| |
| |
| |
James Brockway
Een Hamlet op latere leeftijd
Over de nieuwe roman van Graham Swift
In augustus 1984 lag ik op het gras in Kensington Gardens, Londen, met een bandrecorder naast mij. Naast de bandrecorder zat een Engelse auteur, die een jaar tevoren tot een van de twintig beste jonge schrijvers van Groot-Britannië was uitgeroepen. Met zijn jongste roman had hij zich ook geschaard onder de laatste zes kandidaten voor de Bookerprijs van 1983. Die roman, zijn derde, was ook reeds in het Nederlands verschenen. Verwonderlijk was dat niet. De titel was Waterland en te zamen met zijn kandidatuur voor de grote prijs kon dat niet anders dan interessant voor Nederland zijn, ook al ging de roman niet over de lage streken ten noorden van Amsterdam maar over de ‘Fens’, de lage landen aan de andere zijde van de Noordzee, in Engeland. Maar het boek ging ook over veel meer; onder andere over de ware aard van wat wij ‘geschiedenis’ noemen. Dit thema - geschiedenis - loopt als een rode draad door al het tot nu toe verschenen werk van de thans vermaarde auteur Graham Swift.
Sterker dan ooit tevoren komt het thema - komt het verleden - terug in de nieuwe roman Ever After, die inmiddels in het Nederlands bij de Bezige Bij als Lang en gelukkig is verschenen. De Nederlandse titel is een gelukkige maar ook wat ironische vondst. Beide titels zijn natuurlijk afkomstig van de bekende formule waarmee de meeste sprookjesverhalen in het Engels eindigen: ‘and they lived happily ever after’. Ironisch, omdat de figuren in de romans en korte verhalen van Swift meestal niet zo lang en zeker niet gelukkig leven.
| |
Motto
Het motto dat Swift voor zijn roman heeft gekozen - een halve regel van Vergilius - luidt: ‘et mentem mortalia tangunt’ - de dood ontroert het hart. De dood. En ja, als de verteller - professor aan een oude universiteit die de lezer als Cambridge identificeert - zijn relaas begint, zijn vier van de hoofdpersonages uit zijn verhaal al dood; bovendien vertrouwt de verteller de lezer in zijn allereerste zin toe, dat zijn woorden de woorden zijn van een gestorvene, of tenminste die van een man die zelfmoord heeft willen plegen. (In deze roman wordt voortdurend de onbetrouwbaarheid van onze menselijke perceptie gesuggereerd door hetgeen geconstateerd wordt, door een correctie te laten volgen.)
William Unwin voelt zich een dode man, niet slechts wegens zijn mislukte poging tot zelfmoord, maar ook omdat hij zich voor zijn academische aanstelling op latere leeftijd schaamt. En inderdaad - er kleeft iets ongewoons, iets onechts aan deze aanstelling, die hij te danken heeft aan een erflating - een erflating aan hemzelf en ook aan de universiteit door zijn stiefvader, een schatrijke Amerikaan, die zijn fortuin in de plastic-industrie heeft gemaakt. Niet alleen voelt Unwin zich hierdoor in een ‘plastic man’ veranderd, maar bovendien heeft hij met zijn stiefvader veertig jaar lang een vete gehad. Hij heeft hem - de minnaar van zijn lieve maar ontrouwe moeder - aldoor verdacht van moord op zijn vader. Paradoxaal genoeg - en Unwins verhaal zit vol paradoxen, de paradoxen van het menselijk bestaan - mocht hij zijn stiefvader Sam Ellison wel, en desondanks zag hij zichzelf als Hamlet (zelfs op de leeftijd van tweeënvijftig jaar) en zijn stiefvader als Keizer Claudius op wie hij zich moest wreken.
| |
Ingewikkeld
Dit alles, plus commentaar op het leven aan een oude universiteit in een tijdperk van geweld, commentaar op de plastic-industrie en de mededeling dat Unwins vrouw, Ruth, een wereldberoemde actrice, ook is overleden, wordt de lezer reeds in het eerste korte hoofdstuk medegedeeld. Als de roman nog maar een paar regels lang is, beseft de lezer al dat William (Bill) Unwin een uitermate ingewikkeld per- | |
| |
soon moet zijn, met een heel ingewikkeld verleden. Datzelfde geldt voor zijn relaas. Een merkwaardig facet van zijn persoonlijkheid komt aan het licht als men verneemt dat hij, zijn belangstelling voor de literatuur ten spijt, zich jarenlang beperkt heeft tot de taak van manager van zijn beroemde vrouw, de actrice. Swifts belangstelling voor het verleden neemt hoofdzakelijk de vorm aan van psychologisch onderzoek naar de persoonlijke relaties binnen het gezin en in het bijzonder naar de wijze waarop deze relaties zich in het verleden hebben ontwikkeld.
