| |
| |
| |
Cor Geljon
Het verwaarloosde drama
Het toneel is het stiefkind van de literatuurles.
Hoewel elke leraar Nederlands de stelling zal onderschrijven dat het literatuuronderwijs de componenten epiek, lyriek en dramatiek bevat, blijkt in de praktijk dat het drama vaak stiefmoederlijk behandeld wordt. Zelden wordt er in de klas een toneelstuk gelezen en dat is niet zo vreemd: een toneelstuk is immers niet geschreven om gelezen te worden, maar vormt de literaire basis voor een voorstelling.
Wie leerlingen echt wil laten kennismaken met drama zal ze dus eigenlijk moeten confronteren met het levende product in het theater. Trouwens, wie leest er behalve de theatermakers ooit een toneeltekst voor zijn plezier? Het lijkt een typische schoolactiviteit en deze kan dan ook alleen gerechtvaardigd worden als het lezen verbonden wordt met de theatrale mogelijkheden die de tekst biedt of als voorbereiding op theaterbezoek.
Zoals een leraar zijn leerlingen in de literatuurles willen vormen tot competente lezers die plezier in lezen hebben, zal hij ze ook moeten voorbereiden op het bezoek aan de schouwburg, zodat ze er vertrouwd mee raken en in staat zijn kritisch van alle aspecten van een voorstelling te genieten.
Wie pleit voor meer aandacht voor het drama, loopt het gevaar te overvragen. De geschiedenis van het theater, de bouw van het drama en de kennis van speelstijlen zijn zeer interessant voor een theaterliefhebber, maar je zult je, gezien de overbelaste lesprogramma's, moeten beperken tot de meest essentiële zaken: de tekst en de voorstelling.
De leraar die voor drama kiest, moet met zijn klas toneelteksten gaan lezen als partituur voor een voorstelling; met aandacht voor de verschillende mogelijkheden die de tekst biedt met betrekking tot rolinvulling, mise en scene, betekenis, interpretatie en boeiende werking. Al lezend moeten de leerlingen oog en oor krijgen voor de theatrale middelen die bij een voorstelling een rol kunnen spelen.
Het uiteindelijk doel is dat ze straks als toeschouwer in staat zijn betekenis toe te kennen aan het handelingsverloop van het stuk en de theatrale elementen van de voorstelling en na afloop hun waardering, begrip en inzicht kunnen formuleren. Dit klinkt misschien pretentieus, maar de lespraktijk heeft aangetoond dat het haalbaar is.
In dit artikel komen enkele onderdelen aan de orde die ik van belang acht voor de literatuurles en ik zal hierbij aangeven op welke wijze ze in de klas behandeld kunnen worden.
| |
De tekst als partituur
Een toneeltekst is niet geschreven om gelezen te worden. De tekst is een partituur, een volledige neerslag van een complex van nauwelijks vast te leggen theateractiviteiten. De dramatekst is daarom altijd onvoltooid en wat de lezer onder ogen krijgt, wordt bij iedere voorstelling anders gerealiseerd. Geen voorstelling is gelijk en geen productie is definitief af. De door de acteurs uit te spreken tekst en de eventuele regieaanwijzingen zijn voor de lezer belangrijke informatie, maar ze vormen slechts één aspect van de overdracht van het verhaal. Een stuk kan literaire kwaliteiten hebben, maar het gaat uiteindelijk om de dramatische kwaliteiten. De ‘betekenis’ van een stuk in de voorstelling ligt vooral in de manier waarop de woorden worden uitgesproken, in de expressie en de gebaren van de acteurs, de kostuums, in de mise en scene en het toneelbeeld van decor en licht.
Iedere productie is het resultaat van een grote variatie van bouwstenen en die wordt vooral bepaald door de interpretatie die de regisseur aan de voorstelling wil meegeven. Ook de regisseur die zo getrouw mogelijk de oorspronkelijke tekst wil opvoeren, geeft door de keuze van de acteurs en het gebruik van de theatrale middelen een eigen kleur aan de voorstelling. Daarbij komt dat veel regisseurs bewust voor een nieuwe interpretatie kiezen. In de voorstelling van Shakespeare's Getemde Feeks door de inmiddels opgeheven vrouwentoneelgroep Persona, werd Katharina wel verslagen, maar niet
| |
| |
getemd en aan het slot schreeuwde ze vol afschuw en walging het publiek toe: ‘Je man, dat is je steun, je lot, je leven, je souverein’. En de regisseur die Kniertje in Op Hoop van Zegen nu eens niet door een zielig omaatje laat spelen, maar door een stevig wijf dat verbolgen uitroept dat de vis duur betaald wordt, maakt een duidelijke keuze.
