat Lytton Strachey, Clive Bell, Ottoline Morrell en anderen diverse acties ondernamen om het verbod op de verkoop van The Rainbow ongedaan te maken, had veel meer te maken met het liberale Bloomsbury-ideaal van vrijheid van meningsuiting dan met sympathie voor Lawrence of zijn roman. Ondanks alle liberaal-progressieve idealen was Bloomsbury een zeer gesloten circuit bestaande uit tamelijk eenkennige geesten, die net zo vindicatief konden zijn jegens de buitenwereld als ze vrijdenkend waren tegenover hun eigen mensen. Volgens Harry T. Moore, één van Lawrences meest vooraanstaande biografen, is het feit dat Lawrence een generatie lang haast geen voet meer aan de grond kreeg in Engeland in belangrijke mate te danken aan Bloomsbury, die onder andere via hun vertegenwoordiging in de belangrijke literaire tijdschriften een anti-Lawrenciaanse stemming hebben gecreëerd. | |
StormachtigIn de pers kreeg The Rainbow een zonder meer stormachtige ontvangst, zowel van de rechts-populaire kant als van de meer serieuze, liberale kant. De kritiek concentreerde zich op twee zaken. In de eerste plaats waren praktisch alle recensenten het erover eens dat het boek moreel volstrekt verwerpelijk was. Kwalificaties als ‘onbeschrijflijke en onvoorstelbare viezigheid’, ‘rauwe seks’, ‘orgie van seksualiteit’, en ‘stuitende grofheid’ spreken voor zich. In de tweede plaats had men geen goed woord over voor Lawrences experimentele schrijfstijl. Men had het over de ‘ziekelijk perverse stijlfoefjes’, ‘eindeloze herhalingen’, ‘idiote duplicaties’ en een ‘zonderling verderfelijke cadans’.Ga naar eind7. John Galsworthy vond het boek ‘esthetisch verwerpelijk’ en ‘pornografisch’, terwijl Edward Garnett concludeerde dat Lawrences roman zijn talent niet waardig was.Ga naar eind8. Al met al waren er maar zeer weinigen die doorhadden waar Lawrence mee bezig was, en nog minder hadden er begrip voor. Van een contemporaine ‘doorbraak’ van Lawrences modernistische experiment was dan ook in het geheel geen sprake, noch bij het ‘serieuze’ publiek, noch bij de het lekenpubliek. Gezien de response die The Rainbow kreeg, is het niet verwonderlijk dat Women in Love met niet veel meer begrip en enthousiasme werd onthaald. Voor een alom gerespecteerde criticus als John Middleton Murry stond Women in Love gelijk aan vijfhonderd pagina's hartstochtelijke drift, en hij kon niet anders concluderen dan dat het boek ‘onmenselijk’ en ‘bestiaal’ was - het deed hem denken aan ‘iets dat onze voorouders van zich afgeworpen hadden toen ze zich begonnen te verheffen uit het slijk’.Ga naar eind9. Murry, maar hij zeker niet alleen, benadrukte keer op keer hoe jammer het was dat Lawrence het talent dat Sons and Lovers had voortgebracht nu vergooide aan obscure en verwrongen boeken als The Rain- | |
[pagina 59]
| |
bow en Women in Love. Voor Murry en vele anderen kwamen de veel conventionelere (en tegenwoordig als ‘tweederangs’ aangemerkte) romans Aaron's Rod en The Lost Girl dan ook als een verademing: de oude Lawrence was terug, zo luidde de algemene opinie. De ontvangst van Lawrences latere werk was in toenemende mate vijandig, naarmate de toon van het werk bijtender werd en Lawrence in steeds dwingender bewoordingen zijn ‘religie’ van ‘bloed-bewustzijn’ ging uitdragen. Vooral The Plumed Serpent, één van Lawrences meest prekerige, drammerige teksten, moest het ontgelden: ‘Heb medelijden met de arme recensent die geconfronteerd wordt met Lawrences nieuwste boek,’ verzuchtte L.P. Hartley in de Saturday Review.Ga naar eind10. De algemeen gesignaleerde teloorgang van het ‘genie’ D.H. Lawrence na de publikatie van Sons and Lovers, vond zijn weerslag in de oplagecijfers; zelfs een schandaalroman als Lady Chatterley's Lover verkocht maar matig. Lawrence was aan het eind van zijn leven weliswaar een beroemde, maar tevens tamelijk berooide schrijver. Het meeste succes oogste hij nog in Amerika, waar hij door een kleine coterie van dweperige volgelingen op handen gedragen werd, zij het niet erg uitbundig gelezen.
