Johanna Reiss
New York, New York!
In deze verschrikkelijke tijd lijkt het bijna ongevoelig om over koetjes en kalfjes te schrijven. Ik heb er dan ook grote moeite mee. Ook om me te concentreren. Ik ben niet de enige die daar last van heeft, we lijden er allemaal onder. Toch wil ik het proberen, iets over onze parken te schrijven. En wie weet, tegen de tijd dat dit gedrukt wordt, staan we weer op een van onze 2600 groene acres en gooien we elkaar weer zo'n vrolijk gekleurde frisbee toe.
Vestpocket parkjes, laat ik daarmee beginnen. Lapjes stoep, hier en daar met stoeltjes erop en soms met een watervalletje dat langs de muur klatert en je heel even doet vergeten dat je in een stad bent. Er zijn gewone parken, groot en klein; Washington Square Park bijvoorbeeld, in Greenwich Village, waar je vindt wat je zoekt, wat het ook is, en waar je waren worden aangeboden die je niet eens kent.
Er is Stuyvesant Park waar ze op een zomeravond een film vertonen, en Tompkins Square Park, gelegen in de East Village. Dat is een heel erg bohémien stukje stad waar jongelui in het zwart gekleed gaan en alleen hun haar - als dat tenminste niet is afgeschoren - levendig aandoet. Het is hetzelfde parkje waar een paar hete zomers geleden de politie een paar honderd daklozen, die er in makeshift-tentjes woonden, uit wegramden. De yuppies, die er in flats rondom waren gaan wonen, wilden niet al die huur betalen om uitzicht te hebben op stukjes laken.
En dan is er natuurlijk Central Park. Niet alleen is dat erg groot - het strekt zich uit van de 59e tot de 110e straat -, je kunt er roeien, paardrijden, er worden gratis concerten gegeven, toneelvoorstellingen gehoude, er zijn elegante restaurants en er is een dierentuintje waar een kind voor maar een kwartje naar binnen kan. Maar ze komen toch weer, de oorlogsgedachten... We zijn toch niet met een tweede Vietnam bezig? Onze ziekenhuizen liggen nog vol met veteranen uit die oorlog... Is er dan geen andere manier om dit conflict op te lossen? Mijn jongste dochter gaat morgen naar Washington. Voor het Witte Huis zal ze schreeuwen: ‘Stop the Fighting!’ Samen met duizenden anderen die er in bussen naartoe snellen...
De kranten schrijven er heel weinig over, alsof ze er liever niet zo'n bekendheid aan willen geven. Wel andere berichten: ‘Vecht tegen aids, in de volgende drie jaar gaan daar in Amerika 200.000 mensen aan dood, fight crack, fight poverty, fight crime - niet een oorlog ergens anders...’
Al die jonge mannen en vrouwen die in bodybags terug zullen komen... Het is een vrijwilligersleger. Vast werk werd ze beloofd, en het leger betaalt nog voor college ook, een normaal mens kan zich dat helemaal niet meer veroorloven. Wie van deze vrijwilligers had deze oorlog voorzien? Er is een kerk in de stad, een hele grote, die de deuren gaat openzetten voor soldaten die bij nader inzien toch liever hun uniform uittrekken...
In een oorlog verliezen we allemaal, aan welke kant we ook staan. En al dat geld, al die