Een toneeltekst is een uitnodiging tot opvoering en dat betekent dus ook voor de literatuurles opvoeringgericht lezen: lezen en in gedachten opvoeren. Bij de behandeling van een toneelstuk moet dus vooral aandacht besteed worden aan de verschillende interpretatiemogelijkheden en de theatrale middelen die daarbij een rol kunnen spelen. Eigenlijk is het dan onmogelijk zonder enige theaterervaring een tekst te lezen, maar leerlingen hebben via de televisie meestal een redelijke kijkervaring die ze kunnen benutten.
Bovendien komen er steeds meer videoregistraties van toneelstukken beschikbaar en zelfs het kritisch bekijken van een stukje Cagney en Lacey kan de ogen openen voor de vormaspecten van het drama.
Een eenvoudige dialoog van enkele regels is al voldoende om het partituurkarakter van een tekst duidelijk te maken. De klas krijgt bijvoorbeeld de volgende regels voorgelegd:
A: Wat is dat?
B: O, dat betekent niets.
A: Kom eens hier.
B: Zo had ik het niet bedoeld.
De leerlingen bereiden de dialoog in tweetallen voor en vragen zich af wie A en B zijn, wat er te zien en te horen is en ze moeten zich daarbij realiseren dat de tekst vaak een klein onderdeel binnen een handeling is. Vergelijking van de ongetwijfeld zeer verschillende opvoeringsconcepten geeft meestal genoeg materiaal om te praten over de betrekkelijkheid van het talig aspect van een voorstelling, maar tegelijkertijd ook over de enorme mogelijkheden die een tekst biedt.
Als overgang naar de tekstbehandeling wordt de klas geconfronteerd met een intrigerende openingsscène van een stuk, zoals de eerste bladzijden van Een Bruid in de Morgen van Hugo Claus. Vader en moeder Pattini ruzieën in afwachting van een kennelijk belangrijk bezoek van een zekere Hilda over voorlopig onduidelijke kwesties. Daarbij kun je vragen stellen als: Welke suggestie gaat uit van het openingsbeeld? In welke situaties bevinden de personages zich? Beschrijf de personages in hun onderlinge relatie. Welke vragen worden opgeroepen en in hoeverre worden die direct beantwoord en welk effect heeft dit?
| |
| |
| |
Dramatis personae
Op het toneel is er meestal geen verteller die je - zoals in een verhaal - in een enkele zin kan informeren over de achtergronden van de personen. ‘Op dat moment stormde de oudste zuster van de dominee binnen, al enkele jaren weduwe, zeer progressief denkend en uiterst muzikaal.’ Het toneel gebruikt andere middelen om de toeschouwer in te lichten over de eigenschappen, opvattingen, waardepatronen en motieven van een personage, zoals mededelingen van roddelende dienstmeisjes of gesprekken bij afwachting van een bezoek, zelfkarakterisering in monologen of openhartige gesprekken en de ontwikkeling van de figuur in het handelingsverloop.
De vragen die een leerling zich na lezing van een tekst moet stellen zijn: Welk beeld krijg ik van een personage en hoe kom ik aan die informatie? Hoe is zijn relatie met anderen en welke positie neemt het in met betrekking tot ideologische of sociale tegenstellingen? Tenslotte moet hij vaststellen hoe de figuur binnen zijn interpretatie gestalte zou kunnen krijgen in een voorstelling door spel en kostumering. Het maakt immers verschil of je de Pattini's in Een Bruid in de Morgen ziet als kleinburgerlijke tobbers of als een verlopen artiestenechtpaar en of je kiest voor een naturalistische voorstelling of voor een productie waarin de figuren bijna symbolen worden, zoals Agaath Witteman enige jaren geleden bij de Haagse Comedie deed.
| |
Waar gaat het over?
