| |
| |
| |
Richard van Leeuwen
Literatuur en de staat in Egypte
De jaarlijkse toekenning van de staatsprijzen voor literatuur in Egypte veroorzaakt meestal grote opschudding in het literaire wereldje. Volgens sommigen worden belangrijke gegadigden steeds overgeslagen, terwijl hielenlikkers met de eer gaan strijken. Bovendien worden ‘aanmoedigingsprijzen’ soms toegekend aan schrijvers die al met een been in het graf staan, of worden vooraanstaande schrijvers postuum geëerd en moeten de nabestaanden het juridische gevecht aangaan om het bijbehorende geldbedrag uitgekeerd te krijgen. Staatsprijzen voor literatuur zijn natuurlijk overal ter wereld omstreden, maar in Egypte krijgen ze een speciaal tintje, omdat niet alleen de staat zich met de literatuur wenst te bemoeien, maar de literatoren zich evenmin afzijdig houden van de politiek.
Staatsprijzen voor literatuur zijn voor een deel een politieke zaak, en de regering zal niet snel geneigd zijn een uitgesproken politieke tegenstander te bekronen. Wie een staatsprijs ontvangt, kan het jaar daarop moeilijk worden opgepakt wegens staatsvijandige activiteiten, of aan scherpe censuur worden blootgesteld. Bekroning verschaft een schrijver een zekere mate van onschendbaarheid. Zo zal de Egyptische regering ook een zucht van verlichting hebben geslaakt toen Nagieb Mahfoez, die bekend staat om zijn oncontroversiële politieke meningen, de Nobelprijs werd toegekend, en niet Joesef Idris, die nooit kan nalaten provocerende uitspraken te doen en die door sommigen als een schreeuwlelijk, maar door anderen als een belangrijke leader of opinion wordt beschouwd.
‘Wie een staatsprijs ontvangt, kan het jaar daarop moeilijk worden opgepakt wegens staatsvijandige activiteiten, of aan scherpe censuur worden blootgesteld’
De Egyptische schrijfster Ahdaf Soueif heeft eens in een interview gezegd dat een Egyptische auteur die in zijn werk de politieke en sociale problemen van zijn land negeert, als een dilettant zou worden beschouwd. Elke zichzelf respecterende schrijver beschikt over een besef van politieke verantwoordelijkheid en mengt zich in het politieke en ideologische debat, op alle niveaus; in zijn literaire werk, in de journalistiek, in politieke bewegingen of in koffiehuisdiscussies. Mede door deze bemoeizucht is de verhouding tussen staat en literatuur in Egypte, op zijn zachtst gezegd, niet smetteloos. Welke factoren hebben tot deze wrijvingen bijgedragen?
| |
De schrijversbond
Een van de bruggehoofden van de staat in de literaire wereld is de Egyptische Schrijversbond. De bond is opgericht in de jaren zeventig, een periode waarin schrijvers zich luidruchtig roerden om de vrijheid van meningsuiting te verdedigen, en stond vanaf het begin onder streng toezicht van de staat. Hierdoor werd de bond door de meeste auteurs eerder als een middel tot censuur beschouwd
| |
| |
(foto: UNESCO/Dominique Roger)
| |
| |
dan als een vakbond die voor de rechten van literatoren zou kunnen opkomen. De leiding werd in handen gegeven van regeringsgezinde intellectuelen, die niet bekend stonden om hun literaire kwaliteiten, en nog steeds wordt het lidmaatschap door serieuze auteurs schamper afgedaan als iets voor carrièristische ambtenaren die af en toe een verhaaltje produceren. Echte schrijvers laten de bond zoveel mogelijk links liggen.
Een tweede lichaam waarvan de staat zich bedient om haar stempel op de literatuur te drukken is de Egyptische Organisatie voor het Boek. Deze organisatie richt zich vooral op het uitgeven van boeken, op allerlei terreinen, en culturele en wetenschappelijke tijdschriften. Het uitgeven van literatuur is in Egypte geen voor de hand liggende, en zeker geen winstgevende zaak, en de Boekorganisatie speelt dan ook een belangrijke rol bij het publiceren van debuten en werk van schrijvers die moeilijk tot de uitgeverskanalen kunnen doordringen. Boze tongen beweren dat er onder het bewind van president Sadat in de jaren zeventig alleen sigarettenverpakkingen van de persen van de staatsdrukkerij rolden, maar onder Moebarak is de literaire productie van de staatsuitgeverij sterk toegenomen en is een indrukwekkend fonds opgebouwd.