Dit is bij Swift altijd het geval geweest. Toen ik het interview dat ik na die ontmoeting met hem in 1984 heb gemaakt nog een keer las, viel het me op, dat ik in verband met zijn nieuwe roman nagenoeg dezelfde vragen zou kunnen stellen als toen. Mijn eerste vraag was: ‘Een onderwerp dat veel in jouw werk voorkomt, is dat van moeilijkheden tussen vader en zoon - hoe komt dat?’
‘De glorieuze, geweldige, de verloren en lumineuze stad Parijs.’
Een relevante vraag, want van het begin af, in The Sweet-Shop Owner (1980), Shuttlecock (1981), de verhalenbundel Learning to Swim (1982), Waterland (1983), Out of this World (1988), en nu in Ever After schrijft Swift als een speurder, die de lezer met zich mee trekt bij zijn speurtocht naar het ‘hoe en waarom’ van de altijd gespannen situaties die bestaan tussen vaders en zonen, vaders en dochters, en tussen echtgenoten. Het betreft een onderzoek ook naar de waarheid onder de oppervlakte, want telkens weer blijkt, dat veel van hetgeen de lezer over de betrokken personages te weten is gekomen, maar ‘make-believe’, maar een façade is. De vermaarde helden waren toch geen echte helden, de lieve vrouwen waren toch ontrouw, de zelfmoord werd om een totaal andere reden gepleegd, enz., enz.
In het tweede hoofdstuk is de lezer al veertig jaar terug in de tijd en bevindt hij zich in Parijs, waaroverUnwin lyrisch wordt: ‘de glorieuze, geweldige, de verloren en lumineuze stad Parijs’. Hier heeft zijn vader, die de jonge Bill nauwelijks ziet, een belangrijke maar geheime betrekking, terwijl zijn frivole, jongere vrouw een Amerikaanse minnaar, Sam Ellison, heeft. De minnares is een vrouw, vroeger zangeres, die alles in het leven ‘hemels’ vindt. Bill zelf is negen jaar oud, als plotseling zijn vader dood is - ‘een ongeluk met een pistool’, zegt zijn moeder. Voortaan zal Sam Ellison voor haar en Bill zorgen.
In hoofdstuk drie is de lezer weer ongeveer veertig jaar verder maar nog niet in het heden. Nu gaat Bills moeder dood, maar niet voordat zij tijdens haar laatste ziekte haar zoon veel verder terug in de tijd brengt door hem over haar eigen vader en oom te vertellen. Dan blijkt dat de loopbanen van zowel Bills grootvader als van zijn groot-oom, de een een bekende chirurg, de ander majoor in het leger, op een grandioze mislukking, een schandaal zelfs, zijn uitgelopen.
| |
Voorvader
Door de dood van zijn moeder komt Bill in het bezit van notitieboeken die door een andere voorvader, in de periode 1854-1860, zijn geschreven. Deze notitieboeken en het verhaal van hun auteur, Matthew Pearce, vormen hierna een neventhema in de roman. Swift zelf schrijft - fingeert - deze notities uit de vorige eeuw. Zij worden eigenlijk de bron van twee neventhema's, want het redigeren en presenteren ervan - een werk van groot historisch belang - vormt Williams academische taak aan de universiteit, wat tot een conflict leidt met een andere, meer ambitieuze academicus, de wat jongere Potter. Deze vindt dat hijzelf beter academisch gevormd, en dus meer geschikt is voor zo'n belangrijke taak dan de vreemde erfgenaam Unwin. Om de situatie nog ingewikkelder te maken, voelt Unwin, inmiddels weduwnaar, zich aangetrokken tot de vrouw van Potter.
| |
| |
| |
Darwin
In de roman van Swift hebben de gefingeerde notitieboeken van Matthew Pearce met veel meer dan liefde en literatuur te maken. Ze vallen in het tijdperk van Charles Darwin, die voor grote opschudding gezorgd heeft met de publicatie in 1859 van zijn werk The Origin of Species en zijn theorie van Natuurlijke Selectie en de ‘Survival of the Fittest’. In dit werk wordt de mens gezien als afstammend van de aap, waardoor het christelijk geloof en de bijbelse versie van de schepping een zware klap te verduren kregen - de zwaarste.