Een toneelstuk is geen toevallige samenloop van omstandigheden. De voorstelling toont meestal een conflict tussen personen of groepen of een innerlijke strijd en dat conflict komt via het handelingsverloop al dan niet tot een oplossing. Hiermee doet de schrijver een uitspraak over zijn visie op de mens en de wereld om hem heen.
Die boodschap wordt niet altijd even expliciet uitgesproken. De auteur probeert zijn intenties zo natuurlijk mogelijk in zijn stuk te verweven en hoopt dat de voorstelling bij het publiek een betekenisvolle herinnering achterlaat. Het gaat vaak om thema's en vragen van alle tijden die toch weer per plaats en tijd een andere invulling moeten krijgen.
Daarom zal de regisseur in zijn productie vaak een eigentijdse interpretatie willen laten doorklinken en in zijn vormgeving geeft hij commentaar op de tekst.
Leerlingen moeten zich bij het lezen van een tekst bewust zijn van de betekenismomenten in een script en oog krijgen voor de theatrale invulling die deze betekenis kan krijgen. Al lezend zetten zij in de marge tekens die aangeven waar en hoe die betekenismomenten gerealiseerd kunnen worden. Je kunt een koning in een koningsdrama neerzetten als een welsprekende reus in een prachtige hermelijnen mantel op een gouden troon in een helverlichte zaal, maar ook als een stotterende muisgrijze dwerg op de rand van zijn bed in een schemerig vertrekje.
Zo geeft een voorstelling signalen die in samenhang met de tekst kunnen wijzen op een betekenis, al moet elke toeschouwer uiteindelijk zijn eigen conclusies trekken.
Het gezamenlijk bekijken van recensies, waarin interpretaties worden becommentarieerd (bijvoorbeeld over de Medea-voorstelling van Het Theater van het Oosten waar in het kader van het thema ‘culturele verschillen’ een zwarte Medea optrad), kan een extra prikkel zijn om een stuk vanuit een eigen visie enscenerend te lezen.
| |
Boeiende werking
Het is voor iedere leerling duidelijk, dat een schrijver die zijn publiek niet weet te boeien beter een ander vak kan kiezen, maar hoe bereikt hij dat hij boeit? En wat kan een regisseur met het script doen om de aandacht van de toeschouwers vast te houden? Een boek dat je niet zo boeit, kun je even wegleggen of je slaat een paar bladzijden over. Dat is bij een voorstelling niet mogelijk. De boeiende werking is een essentieel onderdeel van het drama. Leerlingen moeten oog krijgen voor de boeiende elementen in een toneeltekst en daarbij een aantal mogelijkheden voor een voorstelling kunnen bedenken. Een goede voorbereiding is het vertonen van een videofragment van een politieserie, waarbij de leerlingen de boeiende
| |
| |
momenten noteren om na afloop met elkaar na te gaan welke middelen bruikbaar zijn in het theater. Daarna kunnen zij bij een stuk tekst in de kantlijn aantekenen waar in potentie boeiende aspecten zitten.
In eerste instantie moet het dramatisch conflict zo interessant zijn dat de toeschouwer nieuwsgierig blijft naar de afloop, maar dat is op zich zelf niet voldoende. Wil de voorstelling blijven boeien, dan moet de auteur de ingrediënten van zijn verhaal zo rangschikken, dat het publiek steeds nieuwe impulsen krijgt om geïnteresseerd te blijven.
In de eerste minuten van Een Bruid in de Morgen is er direct al sprake van een kennisachterstand van het publiek door enkele vage toespelingen: de vooruitwijzingen naar het belang van het bezoek van Hilda en de terugverwijzingen naar een huwelijksleven vol teleurstellingen.
Soms krijgt het publiek een kennisvoorsprong; dat is het poppenkastgevoel van de kleutertijd als Katrijn aankondigde, dat ze haar man een poets wilde bakken. Een ander keer wordt het handelingsverloop vertraagd, bijvoorbeeld wanneer de moordenaar wordt opgehouden door een aanbellende buurvrouw.
