| |
| |
| |
Hans Neervoort
Een dubbelganger op Golgotha
Over De witte prins
‘De witte prins’, een positief ontvangen roman, werd door de kritiek niet voldoende geprezen. Vindt Koos van Zomeren in zijn dagboek ‘Een jaar in scherven’. Hans Neervoort is het daar gedeeltelijk mee eens en brengt de roman daarom (opnieuw) onder de aandacht
Met De witte prins is iets eigenaardigs aan de hand. Nadat de dag- en weekbladkritiek lovend tot enthousiast was geweest, constateert Koos van Zomeren mopperend in Een jaar in scherven: ‘De witte prins is mijn minst geprezen boek sinds zeven jaar.’ (71) Een aantal bladzijden verderop geeft hij impliciet een verklaring voor dat verschil in interpretatie: ‘De witte prins zat veel vernuftiger in elkaar dan de kritiek deed voorkomen.’ (86) Het was overigens niet de laatste keer dat de kritiek het gedeeltelijk af liet weten. Ook Sterk water (1987) blijkt de critici op het verkeerde been gezet te hebben (zie mijn opmerkingen hierover in ‘Literatuur als schurkenstreek’ in Bzzlletin 172, p. 44 e.v.) Reden genoeg voor een poging tot rehabilitatie.
| |
Desillusie
QUEESTE MET KOOS
afl. 17: de buidelmees (Peter Vos)
Richard Mos, een metaaldraaier uit Arnhem, lijkt sprekend op minister-president Bufo. Hij is door de journalist Chris Fiege, ex-collega, ex-lid van een extreem linkse partij, overgehaald mee te doen aan een poging de premier via een list ten val te brengen. Hij moet zich, gewapend met een cassetterecorder, aandienen bij de frauduleuze stichtingsdirecteur F van wie Bufo heeft gezegd dat hij hem niet kent. Een fotograaf zal bovendien de ontmoeting vastleggen voor een onthullend stuk in de krant. Na aankomst bij de villa van F blijkt dat F zelfmoord heeft gepleegd. Mos wordt inderdaad aangezien voor Bufo en hij weet de weduwe en haar dochter te troosten. Door de zelfmoord van F is de actie nutteloos geworden, maar de volgende dag gaat Mos met een bord met de tekst ‘ik ben een bedrieger’ om zijn nek op het Binnenhof staan. Hij wordt meegenomen naar de werkkamer van Bufo, waar de confrontatie tussen de twee plaatsvindt. Mos laat het bord bij Bufo achter en gaat terug naar Arnhem. Van het hele voorval is niets in de krant terug te vinden dan het berichtje dat de premier wegens oververmoeidheid een korte
| |
| |
vakantie heeft genomen. In flash-backs ontrolt zich - vooral - het leven van Richard Mos: kind van een ongehuwde moeder, al vroeg wees, opgevoed door opa en oma, de dood van alle geliefde familieleden, het huwelijk met buurmeisje Gerda, de verhouding met dochter Astrid, de breuk met beiden. Van Chris krijgen we vooral het politieke verleden te lezen, ook in flash-back: zijn lidmaatschap van de partij. En de desillusie. De journalistiek. En opnieuw de desillusie.
(foto: Chris van Houts)
In de dag- en weekbladkritiek komen grofweg vier onderwerpen aan de orde:
de goede/zwakke psychologische uitdieping van de (hoofd)figuren;
het dubbelgangersmotief;
het politieke karakter van de roman;
Richard Mos' zoeken naar zijn identiteit.
Hier en daar wordt bovendien de subtiele/virtuoze/knappe/slappe compositie gememoreerd, zonder dat die verder wordt uitgediept. Het gebruik van het woord ‘vernuftig’ doet vermoeden dat juist in de geringe aandacht voor die compositie de reden van Van Zomerens teleurstelling te vinden moet zijn.
| |
Opbouw
De compacte, in Van Zomerens bekende laconieke stijl geschreven roman bestaat uit drie delen (De reis, Het zuiden, Hoogte 80) die een chronologisch lopend verhaal suggereren: het bezoek van Richard aan de weduwe van F in het centrum, met heen- en terugreis daaromheen. De driedeling is dus gebaseerd op het complot van Chris en Richard, de poging Bufo ten val te brengen. De eenmansactie, die chronologisch op Richards optreden als Bufo volgt, is echter over de drie delen verdeeld.
| |
| |
Deel 1 en 2 beginnen ermee en deel 3 eindigt ermee.
