| |
| |
| |
Peter Ripken
De positie van Afrikaanse literatuur op de literaire markt buiten Afrika
‘De strengste censoren zijn de uitgevers.’
Stanley Nyamfukudza, een schrijver uit Zimbabwe, tijdens een bijeenkomst van de Internationale Schrijversbond in september 1988 te Erlangen (Duitsland).
Rond het vrij scheppende werk van Afrikaanse schrijvers hangt een vreemde paradox, die zich zowel in hun eigen werelddeel als daarbuiten voordoet. Aan de ene kant zijn er de politici die hen prijzen maar niet lezen, dan wel hen vervolgen uit angst voor de macht van het woord. En aan de andere kant staan de intellectuelen, die hetzij blijk geven van hun waardering, hetzij deze schrijvers om uiteenlopende redenen de grootste verwijten naar het hoofd slingeren. Maar door wie ze nu echt gelezen worden is iets dat moeilijk valt na te gaan. In een werelddeel waarvan bekend is dat er een ‘honger naar boeken’ bestaat, en waar het aantal lezers in de verschillende taalgebieden in de miljoenen loopt, heeft het uitgeven en verspreiden van boeken niet de hoogste prioriteit. Alleen voor educatieve uitgaven wordt een uitzondering gemaakt. Vandaar dat het werk van veel auteurs niet in hun eigen werelddeel wordt uitgegeven. En degenen die hun geschriften toch liever door Afrikaanse uitgeverijen laten publiceren, hebben de handicap dat ze slechts een beperkt lezerspubliek kunnen bereiken.
Landen als Engeland, Frankrijk en Portugal zijn voor literaire auteurs uit de streken ten zuiden van de Sahara nog altijd veel belangrijker dan plaatsen als Lagos, Harare, Dakar of Abidjan. Maar de paradox is hiermee nog niet ten einde, want ook daar is hun rol er hooguit een in de marge.
Weliswaar is het aantal boeken dat in Afrika wordt uitgegeven het afgelopen decennium enorm gestegen, maar de erkenning waar een Afrikaans auteur op kan rekenen staat of valt nog steeds met de vraag hoe zijn of haar boeken het buiten Afrika doen. Ook al is er in Afrika wel degelijk sprake van zoiets als een literair debat, in bepaalde landen althans, het uitgeven, recenseren en analyseren van Afrikaanse literatuur blijft niettemin een aangelegenheid die voor het overgrote deel plaatsvindt buiten Afrika zelf. En alweer, ook daar moet van worden gezegd dat de betekenis op de literaire markt in de verschillende landen slechts marginaal is: het blijft beperkt, zij het ook hier op een paar uitzonderingen na, tot een klein getto van afrikanisten en goedwillende belangstellenden. Bovendien nemen deze mensen dikwijls niet deel aan de literaire debatten en het literatuuronderwijs in de betrokken landen.
Een gewaagde stelling als deze behoeft enige toelichting; natuurlijk maakt het wel verschil of een boek van een Afrikaans auteur in zijn oorspronkelijke taal wordt uitgegeven in Parijs, Londen of Lissabon (dan wel in New York als dat zo uitkomt), of dat het alleen kan worden gelezen in vertaling (in het Nederlands, Italiaans, Duits, Deens, Noors, Zweeds of Russisch).
