Bzzlletin. Jaargang 20
(1990-1991)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
Peter Swart
| |
[pagina 52]
| |
suspens- en piotelementen uitstekend in literaire romans van pas komen. In een interviewGa naar eind1 zegt van Zomeren over deze overgangstoestand: ‘Mijn thrillers hebben mij weliswaar geen slechte naam bezorgd, maar kennelijk worden ze toch niet geschikt bevonden om het voertuig te zijn van zo iets “achtenswaardigs” als een levensgevoel. Wat dat betreft was de ontvangst van Otto's oorlog voor mij een eigenaardige sensatie: zeer geprezen door de literaire kritiek, maar men deed net alsof het mijn romandebuut was.’
Bij Nieuwe Revu: de zoveelste actievergadering (persconferentie bij NVJ), ca. 1978
| |
Redakteur onbetaald verlofInderdaad, zo reageerde de kritiek. In sommige besprekingen van Otto's oorlog (Carel Peeters in VN, Wam de Moor in De Tijd) werd niet of zeer terloops ingegaan op eerder werk van Koos van Zomeren, die op dat moment toch al veertien titels en een heel schrijversleven als thrillerauteur achter de rug had. In 1965 verscheen zijn werkelijke debuut, de dichtbundel De Wielerkoers van Hank - van Zomeren was toen 18 jaar. Het jaar daarop verscheen de vaak als ‘sfeervol’ gekenmerkte roman Terloops te water, evenals De nodige singels en pleinen, in 1967 gevolgd door de roman De vernieling. De overwegend gunstige ontvangst van dit ‘onschuldige literaire werk’, dat elders in dit nummer aandacht krijgt, bracht de jonge schrijver vooralsnog niet in de verleiding zijn oeuvre verder uit te bouwen: tussen 1967 en 1977 - het jaar waarin de eerste thriller Collega Vink vermoord verscheen - publiceerde Koos van Zomeren geen boeken. Voornaamste bezigheden in die tijd waren vier jaar journalistiek bij Het Vrije Volk (een ‘arbeiderskrant’ immers) en een tijdrovend lidmaatschap van de extreem linkse, maoïstische Socialistische Partij, van 1971 tot 1976. Van Zomeren behoorde al snel tot de ‘SP-troika’ en was onder andere gemeenteraadslid voor de SP in Nijmegen. Ergens in 1976 breekt hij met de partij en dan krijgt het schrijven gelukkig weer een kans. Op 1 januari van datzelfde jaar kwam Koos van Zomeren als algemeen verslaggever in vaste dienst bij De Nieuwe Revu, het weekblad dat in zijn thrillers is omgevormd tot Deze Week. Van Zomeren schreef in die tijd vooral over sociaal-economische en politieke onderwerpen: over de tot absurde hoogten gestegen aardappelprijzen, de melkpoederberg van de EEG, of over de achterstand van linkse partijen in het aantal burgemeestersbenoemingen. Later specialiseerde hij zich op ‘Het Haagse’ en schreef onder andere een tijdlang een wekelijkse rubriek over de toenmalige minister-president Van Agt. Deze man moet Van Zomeren hebben gefascineerd; hij observeerde hem gedurende een half jaar en gebruikte hem meermalen in zijn boeken, tot en met Bufo in De Witte Prins (1985). Nadien was hij tot medio 1986 overwegend ‘redakteur flora en fauna’ en ‘redakteur onbetaald verlof’.Ga naar eind2 Die laatste kwalifikatie slaat op het werkpatroon dat van Zome- | |
[pagina 53]
| |
ren zich in die periode had eigen gemaakt; de opbrengst van een boek leverde hem de middelen om zich een paar maanden onbetaald verlof van De Nieuwe Revu te kopen, maanden waarin hij dan weer een volgend boek kon schrijven. In een tijdsbestek van ruim drie jaar - tussen 1977 en 1980 - schrijft Koos van Zomeren aldus opererend liefst zes thrillers. Deze boeken vertonen een aantal oppervlakkige gemeenschappelijke kenmerken: ze verschenen oorspronkelijk bij Bruna als ‘Zwart Beertje’, hebben over het algemeen een min of meer politieke intrige, en er treedt telkens een journalist van ‘Deze Week’ op als hoofdpersoon. Tegenwoordig zijn deze pockets zelfs in het tweedehandse circuit niet gemakkelijk meer te krijgen, ten tijde van het verschijnen waren ze in toenemende mate populair, zeker als men de omstandigheden in aanmerking neemt.
