Boelie van Leeuwen
Mozart in het oerwoud
Toen ik als een twaalfjarige jongen naar Holland ging, vond ik dat drassige land achter zware dijken geweldig groot. Den Haag - Groningen, wat een afstand! Amsterdam - Roermond: je moest waarachtig uren in de trein zitten om er te komen. Curaçao is klein, Nederland groter, maar pas toen ik door mijn baas, vanuit Caracas, naar het Amazonegebied werd gedirigeerd, kreeg ik een idee van wat afstanden zijn.
Ik zal u proberen duidelijk te maken hoe groot dat gebied is. Leg een kaart van het Westelijk Halfrond voor u op tafel en tracht u zich daarna het volgende in te denken: als de mond van de Amazone in Moskou ligt, dan ontspringt de Araguaia ten zuiden van Kreta, de Madeira diep in de Sahara, de Rio Branca in Stockholm, de Putamayo in Liverpool en de Ucayali in het Atlasgebergte. De Amazone zelf stroomt dan dwars door Noord-Afrika en splijt Spanje, Frankrijk, Duitsland, Polen en Rusland doormidden. Als de noordelijke oever in Londen wordt gedacht, dan ligt de zuidelijke in Parijs. In de mond van de rivier liggen vele eilanden: één ervan is zo groot als Zwitserland. Zeeschepen zijn op deze rivier vergaan. In deze ruimte is Curaçao een zandkorrel en Nederland een kiezelsteen.
Wanneer je in een dorp aankomt en je de weg vraagt naar het volgende dorp, zegt je informant steevast:‘Ali mesmo’. Je moet er aan wennen dat‘iets verderop’ de afstand Amsterdam - Parijs kan zijn. Het gebied‘Nederland - België’ ligt altijd in de buurt: ali mesmo. Er schijnt nooit een einde te komen aan je tocht, of je nu per kano, jeep of vliegtuig reist: de ruimte lijkt oneindig groot.
In de tijd dat ik daar ronddwaalde, werden de luchtverbindingen onderhouden met oude DC-3's, die op dumptrucks leken, door bruggebouwers geconstrueerd. De piloten waren meestal drankzuchtige veteranen uit de Tweede Wereldoorlog, die behoorlijk gehavend uit de strijd waren gekomen en nergens anders ter wereld konden vliegen. Hun vliegtuigen droegen de vreemdste namen: Tokyo Rose, Molly's Bloomers (een liefhebber van Joyce?), The Witch's Tit en Charlie's Fucker. Het vliegen met zo'n piraat achter de knuppel was, merkwaardig genoeg, minder angstaanjagend dan vastgesnoerd in een DC-10 het luchtruim te doorklieven.
Op één van mijn tochten ontdekte ik eens, midden in het oerwoud, een radiostation dat vierentwintig uur per dag Mozart uitzond. De eigenaar van het station was een kleine Armeniër met een grote haakneus, die meer van Mozart hield dan van zijn eigen moeder. Hij had in Wenen het conservatorium bezocht en was later dirigent geworden in een provincieplaatsje in Anatolië. Tot wanhoop gedreven door het gekras van incompetente amateurviolisten, was hij naar het Amazonegebied gevlucht, waar hij een marihuanaplantage opzette.
Het geld dat hij met de verkoop van dit kruid verdiende, besteedde hij aan de promotie van de schoonheid van muziek. Toen ik hem opzocht, zat hij, druipnat van het zweet, met ontbloot bovenlijf in een rotan stoel met een koptelefoon op zijn hoofd, tussen draden, knoppen en wijzertjes. Hij zat daar, met gesloten ogen in gelukzaligheid verzonken, tussen gonzende vliegen met de rechterhand de maat te slaan. Zijn studio was volgeplakt met afbeelingen van Mozart, kopieën van zijn brieven en partituren, die, kromgetrokken van het vocht, aan de muur krulden.
Ik ging tegenover hem op een krat zitten en luisterde naar de finale van een sprankelend pianoconcert. Nadat de laatste maat van de finale was verklonken, slaakte hij een diepe zucht en deed zijn ogen open. Daarna sprong hij overeind en omklemde me in een vochtige omhelzing. Ik hoefde hem niets uit te leggen: de minnaars van Mozart vormen, urbi et orbi, een Brüderschaft waar je lid van bent simpelweg omdat je van Mozart houdt.
Later zou ik, bij het zien van de film Amadeus, mijn Armeniër terugvinden. Hij was, evenals Salieri, de mening toegedaan dat de muziek van Mozart door God was gecomponeerd en dat Mozart, in laatste instantie, een uitzendapparaat van de Allerhoogste is geweest.