| |
Marginaal
Een aantal van de meest vooraanstaande publikaties van Afrikaanse schrijvers is uitgegeven in Engeland, Frankrijk of Portugal, door grote, transnationale maatschappijen (die een deel van de Afrikaanse markt voor zich opeisen, in toenemende mate soms in samenwerking met plaatselijke uitgevers). Ook kleinere uitgeverijen hebben belangrijke publikaties uitgebracht, als onderdeel van een specifiek ‘Afrikaans fonds’. Dat had als nadeel dat het telkens om kleine oplagen ging. Toch heb ik er zo mijn twijfel over of deze situatie nu werkelijk veel afwijkt van de verhouding tussen metropool en buitengewest zoals die van oudsher bestaat. Uiteraard is er een tendens, in
| |
| |
Parijs tenminste, om franstalige Afrikaanse auteurs te beschouwen als een uitbreiding van de Franse literatuur (en van sommige schrijvers wordt het werk inderdaad uitgegeven door grote, gerenommeerde uitgeverijen). Ook in Engeland is er een tendens waar te nemen dat Engelstalige Afrikaanse literatuur wordt opgevat als een deel van de ‘New English’-literatuur, op gelijke voet met bijvoorbeeld Canadese of Australische literaire uitingen. Maar er zijn nog meer factoren waaruit kan worden opgemaakt dat literair werk van Afrikanen in literatuurkringen in de Westerse hoofdsteden een bestaan in de marge leidt.
‘Belangrijke recensies in kranten met een grote oplage of in andere massamedia komen slechts zelden voor, en dan nog alleen met grote tussenpozen’
| |
Recensies
Belangrijke recensies in kranten met een grote oplage of in andere massamedia komen slechts zelden voor, en dan nog alleen met grote tussenpozen. Bovendien beperken die zich steevast tot de boeken die in de metropolen zelf zijn uitgegeven; dat een boek dat in Afrika wordt uitgegeven onderwerp is van een dergelijke bespreking komt praktisch nooit voor, al was het maar doordat het boek in kwestie op de Westerse markt eenvoudigweg niet verkrijgbaar is. En als er al een recensie verschijnt, is die dikwijls afkomstig uit een kleine kring van ‘deskundigen’ en afrikanisten, wat naar mijn gevoel een vorm van paternalisme is.
De goed doortimmerde recensies die er niettemin ook zijn, verschijnen doorgaans in een aantal gespecialiseerde kranten en tijdschriften, waardoor het geheel dikwijls een ‘Derde Wereld’-stempel krijgt opgelegd. Op die manier komt het als het ware in een getto-achtige omgeving terecht die de gemiddelde lezer vreemd is. Wellicht is de situatie in Frankrijk iets beter, maar dat komt doordat de Franstalige Afrikaanse schrijvers daar beschouwd worden als aankomende collega's van de gevestigde auteurs.
Dat er weinig belangstelling bestaat voor Afrikaanse schrijvers als zodanig blijkt uit het feit dat er van hun werk maar een handvol vertalingen van bij voorbeeld het Frans naar het Engels of omgekeerd, of vanuit het Portugees naar het Engels of Frans op de markt is. Hieruit valt af te leiden dat de Afrikaanse literatuur slechts een onderdeel vormt van het syndroom dat de tegenstelling metropool versus buitengewest nu eenmaal is.
Het kan zijn dat de situatie in de Verenigde Staten rooskleuriger is, maar dat lijkt zijn oorzaak te vinden in de grote zwarte gemeenschap daar ter plaatse, ten behoeve waarvan er de nodige instituten voor Afrikaanse Studies zijn verrezen. Die zijn er in de regel vlot bij als er op dit gebied iets te recenseren of debatteren valt. Maar of het algemene patroon in de VS nu ook zo gunstig afsteekt bij de situatie elders is iets dat ik waag te betwijfelen.
Internationaal bekende Afrikaanse schrijvers als Chinua Achebe of Wole Soyinka krijgen uiteraard volop aandacht van de massamedia. Waar het mij hier echter om gaat is dat het brede spectrum van de Afrikaanse literatuur wordt veronachtzaamd. Ik zou er toch op willen wijzen dat in Europa niet alleen boeken die in Afrika zijn uitgegeven nauwelijks worden opgemerkt, maar dat hetzelfde lot alle boeken treft die zijn geschreven en uitgegeven in talen met een verspreidingsgebied dat beperkt is tot het eigen land of de eigen streek.