Deze constructie verhoogt de spanning, temeer daar wat er op het bord staat pas aan het eind onthuld wordt. Die kretenzische paradox is op zich al een juweeltje, maar door de combinatie met het dubbelgangersmotief en de concurrerende aanwezigheid van de lezer (die op de hoogte is van het dubbelgangerschap) en een door het uiterlijk misleid publiek op het Binnenhof (dat niet op de hoogte is) wordt de tekst nog eens extra gecompliceerd. Voor de lezer staat daar Ricard Mos, voor het publiek op het Binnenhof is het Bufo. De schuldbekentenis gaat voor beiden op. Daar komt nog bij dat Ricard in dubbele zin een bedrieger is: hij heeft de weduwe F bedrogen door zich voor Bufo uit te geven en zo bedriegt hij in de praktijk ook het publiek. Hij wekt de indruk dat hij Bufo is.
Aan die eenmansactie van Ricard zit nog een staartje. Hij wordt naar binnen geloodst, waar hij met Bufo geconfronteerd wordt in diens werkkamer, nadat hij - even alleen gelaten -gedurende korte tijd Bufo is geweest. Zo geeft hij de secretaresse de opdracht de Amerikaanse ambassadeur te bellen. Het slot van die confrontatie is in dit verband te belangrijk om niet te citeren:
‘Als je mij dat karton en die hond geeft kunnen we ruilen.’
Ruilen? dacht Mos woedend. Dat zou je wel willen. Hij rees op uit zijn stoel en groeide uit tot een reus.
‘Dat bord kun je houden,’ zei hij afgemeten.
‘Die hond natuurlijk niet. Kom Jack.’
Mos, die gewenst had Bufo te zijn, heeft de zaken voor zichzelf rechtgetrokken. Lange tijd heeft hij zijn identiteit afgeleid van Bufo. Hier gaat hij zijn eigen weg. De volgende ochtend, als hij op Hoogte 80 zit, wordt het hem in volle omvang duidelijk: hij is alleen. (Intrigerende vraag: reageert het oude vrouwtje dat langskomt en bij het zien van Richard haar tasje stevig vasthoudt, nu op Richard of op Bufo? Ook hier weer dat spel van werkelijkheid en werkelijkheid.)
| |
Identificatie
Het dubbelgangerschap is onlosmakelijk verbonden met Richards zoeken naar een identiteit. Na het aantreden van Bufo als minister verandert zijn leven van inferieur-zijn aan oma, Gerda en zijn baas. Er gloeit een perspectief aan de horizon. Hij ontleent zijn identiteit aan Bufo, zelfs als hij om die gelijkenis getreiterd wordt. Wat in het begin nog een aardigheidje op bruiloften en partijen is, wordt gaandeweg een bijna totale identificatie. De affaire F is voor hem echter het keerpunt. Het bericht van Bufo's betrokkenheid bij de zaken van F is voor hem het ongelukkigste moment van zijn leven, hoewel hij naar de buitenwereld toe Bufo's betrokkenheid in twijfel blijft trekken.
Als de journalist en ex-collega Chris Fliege hem benadert met het plan Bufo ten val te brengen, hapt hij toe voor 1500 gulden. Het geld is niet de werkelijke reden, maar wraak voor wat Bufo hem heeft aangedaan. Als bij aankomst in de villa blijkt dat F zelfmoord heeft gepleegd, wordt de identificatie weer zo sterk dat hij zich gedwongen voelt dat te doen wat Bufo heeft nagelaten: weduwe en dochter troosten. Op dat moment is er niets meer over van de aarzelende, schuchtere, weinig assertieve Richard Mos. Hij treedt gedecideerd (naar Chris), gevoelig (naar de treurende vrouwen) en intelligent (naar de dochter) op. Een optreden Bufo waardig. Deze scène is om verschillende redenen interessant.
De mooie verwijzing naar zijn eigen leven: vrouw en dochter hebben hem verlaten. Beiden heeft hij verraden, gekwetst. Bufo is de oorzaak. Maar als hij eenmaal Bufo is, weet hij wel twee vrouwen aan zich te binden, voor zich in te nemen.
| |
Verloochening
Nog om een andere reden is de scène interessant. Frances, de dochter, verwijt Bufo dat die haar vader heeft laten vallen, dat die hem als een Petrus verloochend heeft en daardoor de zelfmoord van haar vader heeft veroorzaakt. Bufo heeft over F gezegd: ik ken die man niet. Richard gaat zo in zijn rol op dat
| |
| |
hij het meisje uitlegt dat hij gezegd heeft: ik ken geen frauduleuze stichtingsbestuurder. Een typisch staaltje Bufo. Wie echter de moeite neemt even terug te bladeren in het boek, vindt op p. 104 dat Bufo in werkelijkheid heeft gezegd: ‘Ik heb deze stichtingsdirecteur nooit ontmoet.’