Spotprent in ‘The Evening Standard’, met handgeschreven commentaar van Lawrence
| |
Dwepers en havikkenTerwijl de boulevardpers de dood van Lawrence aangreep om nog eens een krachtige veroordeling te laten horen van het moreel verwerpelijke karakter van diens werk, huilde de serieuze kritiek massaal krokodilletranen vanwege het feit dat het genie Lawrence zo jammerlijk was afgedwaald van het pad dat hem naar eeuwige roem zou hebben geleid. Van alle commentaren die verschenen was die van E.M. Forster achteraf | |
[pagina 60]
| |
gezien het meest afgewogen. Forster vatte de relatie tussen Lawrence en zijn contemporaine lezerspubliek als volgt fijntjes samen: Je kunt een schrijver niet doorgronden zonder hem te lezen - een vanzelfsprekende en pijnlijke waarheid, die maar al te vaak vergeten wordt. Lawrence wordt op het moment niet voldoende gelezen, of niet op de juiste manier. Hij heeft twee lezerspublieken, en geen van beide voldoet helemaal. Zo is er het algemene publiek, dat hem als onbetamelijk bestempelt en hem daarom nauwelijks leest, en dan is er het ingewijde publiek, dat hem weliswaar leest, maar op een te beperkte, dweperige manier, en dat hem als een soort god beschouwt, die gekomen is om de menselijke natuur en de maatschappij te veranderen. Zijn eigen publiek - een echt publiek - dat heeft hij nog nauwelijks gevonden....Ga naar eind11. Op dat ‘echte’ publiek moest Lawrence nog geruime tijd wachten. Vooralsnog ontbrandde er een hevige strijd tussen de dwepers en de havikken, met als inzet niet zozeer het werk van Lawrence als wel de persoon. Er ontstond al gauw een schier eindeloze stroom van biografische studies (of wat daar voor door moest gaan) - de ene pro-Lawrence, en de andere anti. Zelfs voor als zeer degelijk bekend staande critici bleek het in de jaren dertig haast onmogelijk het werk van Lawrence los te zien van de persoon. Zo liet T.S. Eliot zich in een rencensie van Son of Woman verleiden tot een directe en ongenuanceerde aanval op Lawrence. Schrijvend vanuit zijn conservatieve bastion The Criterion merkte hij onder andere op dat wat sommigen zagen als het ‘vernieuwende’ of ‘moderne’ in Lawrences werk in feite niets anders was dan een uitvloeisel van zijn ‘onwetendheid’. In de ogen van Eliot had Lawrence weliswaar een bepaald natuurtalent, maar ontbrak het hem jammerlijk aan scholing en het vermogen rationeel te denken. Een ontwikkeld schrijver diende volgens Eliot een ‘groot talent voor orthodoxie’ te bezitten,Ga naar eind12. en het is dan ook geen wonder dat hij Lawrences literaire en filosofische experimenten als perverse nonsens beschouwde. Op instigatie van Bloomsbury en literaire kruisvaarders als T.S. Eliot sloot het grootste deel van de Britse intellectuele élite zich in de jaren dertig en veertig volledig af voor de originaliteit van Lawrence. | |
ControverseIn de zojuist geschetste situatie kwam pas enige verandering na de Tweede Wereldoorlog. Pas toen de persoon van Lawrence wat op de achtergrond was komen te staan, kreeg het werk de kans serieus genomen te worden. De grote pionier op het gebied van de serieuze bestudering van het werk van Lawrence is de criticus F.R. Leavis. Ook al is het niet overdreven te stellen dat Leavis (die in de Anglistiek een reputatie heeft te verliezen als canonbouwer bij uitstek) zowat in zijn eentje verantwoordelijk is geweest voor de doorbraak van Lawrence in de vijftiger jaren, toch had ook hij aanvankelijk serieuze bedenkingen tegen diens werk. In een artikel dat hij schreef naar aanleiding van het overlijden van Lawrence in 1930 toonde Leavis nog weinig begrip voor de literaire vernieuwingsdrang van Lawrence; volgens hem was Sons and Lovers ‘moeilijk om doorheen te komen’, was The Rainbow nóg lastiger, en Women in Love praktisch onleesbaar.Ga naar eind13. Desondanks was Leavis (in de jaren twintig ten minste) wèl van mening dat Lawrence en Joyce de beste contemporaine prozaschrijvers waren. De doorbraak van Lawrence als canonieke schrijver begon met de controverse tussen F.R. Leavis