Al deze elementen hebben te maken met de wijze waarop de auteur zijn materiaal heeft georganiseerd, maar uit hun kijkervaring met film en TV weten leerlingen, dat een belangrijk deel van je interesse ook wordt bepaald door de mate waarin je met een personage kunt meeleven. Daarom is er aandacht nodig voor de identificatiemogelijkheden die zover kunnen gaan, dat je zelfs kunt meeleven met een oorlogsmisdadiger. Emotionele uitingen als huilen en lachen werken aanstekelijk en de herinnering, bevestiging of aantasting van eigen normen en waarden roepen een extra spanning op. Leerlingen moeten zich realiseren dat die boeiende werking een rol kan spelen bij de vaak onbewuste betekenistoekenning.
De toneeltekst bevat voor de lezer al veel boeiende elementen en de toneelmaker zal zich op zijn beurt weer inspannen om deze gegevens optimaal te benutten. In eerste instantie gebeurt dat door het spel van de acteurs en de mise-en-scene, maar daarbij kan hij verschillende theatereffecten bedenken: verrassende decorwisselingen of geluids- en lichteffecten. De moderne theatertechnieken laten treinen langsdenderen en tonen kolkende zeeën, die vaak bloedstollender zijn dan de knapste filmeffecten. Ook zonder regisseursopleiding blijken leerlingen vindingrijk genoeg om een aantal van dergelijke effecten bij het script te bedenken.
‘Maken we gebruik van inleidende muziek en klinkt die vredig of angstaanjagend? Is er vrolijk morgenlicht of grauwe ochtendschemer?’
| |
Teksten in de klas
Het lezen van toneelteksten in de klas zal dus opvoeringgericht lezen moeten zijn, met als belangrijkste vragen: Hoe stel je je het toneelbeeld voor? Hoe zal de acteur deze tekst over het voetlicht brengen? Welke suggestie gaat hiervan uit? En is dat van belang voor de betekenis en de boeiende werking?
Het is niet noodzakelijk en gezien de tijd ook niet altijd wenselijk complete stukken te lezen. Met een zo neutraal mogelijke samenvatting van de inhoud kan het werken met een of enkele fragmenten uiterst zinvol zijn. Een voorbeeld. In de eerste passage uit de scène ‘Nachtwake’ uit Goed en Kwaad van Botho Strauss zien we een man die naast het bed van zijn slapende vrouw zit. Ze wordt wakker en vraagt waarom hij daar de hele nacht gezeten heeft. Na eerste lezing proberen we vast te stellen waar het in deze passage om gaat, (waarschijn- | |
| |
lijk om een vastgelopen relatie), en vragen ons af hoe de partners in die relatie functioneren en wat voor consequenties dat heeft voor een voorstelling. We proberen aan de hand van de tekstgegevens een persoonsbeschrijving op te stellen. Vervolgens bekijken we de auditieve en visuele consequenties van onze keuze. Maken we gebruik van inleidende muziek en klinkt die vredig of angstaanjagend? Is er vrolijk morgenlicht of grauwe ochtendschemer? En is de kamer armelijk of rijk gemeubileerd? Hoe zien de mensen er uit? Heeft de man een krant op schoot en veel drankflessen of een koffiekan naast zich? Kijkt hij zijn vrouw aan en gaat hij op de rand van het bed zitten? Spreekt hij liefdevol, kil, ongeïnteresseerd of geïrriteerd? Hoe reageert de vrouw? En klinkt haar stem angstig, neerbuigend, agressief of geïnteresseerd? De tekst op zich bevat nog weinig direct aanwijsbare boeiende elementen, maar het fragment moet boeiend worden door de spanning die er tussen de partners bestaat. Hoe maak je deze spanning voelbaar?
Een klas, die op deze manier bezig is met een toneeltekst, leert inzien, dat elke keuze een bijdrage levert aan het beeld dat de toeschouwer van de relatie krijgt en dat uiteindelijk een rol speelt in de betekenis van de voorstelling. Een eenvoudiger werkvorm is het op verschillende manieren hardop laten lezen van een fragment. De klas bereidt in groepjes een stuk tekst voor, waardoor er een aantal korte hoorspelletjes ontstaat, die een diversiteit aan interpretaties garanderen. Het effect is verrassend en verheldert het inzicht in de mogelijkheden van de tekst en het belang van pauzes en stiltes in de voorstelling.