(foto: Harry Cock)
Ook dit is een staaltje Bufo: liegen. Wat een inlevingsvermogen.
Wie de bovenstaande vergelijking van Bufo met Petrus voor Van Zomeren een wat al te wilde vindt, zou ik het volgende ter overweging mee willen geven.
Het laatste hoofdstuk van het boek begint met: ‘Hoogte 80 is het Golgotha van Arnhem.’ Hoogte 80 is de plaats waar Richard zich op dat moment bevindt, een heuvel in de omgeving van zijn woonplaats Arnhem. Op dezelfde
| |
| |
Hoogte 80 wordt hij in zijn droom door twee mannen geflankeerd, maar dat is wellicht al te ver gezocht.
| |
Liever tweeling dan dubbelganger
Richard stelt zich niet tevreden met zijn rol als dubbelganger. In zijn fantasie gaat hij hier en daar zo ver dat hij de rol van Bufo overneemt. En twee keer neemt hij de plaats van Bufo in werkelijkheid in: bij de weduwe en in Bufo's werkkamer. Hij wil Bufo van zijn plaats verdringen. Hij is jaloers. Onwillekeurig dringt dat andere, Bijbelse tweelingverhaal zich op waarin de ene broer de andere verdringt, met Richard in de rol van Jacob. Hij wil de plaats van de eerste minister innemen. Daartoe vermomt hij zich. Hij trekt Bufokleren aan. Slechts twee dingen kunnen hem verraden: zijn handen en zijn stem. Uiteraard zijn het - anders dan bij Jacob - bij Richard ruwe handen. Het gevoel van Richard bestolen te zijn past echter bij Esau. Wie Jacob is en wie Esau, is op die manier niet precies meer vast te stellen: twee eksters die wegvliegen en geen mens die ze uit elkaar kan houden (p. 187; zie ook Sterk water). (Interessant in dit verband is dat Van Zomeren Sterk water in eerste instantie had opgezet als tweelingboek. Later heeft hij het veranderd in een verhaal met twee broers van ongelijke leeftijd. De ene broer die de andere naar het leven staat lijkt meer op het verhaal van Kaïn en Abel en dat was geen tweeling.)
Richard stelt de mythe van het tweelingschap aan de orde door verschillende zaken met elkaar te combineren: het verhaal van een oom en tante uit Eindhoven over een jongetje dat bij hen in de buurt woonde en precies op hem leek en het suggestieve verhaal dat later - toen hij eens in Eindhoven was - een meisje in hem aanvankelijk een ander zag, en het nooit opgeloste mysterie van zijn geboorte: een ongehuwde moeder en een onbekende vader. Een reële grondslag, ware het niet dat we Richards verhalen met een schepje zout moeten nemen. We hebben al een voorbeeld van Richards grote fantasie gezien. Er zijn meer aanwijzingen dat hij zijn eigen werkelijkheid schept. Hij vertelt Chris bijvoorbeeld over tante Anna die bij zijn grootouders in huis woonde en die - nadat de villa waarin ze woonden was uitgebrand (wat deed een eenvoudige werkman trouwens in een villa?) - spoorloos verdween. Op p. 84 lezen we: ‘Wie de moeite nam Anna te verzinnen, een vrouw zonder begin en zonder eind, was zijn fantasieën wel erg toegewijd.’
Omdat we alle informatie over zijn verleden van hemzelf krijgen, is het werkelijkheidsgehalte van dat verleden onbekend. Met dit in het achterhoofd komt een aantal zaken in het verhaal in een heel ander licht te staan. Neem nou de oorzaak van de breuk met z'n dochter, Astrid. Hij is gek op haar en zij op hem, zo vertelt hij. Als ze hem vertelt dat ze met een paar vrienden uit protest de tuin van Bufo zal gaan omspitten, schrijft hij Bufo een brief om hem te waarschuwen. De politie steekt een stokje voor de actie. Als een man van de BVD bij hem langskomt om navraag te doen over zijn bronnen, laat hij zijn dochter bij dat gesprek aanwezig zijn. Dan wordt haar duidelijk dat hij haar heeft verraden en verlaat ze het huis, voorgoed.