Met Van Agt en Gijs van der Wiel (ome Gijs) in Washington, 1979
In 1980 volgde nog Oom Adolf, een eigenaardig verhaal waarin een neef een Oom die minister is naar het leven staat. Toen Koos van Zomeren na de ingrijpende reorganisatie bij uitgeverij Bruna overstapte naar De Arbeiderspers deed zich het merkwaardige gegeven voor dat zijn door de pers zeer goed ontvangen tweeluik Haagse Lente / Minister achter tralies (beide 1981) enige tijd niet verkrijgbaar was in de boekhandel, omdat Bruna's schuldeisers beslag hadden laten leggen op de voorraad.Ga naar eind3 Het eerder genoemde De Hangende Man (1982) sluit de rij wat betreft de misdaadromans. | |
EendimensionaalCollega Vink vermoord (1977) is de eerste misdaadroman van Koos van Zomeren en tegelijkertijd zijn eerste boek na een intermezzo van tien jaar. Collega-journalist Cees Vink, werkzaam bij het weekblad Deze Week, is net een ‘scoop’ van de bovenste plank op het spoor wanneer hij even onverwacht als gewelddadig om het leven komt in de huiskamer van zijn boerderijtje in Friesland. Ed van Es, de eerste in een lange reeks Deze Week-verslaggevers, krijgt van hoofdredakteur Wam de Jong opdracht de (gescheiden) kersverse weduwe Alma op te halen en de zaak ter plekke uit te zoeken. Het tijdschrift is niet voor niets gespecialiseerd in ‘sociale sensatie’. Er ontrolt zich vervolgens een verhaal dat meer uit | |
[pagina 54]
| |
dialoog bestaat dan uit aktie. Het boekje maakt de indruk in grote haast te zijn geschreven. De ontknoping, waarin de hinderlijke zelfmoord van het belangrijkste sleutelpersonage figureert - in drie regeltjes vermeld - is daar misschien wel het beste bewijs van. Stilistisch valt er nog weinig te oogsten: ‘Hij offerde een pion en ik begreep nu donders goed dat mijn koning bedreigd werd.’ De plot kan er mee door, maar de personages blijven wel erg eendimensionaal en de grapjes waarmee Van Zomeren in menig later boek zijn vertellingen zo knap verluchtigt, zijn in deze fase nog te grimmig of gewoon niet leuk genoeg om het gewenste effekt te sorteren. Een eenzame verrader (ook uit 1977) zet dit beeld voort: journalistiek prototype nummer twee, starreporter Frank Houtman, maakt een reportage over een bedrijfsbezetting en een portret van een stakingsleider (min of meer tegen de zin van zijn werkgever in); dat geeft zo'n personage altijd een goede persoonlijke ‘motivatie’ en de nodige armslag. Zowel privé als professioneel raakt deze Houtman in de problemen, in zekere zin door zijn grote maatschappelijke betrokkenheid. Dat komt ervan, als je in je eentje de wereld wilt verbeteren, lijkt de auteur ons te willen meegeven. | |
OorlogsverledenEen dode prinses (1978) laat zien dat van Zomeren de slag te pakken begint te krijgen en de juiste toon weet te treffen. Bij de misdaadroman past een andere, mogelijk wat lossere en meer laconieke benadering van de grote levensvragen; alleen maar cynisch relativeren of sympathiseren met linkse politiek en aktievoeren is te serieuzerig. Ook de plot zit dit keer echt geramd: Willie Boot, mogelijk de onechte dochter van Edward VII en laatste telg van de Friese tak van het Engelse koningshuis, komt op gruwelijke wijze aan haar einde - vergeleken met de beschrijving in het boek is de bijpassende coverfoto wel zeer geflatteerd. Bob Hondius, U weet wel, de man van Deze Week, heeft haar kort daarvoor nog gesproken en wil er het zijne van weten. Hij komt een loodzwaar geheim op het spoor, dat wordt gedeeld door een malafide zakenman uit het zuiden des lands en een gerespekteerd politicus; de betreffende kwestie vindt zijn oorsprong in een zeer belastend oorlogsverleden. Deze eerste introduktie van het thema ‘politicus-met-oorlogsverleden’ zal later in Van Zomerens misdaadromans nog een machtige echo | |