en T.S. Eliot - een controverse die weliswaar breder was dan hun meningsverschil over Lawrence, maar waarin het Lawrence-debat een centrale plaats innam. Tijdens en in de periode direct na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Eliot de visie dat de westerse beschaving in de loop van de zeventiende eeuw in het slop was geraakt als gevolg van wat hij de ‘dissociation of sensibility’ noemde - een fundamentele breuk tussen het intellectuele en het gevoelsmatige, tussen rede en gevoel. Sindsdien verkeerde de literatuur volgens Eliot in een deplorabele toestand. Zijn streven als dichter was er dan ook op gericht | |
[pagina 61]
| |
een fusie tussen rede en gevoel tot stand te brengen, terwijl hij als criticus trachtte te komen tot een definiëring van de literaire traditie die aan diezelfde eis voldeed. Het werk van Shakespeare en de Metaphysical Poets werd uitgeroepen tot eeuwige standaard van esthetische en morele perfectie. Het zal duidelijk zijn dat in de ogen van Eliot het werk van Lawrence bij lange na niet voldeed aan een dergelijke standaard. Wie wèl door de strenge selectie kwamen waren Pound en Joyce.
F.R. Leavis
Leavis deelde in principe Eliots ideeën over een verval van de ware culturele waarden en normen. In het bijzonder zag Leavis de traditie van de Britse letterkunde in de jaren dertig ten prooi vallen aan een drang naar de commerciële media van het massa-amusement en aan de sterke opkomst van politiek-ideologische (met name marxistische) teksten en tijdschriften. Om de traditie van de Engelse literatuur, alsmede de humanistische waarden waarop die is gebaseerd, voor verdere afkalving te behoeden, startte Leavis in 1932 het tijdschrift Scrutiny. Wat begon als een wanhopige poging om de ‘algemene vervaging van normen’ een halt toe te roepen,Ga naar eind14. groeide uit tot het meest invloedrijke medium in de Britse letterkunde van deze eeuw - een tijdschrift waarin meer namen zijn gemaakt en gebroken dan in enig ander literair tijdschrift. | |
Geheim wapenVanuit de stellingen die hij had ingenomen in Scrutiny en bijgestaan door een kleine schare van trouwe medestanders (waaronder zijn vrouw, Q.D. Leavis), zette Leavis de tegenaanval in op het modernisme van Joyce, Pound, Wyndham Lewis en Woolf. Dat Leavis juist D.H. Lawrence als geheim wapen inzette in de strijd lijkt op het eerste gezicht tamelijk onwaarschijnlijk (gezien het feit dat Lawrence niet bepaald een schrijver was met een reputatie als waker over Engelands normen en waarden), maar blijkt bij nader inzien toch wel begrijpelijk. Dat Leavis' keuze voor Lawrence minder door puur strategische dan door inhoudelijke argumenten was ingegeven blijkt heel duidelijk uit de manier waarop hij het werk van Lawrence interpreteerde, met name in zijn spraakmakende boek The Great Tradition (1948). Hoewel hij in The Great Tradition het werk van Lawrence niet in detail bespreekt, benadrukt hij alvast wel dat Lawrence wat hem betreft ‘het grote genie van onze tijd’ is, een auteur die de traditie voortzet van Jane Austen, George Eliot, Henry James en Joseph Conrad.Ga naar eind15. Als vaandeldrager van de moderne Britse roman verdiende Lawrence een eigen monografie, en die kwam er ook toen Leavis in 1955 een aantal van zijn eerdere essays samenvoegde tot D.H. Lawrence: Novelist. Dit boek wordt | |
[pagina 62]
| |
nog steeds gezien als een mijlpaal in de Lawrence-studies, al moet een deel van het commentaar worden afgedaan als klinkklare propaganda, getuige uitspraken als: ‘We kunnen er niet om heen: Lawrence is vóór alles een groot romancier, één van de allergrootste, en het is als één van de grote romanciers uit de Engelse literaire traditie dat hij bekend zal blijven staan.’Ga naar eind16. Het is niet overdreven te stellen dat Leavis in zijn pogingen Lawrence bij te zetten in de ‘great tradition’ van de Engels letterkunde bewust een wig dreef tussen Lawrence en de schrijvers van Bloomsbury (en Bloomsbury-achtigen). Anders gezegd: Leavis canoniseerde Lawrence ten koste van Bloomsbury. Daardoor slaagde hij er weliswaar in om Lawrence toe te voegen aan de ‘great tradition’, maar tegelijkertijd isoleerde hij Lawrence van het mainstream modernisme zoals dat werd gepropageerd door Eliot en anderen. Het ironische van het geval is dat de waarden die Leavis prees in het werk van Lawrence uiteindelijk dezelfde waren als waarnaar Eliot zo naarstig zocht - een creatieve, moreel verantwoorde kunst die was ingebed in de humanistische traditie. | |