‘In de laatste honderdvijftig jaar beschouwen de Egyptische intellectuelen zichzelf, en niet de politici, als legitieme woordvoerders van de natie’
Ondanks deze ‘faciliteiten’ leven veel Egyptische auteurs op gespannen voet met de staat. Volgens de vooraanstaande literatuurhistoricus en criticus Sabri Hafiz is deze wrijving endemisch: ‘In de laatste honderdvijftig jaar beschouwen de Egyptische intellectuelen zichzelf, en niet de politici, als legitieme woordvoerders van de natie. Zij kwamen op voor het volk dat zich niet op politiek gebied kon uiten, tegenover de intriges van de kliek van politici, waarvan zij de macht niet als legitiem erkenden. In de eerste helft van deze eeuw leverde dat niet veel problemen op. Er bestond een consensus dat Egypte zich moest verzetten tegen buitenlandse overheersing en onafhankelijk moest worden. Na de revolutie van 1952 werd de situatie gecompliceerder. De staat was nu Egyptisch, men was zelf verantwoordelijk geworden voor het oplossen van politieke en sociale problemen. Bovendien werden de onderwijsfaciliteiten uitgebreid, waardoor voor het eerst ook lagere klassen intellectuelen en schrijvers voortbrachten. Hierdoor veranderde het karakter van de politieke en van de literaire discussie.’ Met deze uitspraak legt Sabri Hafiz niet alleen een verband tussen politiek en literatuur, maar suggereert hij bovendien dat politieke gebeurtenissen in hoge mate de ontwikkeling van de literaire productie bepalen. Daarbij spelen niet alleen de onafhankelijkheidsstrijd, in de eerste helft van deze eeuw, en de oorlogen tegen Israel een rol, maar ook de revolutie van 1952 en de oriëntatie van de opeenvolgende regimes van de presidenten Nasser (1954-1970), Sadat (1970-1981) en Moebarak (vanaf 1981).
| |
Literatuur en politiek
Nobelprijswinnaar Nagieb Mahfoez heeft eens gezegd dat een roman niet noodzakelijkerwijze romantiek hoeft te bevatten, maar dat verwijzingen naar politiek onontkoombaar zijn. Toch zijn Mahfoez' boeken geen ‘politieke’ romans. In zijn meesterwerk, de drie romans die samen de Trilogie vormen, schetst Mahfoez een beeld
| |
| |
van de periode waarin de nationalistische beweging tegen de Britse overheersing op haar hoogtepunt was. De nationalistische beweging vormt echter voornamelijk het decor voor de lotgevallen van de belangrijkste personages, wier leven door de politieke bewegingen wordt beïnvloed, maar die niettemin een eigen ontwikkeling doormaken die niet uitsluitend gedetermineerd wordt door de turbulente gebeurtenissen. De romans zijn geen nationalistisch manifest, maar veeleer een beschrijving van de tweestrijd waarin de mens terechtkomt in tijden van stormachtige veranderingen, en een pleidooi voor het afschaffen van repressieve politieke en sociale structuren.
Nagieb Mahfouz
Het werk van Mahfoez heeft voor opeenvolgende generaties schrijvers in Egypte de toon gezet. Zijn reactie op de revolutie van Nasser, de kritiek op de Egyptische sociale verhoudingen in de jaren zestig en de verwerking van de Arabisch-Israelische oorlogen van 1967 en 1973 hebben belangrijke lijnen uitgezet binnen de Egyptische literatuur. Daarbij heeft hij vaak aan kritiek blootgestaan, enerzijds van de kant van fundamentalistische moslims, die hem betichtten van het propageren van een anti-religieus wereldbeeld, en anderzijds van de kant van linkse intellectuelen, die hem verweten dat hij de kritiek die in zijn werk vervat was niet in directe politieke uitspraken omzette. Hij zou zich bovendien, ondanks zijn kritiek op de sociale verhoudingen, te zeer hebben vereenzelvigd met het regime van president Sadat.