Darwins theorie heeft tot gevolg dat het leven van Unwins voorvader Pearce een tragische wending neemt. Pearce, gelovig, getrouwd met de dochter van een bekende dominee en wonend in een streng-christelijk milieu, verlaat zijn vrouw en kinderen als hij niet langer christen kan zijn. De kennismaking met de ideeën van Charles Darwin en vooral de kennis dat vele dier- en plantensoorten door het evolutieproces gewoon zijn uitgestorven, uitgeroeid, betekenden de ondermijning van zijn geloof en een algehele ommekeer in zijn leven - dit alles honderddertig jaar geleden.
In ons tijdperk, waarin we geteisterd worden door onlusten en zeer snelle veranderingen op allerlei gebied, is men geneigd de dagen van Koningin Victoria te zien als een periode van betrekkelijke rust en naïeve gelovigheid. Het was integendeel een tijd van onrust en ingrijpende veranderingen. De triomfen van wetenschappelijk onderzoek en de opkomst van industrie en massaproduktie werden met de grote Expositie van 1851 in Hyde Park gevierd. In Swifts roman wordt de lezer hieraan herinnerd door het feit dat Matthew Pearce ingenieur is, wiens werk te maken heeft met de uitbreiding van het spoorwegnet naar het westen en noorden van Engeland. Dit werk brengt hem in contact met Brunei, de befaamde spoorweg- en bruggenbouwer, van wie de lezer een vluchtige indruk krijgt.
Het zijn ingrijpende en diepgaande onderwerpen die Swift behandelt. Expliciete vergelijkingen tussen de verhalen van Unwin en Pearce trekt hij niet, maar impliciet doet hij dit wel. De twee verhalen zijn vergelijkbaar omdat in beide een mens voorkomt die door grote twijfels wordt geplaagd, een mens die de grond van onder zijn voeten ziet verdwijnen.
| |
Twijfel
A ls Unwin zich met Hamlet vergelijkt, formuleert hij het eerste probleem waarmee Hamlet worstelt niet als ‘Moet ik de moordenaar van mijn vader doden, of niet?’ maar als ‘Is het leven de moeite waard, of niet’ - To be or not to be.
Op de klok die Unwin van Pearce erft, staat nog een motto, het overbekende ‘Amor Vincit Omnia’ - ook van Vergilius. Als zijn moeder hem de klok overhandigt, zegt zij echter: ‘Was het maar waar.’ Uit het verhaal van zowel Unwin als Pearce blijkt het citaat van Vergilius inderdaad niet te kloppen. Unwins vrouw, de befaamde actrice, gaat vroegtijdig dood en de liefde die Pearce voor zijn vrouw en kinderen voelt, kan zijn religieuze twijfel niet overwinnen. Twijfel is het kenmerk van zowel Unwin als Pearce. Maar ook van de auteur Graham Swift - men zou zelfs kunnen zeggen, dat twijfel zijn handelsmerk is.
Onder de vele literaire citaten dat het boek rijk is, bevindt er zich nog een van Vergilius, dat men tegen het eind van het verhaal vindt. Het betreft alleen de eerste drie woorden ervan: ‘Felix qui potuit...’ Het volledige citaat luidt: ‘Gelukkig is hij, die achter de oorzaak der dingen kan komen’, waarop Unwin reageert met: ‘Ik betwijfel het.’ Op latere leeftijd heeft Unwin inlichtingen over zijn vader (die zelfmoord heeft gepleegd) ingewonnen en komt te weten dat zijn vader een Britse spion was. Maar nog later leert hij uit de mond van zijn stervende stiefvader iets dat veel moeilijker te verkroppen is. Het zou onbillijk zijn hier te verklappen wat die onthulling inhoudt, maar ik kan wel zeggen dat daaruit blijkt, dat er eigenlijk geen reden was voor de veertig jaar durende vete met zijn stiefvader. Gelukkig is hij, die achter de oorzaak der dingen komen kan? Ook Swift, die toch eeuwig in het verleden van zijn romanfiguren speurt zet daar een zeer groot vraagteken bij
Van een ontwikkeling in de roman is nauwelijks sprake, en de scènes waarin de personages
| |
| |
optreden, elkaar treffen, met elkaar praten, zijn schaars, vrij kort, en over de roman verstrooid. Ever After is een roman bijna - niet geheel - zonder dialoog. Toch zijn er aldoor dialogen - de dialogen die William Unwin and Matthew Pearce met zichzelf voeren.
| |
Detective
Hoe, waardoor dan, houdt Swift de spanning in de roman? Hoe zorgt hij ervoor, dat de lezer verder wil lezen? Dat doet hij door van de roman een speurtocht te maken en haar hierdoor iets van de spanning van een detective te geven, waarin de grote onthullingen tot het slot worden uitgesteld. Maar hoofdzakelijk ligt het aan de virtuositeit zowel waar Swift vanaf het begin blijk van heeft gegeven - een virtuositeit zowel waar het zijn ideeën en zijn keuze van onderwerpen aangaat alsook een virtuositeit wat zijn stijl betreft.