| |
| |
Want die worden niet alleen niet vertaald, maar ook genegeerd, ja, soms wordt er zelfs nogal laatdunkend over gedaan, ook door kenners van de Afrikaanse literatuur.
| |
Beperkte oplage
De status van de Afrikaanse literatuur op de literaire markt van de vroegere koloniale hoofdsteden vraagt wellicht om nadere studie. Niettemin kunnen we uit haar marktpositie in landen waar het lezerspubliek afhankelijk is van vertalingen reeds het een en ander afleiden omtrent de moeilijkheden waar degenen die vanuit het Afrikaanse continent een bijdrage willen leveren aan de wereldliteratuur, op stuiten. We laten het geringe aantal lezers dat de voorkeur geeft aan Engelse, Franse of Portugese edities voor het gemak maar even buiten beschouwing. Ik ben alleen enigszins op de hoogte van de marktsituatie in het Duitse taalgebied, waar overigens wel het grootste aantal vertalingen is te vinden van titels in de sector fictie.
In de lente van 1990 waren er ongeveer tweehonderdtachtig boeken van Afrikaanse auteurs verkrijgbaar op de Duitse vertaalmarkt, waarvan dertig bloemlezingen. De meeste titels zijn verschenen in een beperkte oplage van twee- tot vierduizend stuks, en sommige zitten al jaren in een bepaald fonds. Eerdere vertalingen (bij voorbeeld van het vroegere werk van Chinua Achebe, Mongo Beti, Nuruddin Farah, Ayi Kwei Armah of Ferdinand Oyono, om maar een paar namen te laten vallen) worden niet meer herdrukt. Toch is dit al meer dan de doorsnee lezer wil of kan hebben, al vormt het nog altijd een sterk contrast met de plusminus veertienduizend titels fictie die elk jaar weer op de markt komen. Daarvan haalt vijfennegentig procent overigens nooit een tweede druk. In Scandinavië is de situatie vergelijkbaar; in Nederland is het iets beter, in Italië daarentegen staat de Afrikaanse literatuur er weer slechter voor, gelet althans op het aantal titels dat in vertaling verkrijgbaar is.
Nuruddin Farah (foto: Jan Stegeman)
| |
| |
| |
Beklagenswaardige positie
Als de kwestie ter sprake komt of Afrikaanse literatuur gezien wordt als een deel van de wereldliteratuur, neem ik geen blad voor de mond: het is niet alleen kwantitatief een marginale aangelegenheid, Afrikaanse literatuur wordt ook in kwalitatief opzicht gemarginaliseerd.
Uitgevers die de moed hebben vertalingen van het werk van Afrikaanse auteurs uit te brengen klagen ofwel dat die niet verkopen - al zijn er een paar Afrikaanse schrijvers die het wel goed doen, zoals Ngugi wa Thiong'o of Mariama Bâ - ofwel ze slaan zich erdoor, zonder veel geld te willen of kunnen investeren in publiciteit. Boekhandelaren zijn huiverig om boeken van Afrikaanse schrijvers in voorraad te nemen, want er is weinig vraag naar.
Aan de universiteiten - die paar die er een instituut voor Afrikaanse studie op na houden - is niet veel gedaan om uit te komen boven het beperkte gebied dat de academische wereld met zijn specifieke benadering van literatuur nu eenmaal bestrijkt. En op de scholen gaat men zelfs aan Afrikaanse literatuur, geschreven in talen waar de leerlingen in onderwezen worden (Frans of Engels bij voorbeeld), nog grotendeels voorbij. De enkele keer dat een leraar erin slaagt een Afrikaans auteur binnen te smokkelen in de lessen gewijd aan Franse of Engelse literatuur, is dat een triomf. Dit contrasteert danig met de manier waarop Latijnsamerikaanse literatuur is ontvangen in West-Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en andere Europese landen.
