Schemergebied
Na lezing van Het Bewijs, dat wederom een uitmuntende plot bezit en voorziet in een min of meer onverwachte ontknoping, dringt zich aan de lezer één observatie op die diepe indruk moet hebben gemaakt op de schrijver zelf, gezien de kracht van de overdracht: hoe goed kennen wij eigenlijk onze dierbaren? Die vraag mag eenieder voor zichzelf beantwoorden, maar Scott Turow is er vooralsnog allerminst gerust op en put veel materiaal uit dit schemergebied. Waar in De Aanklager een duidelijke parallel te vinden was met Turows werk in zijn toenmalige funktie als aanklager in de ‘Operatie Greylord’ (Reginald Holzer = Raymond Horgan) moet in het geval van Het Bewijs de pendant met de werkelijkheid nog worden aangetoond. Tegenwoordig is Turow medefirmant bij een advokatenfirma in Chicago, zodat hij de zaak weer eens van de andere kant kan bekijken. Mogelijk laat zich door dit gegeven zijn keuze voor advokaat Stern als hoodpersonage gedeeltelijk verklaren.
Een zwak punt in Turows presentatie is zijn surplus aan aandacht voor papieren, statische, juridische aangelegenheden, waarvoor vakgenoten ongetwijfeld vele malen meer belangstelling hebben dan de gemiddelde lezer bereid is op te brengen. Bovendien heeft hij, getuige Sterns hier en daar niet vreselijk aannemelijke herondekking van de sex in deze moderne wereld, mogelijk al te vaak zitten denken aan de verfilmbaarheidsfaktor van het boek. Hierover had hij zich geen zorgen hoeven maken: Presumed Innocent is immers door de scenarioschrijvers reeds deskundig verminkt.
Turow heeft het zichzelf met Het Bewijs niet gemakkelijk gemaakt en gekozen voor de diepte waar meer-van-hetzelfde zou zijn toegejuicht. De tekening van zijn romanpersonages, hoe larmoyant-Amerikaans de emoties soms ook zijn aangezet, heeft gewonnen aan kracht en doet hopen op een verder ontwikkeling in die richting. Over drie jaar weten we meer.
Scott Turow: Het Bewijs / Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 478 bladzijden, f34,90.