‘Mama, het geeft niet.’ Ik probeerde een opkomende misselijkheid te onderdrukken. ‘Kom maar, dan stop ik je in bad.’
Haar hand lag op mijn arm als een klauwtje. In de badkamer stroopte ik voorzichtig de stinkende kleren af.
‘Hier, mama, badschuim met lavendelgeur, daar hou je toch zo van?’ Ik hield de fles onder haar neus en rook er daarna zelf aan om niet te hoeven kokhalzen.
Ze stond bibberend in het bad.
‘Ik spoel je eerst even af en daarna ga je in het water liggen, dan krijg je het zo weer lekker warm.’ Ik richtte de zachte straal uit de douchekop op het tengere lichaam dat ik voor het eerst naakt zag. Van de schouders naar de nog stevige borsten, de gladde huid van haar dijbenen - naar het kleine, miezerige plukje schaamhaar boven de plek waarlangs ik eenenveertig jaar geleden haar lichaam verliet.
Haar hand klemde om mijn schouder.
‘Niet vallen, hoor mama.’
Ze lachte verlegen. ‘Waar is Frits?’
De vraag kwam zo onverwacht dat ik de spons uit mijn handen liet glippen. ‘Zo, mama. Nu laten we dat vieze water weglopen en dan ga je fijn languit dobberen in een schoon sopje.’
Ze stond nog steeds te rillen. Ik kiepte het restand van het badschuim in het water en voelde met mijn elleboog of het niet te heet was.
Mama ging moeizaam zitten. Zachtjes probeerde ik haar wat onderuit te laten zakken, maar ze hield zich stram.
‘Eva, kom eens even,’ riep ik naar de woonkamer. ‘Wil jij op oma letten, dan kan ik dat vuile goed even opruimen.’
Mijn dochter moest al die tijd achter de deur gestaan hebben, zo snel kwam haar antwoord: ‘Mam, ik moet weg, hoor. Ruud zit op me te wachten.’
‘Neem dan die lakens vast even mee naar beneden.’
‘Getverdemme, dan word ik straalmisselijk.’ Snelle voetstappen op de trap lieten me weten dat ik op mijn dochter niet meer hoefde te rekenen.
‘Thijs.’ Geen antwoord. Ik riep harder. De badkamerdeur ging een kiertje open.
‘Thijs, blijf jij even bij oma. Ik ben bang dat ze uitglijdt als ze in het bad gaat staan.’
‘Kun je haar niet eerst een badlaken omslaan?’ ‘Jezus, Thijs, wie leert er hier voor dokter? Hoe denk je straks je patiënten te onderzoeken?’
Schoorvoetend kwam hij de kamer in. ‘Hoi, die oma.’
‘Dag Frits,’ zei oma.
Een maand geleden, bedenk ik, terwijl ik het water laat weglopen. Zo lang ben ik nog nooit bij mama weggebleven.
‘Onze bewoners hebben een enorme behoefte aan bezoek. Ook al is het voor u niet altijd gemakkelijk wanneer uw vader of moeder agressief is of u niet lijkt te herkennen. Met het eten knoeit, terwijl ze vroeger juist zo keurig at. Niet mee naar buiten wil, terwijl u haar nu juist zo graag van het eerste lentezonnetje wilt laten genieten.’ Die twee laatste opmerkingen waren duidelijk voor mij bedoeld, zo opvallend werd er mijn richting uitgekeken tijdens mijn laatste bezoek.
Met een boterham in mijn hand loop ik naar de auto. Op de snelweg trap ik het gaspedaal dieper in en zwenk herhaaldelijk naar de linkerweghelft. Het lijkt wel alsof ik de afgelopen maand wil inhalen.
‘Moeder vraagt vaak waar u blijft, ook al bent u net vertrokken. Dat doet ze nooit bij uw broers. Ze houdt het meest van u.’
‘Dat is anders niet altijd zo geweest,’ gaat het door me heen. Ik verdring de opkomende herinneringen en verminder snelheid. Wat heeft moeder aan een verongelukte dochter?
‘Moeder.’ Nooit: ‘Uw moeder.’ Alsof het er niet meer toe doet, alsof alle demente moeders hier zomaar verwisseld kunnen worden. Zoals dat wel gebeurt met jurken, brillen en met gebitten.
In het dashboardkastje ligt een pakje kauwgom; met één hand aan het stuur peuter ik er eentje uit.
Kauwgom uit de nalatenschap van Frits, vertegenwoordiger in zoetwaren. Vroeger verzamelaar van kauwgom met plaatjes waarop filmsterren stonden afgebeeld. Voetballers interesseerden hem niet. Wie met treintjes speelt, wordt machinist. Frits bleef bij snoepgoed. En vrouwen.
We hadden een modelscheiding. Ik verwacht eigenlijk altijd nog eens een medaille te krijgen voor mijn aandeel daarin. Niet van Frits, natuurlijk. Maar van de advocaat, hoewel die