De schrijversgeneratie die momenteel de dienst uitmaakt in Egypte, met als belangrijkste exponenten Gamaal al-Ghitani, Abdoel Hakiem Kasim en Joesoef al-Ka'ied, is opgegroeid in de periode Nasser. Deze schrijvers werden gevormd door de idealen van de revolutie. Het land was onafhankelijk geworden en zowel de politiek als de cultuur stond in het teken van vernieuwing, hernieuwd zelfvertrouwen en het visioen
| |
| |
van een nieuw Egypte. Het was een periode waarin de strijd tegen externe overheersing plaatsmaakte voor interne conflicten en hervorming. Intellectuelen vervulden daarbij een onontbeerlijke rol. Schrijvers werden opgenomen in de staat en de culturele instellingen om de legitimiteit van het revolutionaire bewind te formuleren en de literatuur kreeg een belangrijke impuls. Volgens Ghitani was het een periode van ‘bevrijding’, waarbij Nasser echter verzuimde deze door het instellen van democratische vrijheden te laten volgen. In de jaren zestig nam de repressie toe, en daarmee de wrijvingen tussen het regime en de literatoren. De grote ontgoocheling kwam in 1967 met de rampzalige nederlaag van de Arabische legers tegen Israel. De oorlog had niet alleen tot een militaire nederlaag geleid, maar ook tot de vernietiging van een ideaal, die het failliet van de revolutionaire ideologieën inluidde en die diepe sporen naliet in de Egyptische samenleving en cultuur. De meeste critici ontwaren een kentering in de literatuur na 1967. Schrijvers maakten zich los van het realisme en gingen over tot surrealistische experimenten. Er volgde een fase waarin somberheid, vervreemding, frustratie, introversie en hernieuwde aandacht voor religie en spiritualiteit overheersten. De literatuur werd een middel om aan de ontgoocheling uiting te geven en de catastrofe een plaats in de geschiedenis en het nationale bewustzijn te geven. Daarbij richtte men zich vooral op de interne verdeeldheid en de corruptie van het regime, en het verloren vertrouwen van het individu in de staat.
‘Schrijven die als marxist bekend stonden, trachtten hun denkbeelden met de culturele erfenis van de islam te verzoenen...’
Een opvallende ontwikkeling in de literatuur na 1967 is de hernieuwde aandacht voor het Egyptische culturele erfgoed en de islam. Deze tendens is ook in de politiek waar te nemen, omdat zelfs socialistisch en secularistisch georienteerde stromingen een plaats voor de islam in hun programma's zijn gaan inruimen. Schrijvers die als marxist bekend stonden, trachtten hun denkbeelden met de culturele erfenis van de islam te verzoenen, terwijl de geschiedenis van Egypte een steeds prominenter plaats kreeg in de literatuur. Dit is enerzijds te verklaren door een versterking van de spiritualiteit als toevlucht voor de ontreddering van de nederlaag, en anderzijds door het besef dat de nederlaag, hoe ingrijpend ook, slechts een incident is in de geschiedenis, waarvan de gevolgen kunnen worden overwonnen.
‘... terwijl de geschiedenis van Egypte een steeds prominenter plaats kreeg in de literatuur’
Hoewel de meeste schrijvers onder Nasser te lijden hebben gehad van censuur en gevangenschap, is hun oordeel over deze periode niet onverdeeld negatief. Zij zijn eensgezinder in hun veroordeling van president Sadat, die door sommigen als een ‘misdadiger’ wordt gekwalificeerd. De censuurmaatregelen van Sadat leidden in de jaren zeventig tot een confrontatie tussen intellectuelen en het regime. Schrijvers en journalisten eisten de oprichting van een onafhankelijke schrijversbond, de vrijlating van politieke gevangenen en de opheffing van de censuur. In februari 1973 kreeg een groot
| |
| |
aantal dissidente schrijvers een werk- en publicatieverbod opgelegd, waarna veel intellectuelen het land verlieten en er zuiveringen bij de media en de universiteiten werden doorgevoerd.
Volgens de meeste schrijvers heeft Sadat Egypte door een cultureel dal gevoerd waarvan het land zich nog niet geheel heeft hersteld. De oorlog van 1973 die door het regime op luide toon als een overwinning werd voorgesteld, kon hierin geen verandering brengen en wordt door velen, samen met de vredesverdragen met Israel (1979), als een voortzetting van de nederlaag gezien. De militaire successen werden overschaduwd door de corruptie, de repressie en de opkomst van een verwesterde en zich snel verrijkende handelsklasse. Deze klasse zou niet geworteld zijn in de Egyptische cultuur, maar zich overgeven aan de uit het westen geïmporteerde consumptiecultuur, en bijdragen aan de ontwrichting van de sociale structuur.