Docenten met meer spelervaring kunnen fragmenten in allerlei zettingen laten uitspelen of als uitgangspunt gebruiken voor improvisaties. Het mooiste is natuurlijk als direct na afloop van de behandeling van een tekstfragment de eigen interpretatie vergeleken kan worden met televisieregistratie van dezelfde passage uit een voorstelling.
Er is de laatste jaren veel toneelliteratuur beschikbaar gekomen tegen een lage prijs. Hoewel er m.i. meer goede Nederlandse toneelschrijvers zijn dan vaak beweerd wordt - ik denk aan Judith Herzberg, Willem Jan Otten en vooral Hugo Claus, zal de docent bij de keuze van een stuk niet eenkennig moeten zijn en vooral gebruik moeten maken van vertaald toneel.
Wie liever een complete tekst behandelt, kan het best een eenacter kiezen. Het Kind van Herman Heijermans, dat een mogelijke euthanasie van een blindgeboren kind behandelt, leent zich uitstekend voor enscenerend lezen en er bestaat bovendien sinds vorig jaar een videoregistratie van.
| |
Theaterbezoek
Een middelbare school is geen regisseursopleiding en het einddoel van de lessen kan niet de competente scriptlezer zijn. Het werken met toneelteksten heeft alleen maar zin als het een plaats heeft in de vorming tot theaterbezoeker: iemand die weet wat de bouwstenen van de voorstelling zijn en daardoor enig inzicht heeft in wat er achter die vierde wand gebeurt en welke werking dat op de toeschouwer kan hebben.
Het gaat om theaterliefhebbers die niet passief een productie consumeren, maar bijvoorbeeld begrijpen, dat in de voorstelling van het koningsdrama Edward II van Christopher Marlowe door de theaterwerkplaats Independence in 1988 op het slipje van de koning een leeuw was geborduurd om te accentueren dat daar het centrum van zijn macht lag.
En als duidingen niet zo expliciet zijn, dan moeten die liefhebbers zich tenminste afvragen waarom in de recente voorstelling van Het Zuiden van Julien Green door het Zuidelijk Toneel na de kennismaking van de luitenant en de jonge planterszoon plotseling het voordoek sloot, om direct daarna weer open te gaan voor hetzelfde bevroren beeld, maar nu in grijs spookachtig licht.
Om oog en oor hiervoor te scherpen moet het schouwburgbezoek voorbereid worden. Het gezamenlijk opvoeringgericht lezen van toneelteksten kan een heel zinnige voorbereiding zijn, maar het is niet de enig juiste opleiding voor de toekomstige theaterliefhebber.
Bij theater gaat het immers om kijken en luisteren en ik kan me heel goed voorstellen, dat een klas die na een inleidende les over tekst en theatrale middelen een aantal TV-registraties
| |
| |
met gerichte opdrachten bekijkt en na afloop hierover discussieert, redelijk voorbereid naar de schouwburg gaat.
Er komt steeds meer materiaal beschikbaar en ook de NOS is de laatste jaren tamelijk actief geweest met het registreren van voorstellingen. Hoe het bezoek aan de schouwburg ook voorbereid wordt, het gaat er uiteindelijk om dat leerlingen na afloop kunnen vertellen waar de voorstelling volgens hen over ging, wat ze er van vonden en welke dingen die ze gezien en gehoord hebben daarbij een rol hebben gespeeld. Een vergelijking met de oordelen en de daarbij aangevoerde argumenten in de verschillende recensies daarna is uiteraard bijzonder interessant.
| |
Theater voor de lijst
Een project dat het theaterbezoek door leerlingen van de bovenbouw wil introduceren en stimuleren is Theater voor de Lijst, een samenwerkingsproject van het Landelijk Ondersteuningsinstituut voor Kunstzinnige Vorming (LOKV) en het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest in de cursus 1990-91. Het bijzondere van dit project is, dat het theaterbezoek gekoppeld kan worden aan de literatuurlijst Nederlands voor het eindexamen, zonder dat de leerlingen het stuk zelf gelezen hebben. Het gaat dus puur om de voorstelling.
De leerlingen van 4 havo en 5 vwo krijgen dit cursusjaar elke zes weken een lijst met geselecteerde voorstellingen, voorzien van enige extra informatie. Met een speciale theaterpas kunnen ze tegen gereduceerde prijzen de voorstellingen van hun keuze bezoeken. Ze moeten dat overigens zelf regelen.