Voor iemand die er blijk van geeft intelligent te reageren is het vreemd dat hij zijn naam en adres onder de brief zet. Erger nog, hij verraadt zijn dochter voor een wissewasje. Ook de reden die hij geeft voor het vertrek van Gerda is weinig acceptabel. Zouden de paar critici die niet zo ingenomen waren met de psychologie van de personages hierop gedoeld hebben? De reacties van Astrid en Gerda zeggen niets over hun karakter, maar des te meer over dat van Richard. Voor de lezer betekent dat dus dat hij te maken krijgt met het probleem van fantasie en werkelijkheid, een thema dat in Van Zomerens werk nadien steeds een rol zal spelen.
| |
Een politieke roman
Het zal duidelijk zijn dat De witte prins een politieke dimensie heeft. Je kunt er nauwelijks omheen. Wat die politieke dimensie is, lijkt voor wie de roman gelezen heeft evident: extreem linkse partijen zijn verwerpelijk. De schrijver legt Chris Fiege niet mis te verstane woorden in de mond: ‘En nu snap je meteen waarom zo'n partij nooit of te nimmer aan de macht moet komen - dan begint ze namelijk
| |
| |
haar idealen af te meten aan de offers die ze ánderen oplegt.’ (p. 89)
Maar het zou de roman tekort doen de politieke boodschap hiertoe te beperken. Bufo speelt uiteraard ook hier een centrale rol. Misschien zou je kunnen stellen dat in hem een beeld van de met verantwoordelijkheid belaste politicus wordt geschetst. Een weinig geruststellend beeld, maar het verhaal is ook niet bedoeld om gerust te stellen. Leugens, bedrog, harteloosheid, grenzeloze ambitie, het zijn de kenmerken van de politiek van Bufo.
Maar daarmee is Van Zomeren nog niet klaar. De linkse politiek is niet veel beter, Gerda staat daar model voor en ook dat is een weinig verheffend beeld: ambitieuze, vergader- en regeergeile baantjesjagerij van mensen die hun eigen arbeidersachtergrond vergeten als dat nodig is. Als Gerda thuis vergadert, moet Richard uit de buurt blijven. Alsof Van Zomeren zeggen wil: het politieke bedrijf corrumpeert, per definitie, hoe dan ook.
| |
Onbegrepen gebeurtenis
In Chris Fiege zien we nog een ander aspect van het politieke circus: de pers. Ook die komt er niet best van af. Niet alleen levert de hele actie politiek niets op, er is ook bij de weduwe F een volstrekt onbegrepen gebeurtenis gecreëerd. Sterker nog, Bufo is er per saldo nog op vooruit gegaan. Weduwe F en dochter Frances weten niet beter dan dat Bufo toch een hartelijk mens is. Intussen evenaren de middelen die gebruikt worden die van de politici zelf. Via omkoping, bedrog en misleiding tracht Fiege Bufo ten val te brengen, uit persoonlijke motieven. Politiek heeft er in wezen niets mee van doen.
Op het eerste gezicht lijkt dat ook op te gaan voor Richard. Hij doet om persoonlijke redenen mee aan de poging Bufo ten val te brengen. Hij laat er zich zelfs voor betalen. Het verschil met Chris Fiege is dat hij alleen maar optreedt namens zichzelf. Hij komt er voor uit dat de actie een persoonlijke wraakneming is. En als de gezamenlijke actie mislukt, doet hij in zijn eentje een tweede poging. Het gaat te ver die poging mislukt te noemen. Er staat inderdaad niets van in de krant en de slotzin verwijst ernaar als ‘een volstrekt onbegrepen gebeurtenis’, maar dat slaat alleen maar op het effect op de buitenwereld. Richard Mos, die nauwelijks in politiek geïnteresseerd is, heeft iets gedaan. Misschien - zo lijkt Van Zomeren te zeggen -is dat nog het meeste wat er gedaan kan worden: hardop de waarheid zeggen, uiting geven aan je machteloosheid, je verbittering. Ook al lost dat de somberheid niet definitief op. Het belang van de eenmansactie van Richard Mos lijkt door de structuur van de roman, die met die actie begint en eindigt, te worden benadrukt.
|
|