Temidden van de heftige emoties die oplaaien wanneer Nasser of Sadat ter sprake komen, heeft de huidige president Moebarak het kaliber van een brave straatveger. Hij wordt geprezen om zijn integriteit, zijn vaderlandsliefde, zijn werklust en zijn respect voor de vrijheid van meningsuiting. Hij geniet ‘het voordeel van de twijfel’, en als hij niets groots verricht in de komende tijd zal hij waarschijnlijk met deze kleurloze kwalificatie de geschiedenis ingaan. Moebarak is geen krachtfiguur, maar probeert het schip drijvende te houden, zonder er, zoals Nasser en Sadat, belust op te zijn de macht naar zich toe te trekken. Hij treedt bovendien hard op tegen de radicale islamitische bewegingen die door veel auteurs als de grootste bedreiging van de herwonnen culturele vrijheid worden beschouwd. Hoewel er in Egypte formeel geen censuur op literatuur bestaat, ontstaat er toch van tijd tot tijd opschudding rond ‘verboden boeken’, die hetzij in strijd worden geacht met de goede zeden, hetzij in strijd met de normen van de islam. De aanleiding vormt vrijwel altijd een afkeurend oordeel vanuit religieuze kringen, die zich met de bewaking van de culturele waarden bezighouden. Soms gaat het ministerie van Binnenlandse Zaken vervolgens over tot het confisqueren van de oplage van een gewraakt boek, maar over het algemeen blijft het bij campagnes in de pers en wederzijdse verontwaardiging. Volgens sommigen worden deze campagnes geïnspireerd door Saoedi-Arabië, wat aan de nu al legendarische Caïreense boekhandelaar Madboeli de opmerking ontlokte: ‘Als die boeken de Saoedi's zo tegenstaan, moeten ze de oplage maar opkopen; dat kost ze lang niet zoveel als de buikdanseressen op hun ambassadefeesten.’
‘Temidden van de heftige emoties die oplaaien wanneer Nasser of Sadat ter sprake komen, heeft de huidige president Moebarak het kaliber van een brave straatveger’
| |
De macht van de pen
Moebarak heeft eens gezegd dat hij Egypte regeert met zijn pen, waarmee hij elke beslissing hoogst persoonlijk ondertekent. Er zijn in Egypte echter meer pennen die zich in de gang van zaken mengen. De staat zoekt woordvoerders die het beleid van een intellectueel steuntje in de rug voorzien, terwijl de schrijvers naar kanalen zoeken om hun artistieke en politieke ideeën te uiten. Men lijkt wederzijds van elkaar afhankelijk en de strijd tussen politiek en literatuur heeft dan ook vaak iets van een schijngevecht. Maar de inzet is
| |
| |
groot, omdat de tegenstellingen steeds scherper worden. Het gaat om de culturele oriëntatie van het land, om de vrijheid van meningsuiting en om het politieke besef van de bevolking. De schrijvers werpen zich daarbij graag op als het ‘geweten’ van de natie, als tegenwicht tegen de per definitie onscrupuleuze strijd om de politieke macht.
Schrijvers zijn niet talrijk in Egypte, maar de politiek wordt ook door weinigen bedreven. Intellectuelen beschouwen het echter als hun taak zich in ideologische debatten te mengen en daarmee wordt de literatuur in het centrum van de politieke ideeënvorming geplaatst. Hoe groot is daarbij de macht van schrijvers? Joesef Idris heeft eens gezegd: ‘Zij kunnen niet zonder ons, terwijl wij heel goed zonder hen kunnen.’ Een andere schrijver reageerde daarop met de woorden: ‘Misschien kunnen zij niet zonder ons, maar Joesef Idris kan zeker niet zonder hen. Als hij een stap te ver gaat in zijn stukken in al-Ahraam vliegt hij er meteen uit.’
| |
Egyptische literatuur in Nederlandse vertaling:
al-Ghitani, G. De spion van de sultan, Houten 1988. |
al-Hakim, T. Dagboek van een Officier van Justitie, Amsterdam 1975. |
Idris, J. Het taboe, Baarn etc. 1988. |
Idris, J. De vreemdeling, Baarn etc. 1991. |
al-Ka'ied, J. Oorlog in het land Egypte, versch. 1992. |
Kasim, A.H. De zeven dagen van de mens, Weesp 1984. |
Mahfoez, N. De dief en de honden, Houten 1989. |
Mahfoez, N. De dwaaltocht, Houten 1989. |
Mahfoez, N. De moskee in de steeg, Houten 1988. |
Mahfoez, N. Tussen twee paleizen, (eerste deel van De Trilogie), Houten 1990. |
Mahfoez, N. Paleis van verlangen, (tweede deel van De Trilogie), verschijnt 1991. |
Moestagaab, M. Uit de geheime geschiedenis van Noe'maan Abd al-Hafiz, Baarn etc. 1989. |
Soueif, A. Aisha, Weesp 1985. |
De top vijf van:
Jan Kees van de Werk hoofdredacteur Afrikaanse Bibliotheek (uitg. In de Knipscheer)
|
1. | Tromgeroffel in Rancas
Manuel Scorza |
2. | Beenderen
Chenjerai Hove |
3. | Het teken van Martial
Sony Labou Tansi |
4. | De vlakte in vlammen
Juan Rulfo |
5. | De blik van de Koning
Camara Laye |
|
|