Heel overtuigend en authentiek is de nabootsing van de rustige stijl die Matthew Pearce hanteert als hij bezig is zijn observaties en bevindingen tussen 1854 en 1860 in zijn notitieboek op te schrijven. De stijl van Pearce vormt een mooi en interessant contrast met die van het hedendaagse relaas van William Unwin. Unwins stijl, vol aanhalingen uit de literatuur, is tevens een stijl die niet slechts uit ‘grote, sonore, zwaargeladen woorden’ bestaat, maar hier en daar onderbroken wordt door levendige eigentijdse uitroepen en uitdrukkingen als ‘Oh, she was tough all right!’, ‘Hey presto!’ en ‘Legs-up Lena’.
| |
Vlees en bloed
Een ideeënroman dus. Ja, en juist daar stuit ik op een bezwaar. Swift heeft zijn roman zo vol met ideeën, overpeinzingen, vermoedens, twijfels, paradoxen, zelfs contradicties gestopt, dat er weinig ruimte is overgebleven, om echt gestalte - vlees en bloed - aan zijn personages te geven. Zelfs de verteller, Unwin, leert de lezer nauwelijks als een tastbaar mens kennen. Zoals in de grote tragedies van Shakespeare, in Macbeth, in Koning Lear, in Hamlet, liggen aan het slot nogal veel lijken op het toneel. Maar zijn wij werkelijk ontroerd? Hebben wij tranen in de ogen? Voelen wij met Bill Unwin mee? Nee, dat doen wij niet. Want na al het knappe, minutieuze speurwerk kennen wij deze mensen nog steeds niet intiem. Wat we wel weten, is hoe het mensen in het leven vergaat. Niet bepaald gelukkig.
Ik wil hier niet eindigen zonder een paar regels te wijden aan een andere nieuwe roman uit Engeland, een roman waarin de hoofdfiguur Captain Scott is, leider van ontdekkingsreizen naar de Zuidpool in de eerste jaren van deze eeuw. Met vier leden van zijn expeditie vond Scott de dood tijdens de laatste reis, in 1912. Zoals veel van de figuren in de romans en verhalen van Graham Swift was Scott een van de helden - in zijn geval een gevierde, veel bewonderde nationale held - die in werkelijkheid niet zo'n geweldig grote held bleek te zijn. Dat heeft Roland Huntford tien jaar geleden laten zien in zijn boek Scott and Amundsen. Volgens hem was de debacle van de laatste expeditie niet in de laatste plaats te danken aan fouten in Scott zijn karakter en aan zijn slechte organisatie.
Beryl Bainbridge heeft in haar nieuwste roman The Birthday Boys (Duckworth) het tragische verhaal van die laatste expeditie op een bijzonder originele wijze behandeld door ieder van de vijf slachtoffers een deel van de laatste reis te laten beschrijven - iets dat ze natuurlijk in werkelijkheid nooit hebben kunnen doen.
Over deze roman van Beryl Bainbridge schrijf ik uitgebreider als het boek in het Nederlands bij BZZTôH verschijnt. Hier wil ik volstaan met op de grote veelzijdigheid van de Britse roman te wijzen, die nogmaals door deze twee boeken is geïllustreerd. In veel opzichten behandelen Swift en Bainbridge dezelfde thema's - ook hier de vraag: hoe is het allemaal in werkelijkheid gegaan? - geen glorieus heldenverhaal, maar een relaas over mensen en hun tekortkomingen. Iedere auteur behandelt het echter op een heel eigen wijze. Totaal anders zijn dan ook de romans die hieruit voortvloeien, terwijl elk boek niettemin zijn eigen waarde heeft.
Graham Swift: Ever After. Picador, februari 1992, 261 blz. Ned. vert.: Lang en gelukkig. Vertaald door Gerrit de Blaauw, Amsterdam, De Bezige Bij, f 36,50.
|
|