De vraag luidt dus eenvoudig hoe dat komt. Waardoor neemt de Afrikaanse literatuur op de internationale markt zo'n beklagenswaardige positie in?
| |
Negatief beeld
Ik geloof dat er een paar punten zijn aan te wijzen waar iedereen het wel over eens is. Zonder enige twijfel is er op het Afrikaanse continent een rijkdom aan literaire creativiteit te vinden die zeker niet onder hoeft te doen voor de literaire produktie elders in de wereld. De omstandigheid dat deze literaire creativiteit wellicht ook wordt gevoed door Afrikanen die elders leven doet daar even weinig aan af als de bewering van bepaalde literatuurhistorici, als zou de roman in Afrika niet méér voorstellen dan een herkauwen van de geschiedenis van deze literatuurvorm in Europa.
In de tweede plaats lijkt er geen twijfel over te kunnen bestaan dat het werelddeel Afrika altijd alleen op een negatieve manier in het nieuws komt, meer nog dan Azië en Latijns-Amerika. Afrika is slachtoffer van alle negatieve connotaties rond het thema van de onderontwikkeling. Vanuit Europa wordt het dan ook beschouwd als een continent waar rampen, crises, staatsgrepen, hongersnoden en andere vormen van ellende elkaar opvolgen; een werelddeel ook dat afhankelijk is van de liefdadigheid en de hulp van anderen, en dat alleen maar goed is voor problemen.
De top vijf van: Mark Eyskens Belgisch Minister van Buitenlandse Zaken
|
Twintig liefdesgedichten en een wanhoopszang Pablo Neruda |
Latijns-Amerika:
Jorge Luis Borges, |
Gabriel García Márquez |
|
Azië:
Yukio Mishima, |
V. Naipaul |
|
Afrika
Tahar Ben Jelloun, |
Nagieb Mahfouz |
|
Op de een of andere manier werkt dat negatieve beeld door in de beoordeling, door Europeanen, van de artistieke en intellectuele produk-
| |
| |
Nobelprijswinnaar Wole Soyinka (foto: ANP)
| |
| |
ties die vanuit dit werelddeel op hen afkomen. Ik hoop dat we het er ook over eens kunnen zijn dat als het om cultuur gaat, Afrika voor het merendeel der Europeanen staat voor dans, ritme, emotie en warmte, mondelinge overdracht en het verhaal dat de oude man, zittend onder de apebroodboom, vertelt aan zijn kleinkinderen. Maar dat daar ook plaats is voor geschreven literatuur in al zijn verscheidenheid wil er niet zo in.
‘Afrika staat voor het merendeel der Europeanen voor dans, ritme, emotie en warmte, mondelinge overdracht en het verhaal dat de oude man, zittend onder de apebroodboom, vertelt aan zijn kleinkinderen’
Zonder me er meteen in te willen mengen zou ik er niettemin graag op wijzen dat de polemiek die gevoerd is tegen Wole Soyinka (‘een Afrikaanse marionet die danst op Europese maten’, om het even kort samen te vatten) door een van de meest vooraanstaande intellectuelen in Nigeria, te weten Chinweizu, naar aanleiding van de toekenning van de Nobelprijs aan Wole Soyinka, lijkt te onderstrepen dat Afrika met andere maatstaven gemeten moet worden dan de rest van de wereld. Er lijkt een rechtstreekse lijn te lopen van Hegel, die sprak van Afrika als een werelddeel zonder geschiedenis, naar Leopold Sedar Senghor, met zijn concept van négritude, het afsnijden door Afrika van de banden met Europa (Senghors eigen optreden in de praktijk buiten beschouwing gelaten). Het is duidelijk dat in een situatie waarbij het continent over het algemeen een negatief beeld oproept, een boek van een Afrikaans auteur toch net een even iets andere waarde heeft dan een boek van een willekeurige Duitse, Franse, Engelse of Latijnsamerikaanse schrijver.
| |
Functioneel
Allereerst huldigt een kleine groep lezers (degenen die belangstelling koesteren voor Afrika als zodanig) de opvatting dat het lezen van een Afrikaanse roman of een Afrikaans gedicht gezien moet worden als een blijk van solidariteit met een werelddeel dat te lijden heeft van onderdrukking. Het spreekt vanzelf dat zo'n handvol lezers niet genoeg is om ervoor te zorgen dat een schrijver succesvol is op de Europese markt: daarvoor zijn het er domweg te weinig.