[pagina 55]
| |
krijgen in Haagse Lente en Minister achter Tralies. Het boek ademt een zekere mate van minachting uit voor het politieke bedrijf en haar beoefenaars, naast de gebruikelijke weerzin tegen het wereldje van de boulevardpers. En passant slaat de auteur een bruggetje naar eerder werk als hij Hondius laat opmerken tegen Ed van Es: ‘Jij bent destijds achter de moord op Vink aan geweest. Die zaak heb jij toch zo'n beetje opgelost?’ waarna de gang van zaken in Collega Vink vermoord nog eens in kort bestek wordt doorgenomen. Het is misschien wel niet precies formulewerk wat Van Zomeren in deze fase produceert, maar het leunt er wel zwaar tegenaan. Het voornaamste verschil is een bovengemiddeld verbruik van journalistieke hoofdpersonages, die echter met de mogelijke uitzondering van Bob Vrolijk onderling verwisselbaar zijn. Naast een eerste vernoeming van het voor Van Zomeren zo betekenisvolle dorp Herwijnen en de rivier de Waal, krijgt ook de ogenschijnlijk als dubieus ervaren wijze van journalistiek bedrijven waaraan de auteur gedurende een reeks van jaren een persoonlijke bijdrage leverde, een cynische omschrijving mee: ‘In tegendeel,’ peinsde Ed, ‘het gaat de laatste tijd prima met mij. Ik heb elf stukken geplaatst gekregen in vier maanden. Ik schrijf tegenwoordig zoals een ander tandpasta maakt of plastic zakken met waspoeder vult. En dat bevalt me uitstekend.’ Ook al liggen de parellellen nog zo voor het oprapen, het blijft oppassen met het benaderen van de auteur als ware hij dezelfde man als één van zijn personages. Meningen kunnen samenvallen met de eigen zienswijze, maar dat hoeft natuurlijk niet. Mijn indruk is overigens dat Van Zomeren zijn werk bij de Nieuwe Revu nooit zou kwalificeren als iets dat hem uitstekend is bevallen. Daarvoor waren er teveel controverses met redakties die zich door mediamieke aanwijzingen lieten leiden. Ook past de vluchtigheid van de dag- en weekbladpers volgens mij minder goed bij Van Zomeren dan de - hier en daar moraliserende - degelijkheid die in zijn latere boeken de boventoon gaat voeren. | |
GeforceerdNa de duidelijk stijgende lijn van Een dode prinses valt het eveneens in 1978 verschenen De val van Bas P. enigszins tegen. Bas Pippel, jawel, verslaggever bij Deze Week, was tevens aktief voor het centrale commité van de Revolutionaire Arbeiders Partij (RAP). Bij de BVD, in dit boek eenvoudigweg ‘Dienst’, zijn de public-relations-nieuwlichters nog niet aan de macht, en tracht men nog ouderwets sluw te infiltreren in politiek verdachte kringen zoals de RAP, waarvoor vanzelfsprekend de SP model gestaan moet hebben. De verhoorsituatie in de Ardennen, met als uitkomst Pippels valse getuigenis over een grootscheepse wapensmokkel vanuit Peking onder de RAP-vlag, doet behoorlijk geforceerd aan, daaraan kan de satirische verteltrant weinig veranderen.
Explosie in Mei (1979) stijgt niet uit boven het (amusements-)niveau van De val van Bas P. en andere zwakke broeders. Bob Vrolijk, Deze Week, moet proberen uit te vinden waarom in het Gooi industrieel Wessels en een meisje met huis en al worden opgeblazen. De beweging van de Vijfde Maart claimt in een telefoontje met Deze Week de verantwoordelijkheid voor de aanslag, maar wat heeft deze beweging bewogen? Van Zomeren breit er moeiteloos een eind aan, ook ditmaal zijn er heel wat doden te betreuren. In elk geval hebben we vast kennis gemaakt met Bob Vrolijk, die later meer reliëf zal krijgen in Haagse Lente.