VerrijkingHoewel Leavis en zijn volgelingen altijd volhielden dat literatuur en ideologie vijanden van elkaar waren (vandaar ook hun afkeer van marxistische literatuur), is de keuze van Leavis voor het werk van Lawrence ten dele ingegeven door ideologische overwegingen. Zo zien we dat Leavis, overtuigd als hij was dat het einde van de westerse beschaving in zicht was, zich met name sterk voelde aangetrokken door Lawrences uitbeeldingen van de geestelijke en morele degeneratie van de moderne mens in The Rainbow en Women in Love, als ook door de door Lawrence geformuleerde overlevingsfilosofie - het zoeken naar wat Leavis het ‘organic principle’ en de ‘vital whole’ noemde.Ga naar eind17. Leavis herkende in Lawrences streven naar een ‘creative fullness of being’ en in diens geloof in een ‘integrate self’ een fundamentele belijdenis van de traditie van het essentialistisch humanisme - een traditie die volgens Leavis bedreigd werd door allerlei destructieve krachten in de moderne maatschappij. Daarnaast was Leavis gaan inzien dat Lawrences technische vernieuwingen (in tegenstelling tot het intellectuele gegoochel met woorden dat werd bedreven door Joyce, Woolf en Pound) een enorme verrijking van de Engelse taal tot gevolg hadden. De campagne van Leavis ten gunste van Lawrence bleef niet zonder gevolgen. Leavis was niet alleen een bezield schrijver maar ook een bezield docent, en via de jonge kritische talenten die hij zelf had opgeleid werd de standaard van literaire eminentie die Leavis had vastgesteld al snel wereldstandaard. Zo verscheen Lawrence op het curriculum van vele universiteiten. Daarnaast nam in de loop van de jaren vijftig en zestig het aantal wetenschappelijke publikaties over Lawrence gestaag toe, en hetzelfde gebeurde met de herdrukken van de werken van Lawrence zelf. Penguin Books bracht in 1950 drie titels uit in een opvallend grote oplage van 40.000 exemplaren elk. Voor het grote publiek was Lawrence nog steeds een schrijver van perverse boekjes, maar de serieuze lezer wist inmiddels beter. | |
Het grote publiekDe doorbraak van Lawrence bij het grote publiek is onlosmakelijk verbonden met wat ongetwijfeld het bekendste censuurproces uit de Britse literatuur is, ‘the trial of Lady Chatterley’. In 1959 trad in Engeland de ‘Obscene Publications Act’ in werking. Het jaar daarop lokte uitgeverij Penguin Books een proefproces uit door Lawrences laatste roman, Lady Chatterley's Lover, in een oplage van maar liefst 200.000 exemplaren opnieuw uit te brengen, en tegelijkertijd Scotland Yard uit te nodigen enkele exemplaren te komen ophalen. In het klassieke jury-proces dat volgde werden over een periode van zes dagen vijfendertig getuigen gehoord die door de verdediging waren uitgenodigd om te komen verklaren dat Lady Chatterley's Lover géén obsceen boek was. Het ‘Not Guilty’ van de jury had een directe | |
[pagina 63]
| |
en stormachtige doorbraak van Lawrences roman (en derhalve van de auteur) tot gevolg: in de eerste drie maanden na het proces tegen Lady Chatterley's Lover werden maar liefst drie miljoen exemplaren van het boek verkocht. Voor miljoenen jonge mensen werd Lawrence van de ene op de andere dag (geheel ten onrechte, overigens) een profeet van de vrije seksuele moraal, en was Lady Chatterley's Lover het nieuwe testament. Met het aanzwellen van de studentenaantallen in de jaren zestig en de daarmee gepaard gaande vraag naar nieuwe, in het bijzonder sociaal-politiek geëngageerde teksten, werd ook de positie van Lawrence als canonieke auteur belangrijk verstevigd. Om aan de toenemende