Als ze dat willen, kunnen ze de voorstelling op hun literatuurlijst zetten, mits ze een theaterverslag maken. Hiervoor is een lijst met aandachtspunten opgesteld. Daarin komen uiteraard punten aan de orde als handelingsverloop, personages en de thematiek van het stuk, maar het accent valt vooral op de theatrale elementen van de voorstelling, zoals spel, mise en scene, decor, belichting en muziek.
Het LOKV verstrekt de docenten extra informatie over de voorstellingen. De toetsing verloopt analoog aan die van de boeken op de lijst; in een gesprek met de docent tijdens het tentamen komt de voorstelling ter sprake. Uitgangspunt is dan het ingeleverde theaterverslag. Uit het gesprek moet duidelijk worden wat de leerling van de voorstelling heeft begrepen en of hij zich een mening heeft kunnen vormen. Leerlingen van 4 havo kunnen maximaal vier, de 5 vwo-ers maximaal vijf voorstellingen op hun lijst zetten.
Het project wordt ingeleid met een introductieles aan de hand van een lesbrief. Bovendien krijgen leerlingen informatie over theater in het algemeen; wat is theater, wie is wie in een toneelgezelschap en hoe komt een voorstelling tot stand? In het project is ook de mogelijkheid opengesteld een enkele cabaretvoorstelling te bezoeken; criterium bij de keuze hier is of er sprake is van een zeker handelingsverloop en
| |
| |
of er gebruik gemaakt wordt van theatrale elementen.
Het is de bedoeling dat het project in de volgende cursus wordt voortgezet in enkele andere regio's.
| |
Drama en TV
Drama beperkt zich niet tot de schouwburg. Ieder TV-station zendt dagelijks een aantal uren drama uit en zelfs de oorspronkelijk Nederlandstalige TV-serie mag zich verheugen in een enorme groei, al vallen er bij de kwaliteit wel enige kanttekeningen te plaatsen. Het lijkt dus een absolute noodzaak aandacht te besteden aan TV-drama. Het is de vorm van drama waarmee de leerlingen het meest geconfronteerd worden en bovendien is het voor scholen die zich niet in de buurt van een theaterstad bevinden het enige alternatief voor de schouwburg.
Ik zou me in de les vooral willen richten op het complete TV-spel, of dit nu in het theater geregistreerd of speciaal voor televisie geschreven is. Hoewel bij televisie elementen als de cameravoering de ‘voorstelling’ sterk medebepalen (denk aan het verschil tussen een close up of totaalshot), blijven de meeste van de hierboven genoemde aandachtspunten relevant. Maar daarnaast is het zinnig de serie onder de loep te nemen. Bij Goede Tijden Slechte Tijden, dat vijf avonden per week wordt uitgezonden, bevat een aflevering van 20 minuten niet minder dan 18 scènes. Het is heel verhelderend om bijvoorbeeld te zien hoe dan van karakteropbouw geen sprake kan zijn en welk effect dit werken met stereotiepen op de beeldvorming van de kijker zal hebben.
Voor de vorming tot kritische kijker lijkt het mij goed na te gaan vanuit welk wereld- en mensbeeld de verschillende populaire series hun verhaal vertellen en welke dramatische elementen daarbij een bepalende rol spelen.
‘Toneelteksten verdienen een volwaardige plaats binnen de literatuurles, mits ze gelezen worden als uitnodiging tot opvoering’
| |
Epiloog
Een dramatekst is een onderdeel van de literaire kunst en wordt gerealiseerd in het theater. Toneelteksten verdienen een volwaardige plaats binnen de literatuurles, mits ze gelezen worden als uitnodiging tot opvoering. De videoregistratie van toneelstukken kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn. De dramalessen staan vooral ten dienste van de voorbereiding op het schouwburgbezoek, maar daarnaast spelen ze een rol bij het bekijken van TV-drama. Het is de taak van de leraar literatuur mee te werken aan de vorming van de leerlingen tot kritische theaterbezoekers. Als we spreken over een examenlijst met verplichte nummers dan zou daar tenminste één toneelstuk of voorstelling op voor moeten komen.
|
|