Oom Adolf (1980) staat op zichzelf en hierin neemt Van Zomeren voor 't eerst afstand van de inmiddels zo vertrouwde sensatie-journalistiek rondom aktuele politieke kwesties met voldoende lijken. Hier doet met het titelpersonage Adolf de eerste wat bedekte versie van Dries van Agt zijn intrede. Hugo, een neef, heeft om niet bijster overtuigende redenen een bloedhekel aan deze oom en heeft zich voorgenomen deze van het leven te beroven. Hoe één en ander in zijn werk gaat is het enige bindende element in deze roman, waar de critici binnen de kortste keren gemalen poppestront van maakten. Het is inderdaad een wonderlijk boek, dat zich mogelijk nog het best laat interpreteren als een | |
[pagina 56]
| |
voorstudie voor werk dat Van Zomeren later zou gaan schrijven, toen hij inmiddels wél goed uit de voeten kon met een vreemd gegeven waar geen journalisten van Deze Week bij om de hoek hoefden te komen kijken. Het geweld zou altijd een plekje blijven krijgen. | |
Vier sterrenHaagse Lente (1981), de eerste thriller buiten de Zwarte Beertjes-reeks, betekende de definitieve doorbraak naar nationale bekendheid van Koos van Zomeren. VN's Detective- en thrillergids schatte het op maar liefst vier sterren en menigeen weet dat die niet lichtvaardig worden uitgereikt. Hier komen voor het eerst de uiteenlopende krachten van de auteur samen in een harmonieuze mixage. De verslaggever van Deze Week, Bob Vrolijk dus, zorgt als ik-figuur voor de vertrouwde invalshoek, maar dit keer hoeft het geen lijken te regenen om spanning te genereren. Hubert Drion, zijn leven lang CDA-politicus pur sang, verbaast vriend en vijand door in de herfst van zijn loopbaan plotsklaps een lans te willen breken voor een kernwapenvrij Europa - en dus Nederland. Vanwaar deze pacifistische oprisping? Wil Drion inderdaad - al wordt het mogelijk zijn laatste wapenfeit - nog net voor 't einde van de rit een daad van belang stellen, of is deze roomskatholieke gluipkont onder druk gezet door middel van belastende informatie? Feit is in elk geval dat Drion moet aftreden als op een wel heel conveniënt ogenblik zijn vermeende desertie als soldaat bij de Grebbeberg in 1940 in het nieuws komt. Een aanrijding waarvan zijn zwager het slachtoffer wordt doet de voormalige bewindsman in de gevangenis belanden. In Haagse Lente treedt ook minister-president Jos Plugger op de voorgrond. Dit keer doet Van Zomeren weinig moeite meer om te verhullen wie hem tot deze creatie heeft geïnspireerd; het is ontegenzeggelijk ‘de premier bij gebrek aan een ander’: Hij was in een origineel wielrennersbroekje met zeemleren kruis gestoken en droeg een shirt van TI-Raleigh. Om zijn nek hing een witte handdoek. ‘Nog vijf minuten,’ verzocht hij hijgend, waarna hij zich over het stuur kromde als een roofdier dat zich gereed maakt voor de sprong. (...) Inhoudelijk was hij een absolute nul, maar dat was alleen maar een voordeel. De plot van Haagse Lente steekt goed in elkaar, al is er buitenproportionele aandacht voor het welzijn van de das. Duidelijk treedt hier Van Zomerens toegenomen belangstelling voor de natuur op de voorgrond, zoals die indertijd ook in zijn werk bij De Nieuwe Revu tot uiting begon te komen. De psychologische karaktertekening van de hoofdpersonen, inclusief de journalist Vrolijk, is overtuigend en daarbij komt dat de hele intrige de lezer treft als zeer plausibel, al was het alleen maar omdat de ‘affaire Aantjes’ ten tijde van het verschijnen van het boek nog nagonsde in de actualiteit. | |