Ten tweede verwachten veel lezers van een boek van een Afrikaans auteur blijkbaar iets dat ze van een Europese schrijver niet verwachten, namelijk informatie. Ze zijn nieuwsgierig naar gebruiken en tradities, ze willen meer weten over de positie van de vrouw, over de geschiedenis en de opvattingen zoals die leven in het land waar de auteur vandaan komt.
Daar steekt op zichzelf niets kwaads in, maar het probleem hiermee is indirect wel dat literatuur op deze manier tot iets functioneels wordt teruggebracht, beroofd wordt van de haar inherente eigenschap dat ze genoegen verschaft louter omwille van de artistieke prestatie. Dit verschijnsel noem ik de ‘gefictionaliseerde reisgids’. Ik ben me ervan bewust dat het een Europees (Duits) probleem is, geen Afrikaans literair probleem, al zijn er een paar schrijvers die - wellicht onbewust - toegeven aan een dergelijke min of meer etnografische opvatting van literatuur.
Maar ik kan het probleem nog wel anders stellen. Europeanen die om de een of andere reden belangstelling hebben voor Ghana, ver- | |
| |
slinden alles wat ze daarover te pakken kunnen krijgen. Ze dwepen met Ghanese auteurs - niet vanwege hun literaire kwaliteiten, maar omdat het over Ghana gaat. Ze denken door een boek van een Ghanese schrijver te lezen meer over dat land te weten te komen. Uitgevers zijn natuurlijk van deze eigenaardigheid op de hoogte, vandaar dat ze nogal terughoudend zijn als het erom gaat boeken uit te geven waarvan ze voorzien dat die er de grootste moeite mee zullen hebben uit de bestaande, beperkte markt los te breken.
Misschien is het een extreem geval, maar toch is het wel illustratief: twee belangrijke boeken van Chinua Achebe, Anthills of the Savannah en No longer at ease, gecontracteerd door een van de meest gerenommeerde uitgeverijen in Duitsland, zijn na jaren nog altijd niet uitgegeven, ofschoon men de (goede) vertalingen daar al sinds jaren in huis heeft. Veelzeggend is naar mijn gevoel ook wat er met de romans van Nuruddin Farah is gebeurd; drie daarvan zijn in vertaling uitgegeven door drie verschillende uitgeverijen, die zich er geen van alle op willen of kunnen vastleggen dat ze ook in het vervolg nog iets van deze belangrijke auteur zullen uitbrengen.
| |
De betere tijden voorbij
Uiteraard is men geneigd te zeggen dat Afrikaanse auteurs betere tijden hebben gekend in Europa. In de late jaren vijftig en de beginjaren zestig deed in West-Duitsland Jan-Heinz Jahn veel aan de promotie van Afrikaanse literatuur in Duitse vertaling. Dat was in een tijd dat er ruime belangstelling bestond voor een continent in opkomst. En in Engeland had je de African Writers Series, waar vrijwel iedere auteur met enig talent in kon publiceren.
‘Europeanen die om de een of andere reden belangstelling hebben voor Ghana, verslinden alles wat ze daarover te pakken kunnen krijgen. Ze dwepen met Ghanese auteurs - niet vanwege hun literaire kwaliteiten, maar omdat het over Ghana gaat’
Maar dat is allemaal lang geleden. Heinemann International heeft zijn Afrikaans fonds ‘afgeslankt’, en de eerste vertalingen in het Duits van Chinua Achebe of Camara Laye zijn sinds hun verschijnen niet heruitgegeven. Uitgevers verkennen de markt, en aangezien ze daar alleen in springen om geld te verdienen, zullen ze, als ze die te slap vinden, zich wel tweemaal bedenken voordat ze boeken gaan uitgeven waarvan ze menen dat die het toch niet zullen doen.