vraag naar wetenschappelijke studies te voldoen ontstond er een ware Lawrence-industrie. Tekenend voor de consolidatie van de positie van Lawrence in de canon is de oprichting, in 1968, van The D.H. Lawrence Review, een tijdschrift dat geheel gewijd is aan de bestudering van Lawrence. ‘Het leidt geen twijfel,’ schreef de eerste redacteur, James C. Cowan, in 1968, ‘dat we op een tijdstip zijn gekomen waarop we, nu het doordringend gekrakeel van zowel tegenstanders als fanatieke aanhangers langzamerhand is verstomd en in de literatuurgeschiedenis is bijgeschreven, de studie naar D.H. Lawrence, zijn denkbeelden en zijn kunst, noch als dwaas, noch als modieus mogen beschouwen, maar als een serieuze bezigheid voor serieuze literatuurwetenschappers en critici.’Ga naar eind18. | |
De doorbraak voorbij?Toch kwam de reputatie van Lawrence vanaf het begin van de jaren zeventig onder vuur te liggen, en wel van de zijde van de feministen. De aanval werd geopend door de radicale feministe Kate Millett. Niet gehinderd door enig literair-analytisch vermogen, trekt zij in haar boek Sexual Politics (1971) fel van leer tegen Lawrences vermeende seksisme en zijn patriarchale theorieën over seksualiteit. Het was natuurlijk uitstekend prijsschieten op de meer extreme kanten van Lawrences filosofie, en in sommige kringen raakte Lawrence dan ook al gauw geheel uit de gratie. Niet helemaal toevallig waren dat vaak dezelfde kringen als die waarin terzelfdertijd een totale herwaardering van schrijfsters als Virginia Woolf viel te bespeuren. Maar met de institutionalisering van de feministische literatuurkritiek in de jaren tachtig won de literaire benadering van het werk van Lawrence het geleidelijk van de ideologische, en de jongste feministische studies zijn dan ook beduidend milder en genuanceerder. Het is nog te vroeg om te bepalen of de positie van Lawrence als canonieke schrijver te lijden heeft gehad onder het feministische geweld; als er al sprake is van een verminderde belangstelling voor Lawrence dan is dat waarschijnlijk eerder te wijten aan een algemene verschuiving van de kritische aandacht naar niet-canonieke auteurs - auteurs behorend tot een bepaalde regionale, etnische of sociale minderheid. Onder het motto ‘Eens doorgebroken, thans afgebroken’, zijn veel literatuurwetenschappers momenteel vooral bezig theoretische argumenten aan te dragen waarom de bestaande canons dienen te worden ontmanteld (om er vervolgens nieuwe canons voor in de plaats te zetten). De theoretische benaderingen die de literatuurwetenschap sinds de jaren zeventig in een stevige wurggreep hebben gehad, hebben tot op heden Lawrence merkwaardig genoeg vrijwel met rust gelaten. Freudiaanse studies naar het werk van Lawrence (met name van Sons and Lovers) zijn er altijd wel geweest, maar je hoeft de laatste jaargangen van de D.H. Lawrence Review er maar op na te slaan om vast te stellen dat de ideeën van bijvoorbeeld de bekende Franse theoretici (Derrida, Foucault, Lacan) zelden of nooit vallen, laat staan dat ze in verband gebracht worden met het werk van Lawrence. Ondanks de felle aanvallen van onder andere feministische en marxistische critici op het als kleinburgerlijk (en dus belemmerend) ervaren normenstelsel van Leavis, waart diens spook nog steeds rond in de wereld van de hedendaagse Lawrence-studies. Of dat voldoende is om Lawrence te behouden voor de literaire canon, de anthologieën en de collegezalen, is nog de vraag. Wél lijkt het grote publiek ondertussen de aandacht voor Lawrence te hebben verloren. De paperback-verkopen lopen terug en velen | |
[pagina 64]
| |
komen tegenwoordig nog slechts in aanraking met het werk van Lawrence via de filmversies die met de regelmaat van de klok in de bioscoop of (nog vaker) op televisie verschijnen. Maar aangezien die verfilmingen zelden de strekking van het werk eerbiedigen, lijkt de tijd niet ver weg dat voor wat het grote publiek betreft Lawrence bijgezet zal gaan worden in de eregalerij van beroemde doch niet gelezen schrijvers. |
|