Meedogenloos portretIn Minister achter Tralies, dat eveneens in 1981 verscheen, schrikt van Zomeren er niet voor terug het hele verhaal nog eens dunnetjes over te doen, nu vanuit het perspektief van de geplaagde Drion, minister zonder portefeuille, belast met het Wetenschapsbeleid. Aan het oorspronkelijke verhaal wordt een dimensie toegevoegd door de dubbele chantage waarvan Drion het slachtoffer blijkt te zijn. De Oostduitser Tausch herinnert Drion aan zijn escapade met de lieftallige Eva Rehbein, nu al weer zolang geleden - en stelt zijn eisen. Hoe dilletanterig het optreden van deze geheel soloopererende geheim-agent ook is, het rendement is ogenschijnlijk maximaal: Drion is bereid tot een ongelooflijk compromis - dan maar geen kruisraketten! Weinig menselijks is deze meedogenloos geportetteerde Drion vreemd, de eenzaamheid van een slecht huwelijk, geaborteerde vriendschappen, en een verstoten oogappel van een dochter maken hem rücksichtslos in zijn werk en slechts teder voor zijn twee kanaries. In de enthousiaste recensies over Minister achter Tralies werd terecht opgemerkt dat Koos van Zomeren een geweldige psychologische ‘tour de force’ had uitgehaald: het is inderdaad een huzarenstukje, wanneer een voormalig aanhan- | |
[pagina 57]
| |
ger van een extreem-linkse maoïstische partij een ultra-rechtse politicus zodanig weet neer te zetten dat de lezer haast niet anders kan dan sympathie voor de man opvatten. Hoogstwaarschijnlijk heeft Van Zomeren tevens veel schrijfplezier ontleend aan de genadeloze opsomming van menselijke zwakheden in een CDA-politicus. | |
AfscheidDe Hangende Man (1982), tenslotte, is het persoonlijk relaas van Bart Timmer, voormalig reclame-tekstschrijver en Tweede Kamerlid voor de Partij van de Arbeid in de dagen van Joop den Uyl. Zoals Drion in Haagse Lente telkens afreist naar het Limburgse om werkelijk op verhaal te komen, zo moet Timmer zich met zijn ‘roots’ verstaan om wat afstand te nemen van het residentiële gekonkel en een verwarrende verliefdheid op de vrouw van een collega-partijlid. Eenmaal in zijn geboortedorp, dat ingewijden sterk doet denken aan van Zomerens Herwijnen, lijkt Timmer de katalysator te worden van een geweldsexplosie die in snel tempo drie levens opeist. Op het platteland heeft men ook gevoelens, laat daarover geen misverstand bestaan! Timmer, die net als zijn broer Wijnand, nog vaak droomt van de hangende man, Marius Mok, lijkt intellektueel met kop en schouders boven de eenvoudige lieden uit te steken, en is dan ook aan zijn status verplicht om met een verklaring voor de eerste twee moorden op de proppen te komen. Misschien was het wel niet zo'n goed idee om die ‘rotboer’ meteen met zijn vondsten te konfronteren, want daarmee werkt Timmer zich alleen maar verder in de nesten. De verliefdheid levert ook niets op, zodat Timmer aan het eind van het boek met lege handen staat en als het ware opnieuw kan beginnen. Van Zomeren, zelf een soort ‘hangende man’ door zijn langdurige aarzeling tussen thriller en literaire roman, neemt met dit boek definitief afscheid van de misdaadroman en heeft de handen vrij om zaken van mogelijk groter gewicht aan te pakken. Net als Haagse Lente en Minister achter Tralies is De Hangende Man in feite al geen echte thriller meer, maar een psychologische tendensroman. Van Zomeren is zijn maatschappelijke engagement allerminst verloren, maar hij heeft de konfliktstof uit de arena's der journalistiek en politiek niet meer nodig als basis voor zijn boeken. De auteur is zich in toenemende mate gaan interesseren in zijn personages en hun levensfilosofie, en in de natuur in al haar facetten. Die accentverschuiving in het schrijverschap van Koos van Zomeren zal hopelijk nog veel meer literatuur opgeleveren. |
|