Dit zijn een paar van de obstakels waar literair werk uit Afrika met name op de Duitse literaire markt mee te maken heeft. Maar men zou zich ook kunnen afvragen of er in de aard van de Afrikaanse literatuur zelf niet iets is dat maakt dat slechts een beperkt Europees (Duits) lezerspubliek er kennis van neemt.
| |
Taalproblemen
Eén aspect ligt in elk geval al voor de hand: bij romans, verhalen en andere vormen van literatuur die geschreven zijn in een Afrikaanse taal, en die in verschillende landen
| |
| |
worden uitgegeven, doet zich een probleem voor met de taal. Er zijn maar heel weinig van deze werken in vertaling beschikbaar, eenvoudigweg omdat er maar heel weinig potentiële vertalers zijn. Om nog maar te zwijgen van het ontbreken bij uitgeverijen van medewerkers die in staat zijn te bepalen wat het belang is van een bepaalde tekst in zeg het Setswana of het Twi, laat staan het Kiswahili. Vandaar dat de uitdagende stellingname van dichters als Mazisi Kunene, maar ook van bepaalde intellectuelen, dat alleen literatuur in een Afrikaanse taal kan gelden als echte Afrikaanse literatuur, in intellectueel en politiek opzicht dan wel stimulerend mag zijn, maar uiteindelijk neerkomt op de mensen blijmaken met een dode mus.
Veel ernstiger is het probleem van de vertaalbaarheid, als ik dat zo kan noemen. Schrijvers als Ken Saro-Wiwa, die in ‘gebroken’ Engels schrijft, of Kojo Laing, hoe belangrijk ze ook zijn, kunnen worden (en zijn) beschouwd als onvertaalbaar naar talen als het Nederlands, het Duits of het Zweeds, gewoon omdat die talen de verschillende lagen van het taalgebruik dat deze auteurs hanteren, niet kennen. Of men tracht het een en ander op te vullen met de verkeerde connotaties en associaties.
| |
Literaire ontwikkelingen
Ik ben geen literair criticus of docent Afrikaanse literatuur. Maar naast de reeds genoemde aspecten zie ik nog andere literaire ontwikkelingen die een verspreiding van Afrikaanse literatuur binnen Europa in de weg staan.
Ten eerste lijkt het probleem samen te hangen met het genre: Europese lezers zijn min of meer gewend aan klassieke genres. Het is niet overdreven te stellen dat zij weten hoe een roman ongeveer in elkaar moet zitten. Welnu, in tegenstelling tot het werk van veel van hun Latijnsamerikaanse collega's voldoen romans van Afrikaanse schrijvers niet aan deze verwachtingen. Ik ben niet van plan het mijnenveld van de literaire theorie, laten we zeggen de school die de deconstructie van de roman voorstaat bij voorbeeld, te betreden. Maar het is evenzogoed zonneklaar, voor mij althans, dat in Afrika romans op een andere manier worden geschreven dan in Europa, en dat die andere manier op de Duitse of andere Europese lezers (van wie de uitgever in de meeste gevallen de eerste is) uiteindelijk vreemd overkomt. Met dit aspect hangt ten tweede de relatie samen die bestaat tussen het geschreven woord en de verwerking van mondelinge tradities in de tekst zelf; terwijl bepaalde beelden of tekstuele samenhangen op een Afrikaanse lezer een prikkelende uitwerking kunnen hebben, is het denkbaar dat Europese lezers er in het geheel niet door worden geraakt, omdat het hen simpelweg ontgaan.
Ten derde is er het probleem van de thematiek. Natuurlijk zijn er de nodige regionale varianten, maar er valt een duidelijke tendens waar te nemen: romans en verhalen geschreven door Afrikaanse auteurs handelen voor een groot deel over situaties, historische momenten en vormen van sociaal leven die de gemiddelde Europese lezer in de meeste gevallen vreemd zijn (en die tegelijkertijd de ‘afrikanisten’ in Europa zullen aanspreken).
‘Het is zonneklaar, dat in Afrika romans op een andere manier worden geschreven dan in Europa, en dat die andere manier op de Duitse of andere Europese lezers uiteindelijk vreemd overkomt’
Terwijl het onmiskenbaar is dat alles wat geschreven kon worden over het koloniale tijdperk in Afrika inmiddels geschreven is, en
| |
| |
deels ook vertaald in diverse Europese talen, zijn er andere favoriete thema's die schrijvers in Afrikaanse landen nog aan het uitdiepen zijn. Voorbeelden zijn de vrijheidsstrijd, de strijd tegen de apartheid, de uitholling van traditionele culturen door de oprukkende, zogenaamde Westerse beschaving, de kritiek van de neo-koloniale eliten, enzovoort. De meeste van deze boeken zijn van belang voor het zoeken naar de nationale identiteit, maar wat moet een Europese lezer ermee? Wat zegt het zoveelste boek over de oorlog in Biafra een lezer die niet uit Nigeria komt? Waarom bevatten zoveel boeken tot fictie verwerkte folklore, terwijl er maar weinig gaan over het groeiend aantal Europese goedwillenden dat, vermomd als ontwikkelingsdeskundigen, het Afrikaanse werelddeel doorkruist?
| |
Nieuwe golf
De meeste van de grotere thema's binnen de Afrikaanse literatuur zijn door de eerste generatie Afrikaanse schrijvers vanaf het midden van de jaren vijftig tot aan de beginjaren zeventig redelijk uitgebreid behandeld. Een aantal daarvan is dank zij vertalingen ook in Europa niet aan de aandacht ontsnapt, al zijn een paar belangrijke werken nooit vertaald. Om even een paar namen te noemen: Chinua Achebe, Wole Soyinka, Ngugi wa Thiong'o, Ayi Kwei Armah, Mongo Beti, René Philombe, Henri Lopes, Nuruddin Farah, Sembène Ousmane. Maar een generatie later leek de literaire scheppingsdrift tot stilstand te zijn gekomen, en er brak een periode aan van ‘meer van hetzelfde’, waar degenen die de toegang tot de Europese markten regelen niet van onder de indruk waren.
‘De positie buiten Afrika van Afrikaanse literatuur is dus niet over het hele front zo triest en slecht bedeeld; er kan verandering in komen’
Pas in de tweede helft van de jaren tachtig kwam er in Europa weer een nieuwe golf van Afrikaanse auteurs met literaire creativiteit aangerold; figuren als Mamadou Soukouna, Kojo Laing, Chenjerai Hove, Ben Okri, Festus Iyayi, Mia Couto, Xitu en verder Sony Labou Tansi en de vroeggestorven Dambudzo Marechera, met ergens daar tussenin een Luandino Viera of een Pepetela. Daarmee is overigens nog niet gezegd dat zij allen volledige erkenning hebben gekregen in Europa, laat staan dat ze in meerdere talen vertaald zouden zijn. En dan doet zich verspreid over het continent ook nog het nieuwe fenomeen voor van de vrouwelijke schrijvers, die met wisselend succes hun entree hebben gemaakt.
De positie buiten Afrika van Afrikaanse literatuur is dus niet over het hele front zo triest en slecht bedeeld; er kan verandering in komen - per slot van rekening zijn ook literaire modes aan verandering onderhevig.
[Vertaald uit het Engels door Alexander van Baggum.]
|
|