kampioen schaken. In werkelijkheid schaakt hij niet erg best en speelt herhaaldelijk vals in zijn partijen, maar dit nietige detail beïnvloedt zijn eigendunk niet in het minst... In de Blendung lukt het de mensen als ze in de spiegel kijken meestal niet, zichzelf te herkennen. De ficties waarmee zij leven zijn reëler geworden dan de waarheid. Zo reëel dat Therese, als zij op zekere dag Peter Kien's testament leest en voor zichzelf maar een opmerkelijk klein bedrag toegekend ziet, er zeker van is dat er een fout is ingeslopen, en aan het bedrag enige nullen toevoegt tot het volgens haar de juiste hoogte heeft.
De reden waarom deze voorstelling zo schrikwekkend uitwerkt is eenvoudig deze, dat hij waar is. En deze nieuwe Blendung, een ‘verblinding’, die eerder van mijn eigen dertiger jaren dan van mijn jeugd is, schijnt mij inderdaad een zeer kwetsend boek te zijn. Het staat vol verschrikkelijke dingen. Zo is er bijvoorbeeld de figuur van de huisbewaarder Benedikt Pfaff, een proto-nazistisch monster wiens woning zich, naast andere heuglijke eigenschappen, kan beroemen op een bijzonder kijkgat op 50 centimeter boven de grond, wat hem de mogelijkheid geeft onopgemerkt de voorbijtrekkende wereld der passanten te bespieden. Verder is er het stedelijk Rijkspandjeshuis waarvan de naam, het Theresianum, als ironische echo van Kien's treiterzieke echtgenote naklinkt; in dit fantastische gebouw leeft - of althans Kien gelooft dat - een grotesk zwijn-mens dat werkelijk boeken vreet. Verschrikkelijke dingen gebeuren: Fischerle wordt vermoord en zijn bochel wordt afgesneden door de beestachtige geliefde van zijn vrouw. En Peter Kien, door talloze benoembare en naamloze angsten bezeten, roept over zich en zijn bibliotheek uiteindelijk dat af, wat de grote angst van zijn bestaan is geweest: Hij sticht brand in zijn woning en het auto-da-fé begint.
Salman Rushdie
U zult zich afvragen waarom ik dit boek een komedie genoemd heb. Het antwoord ligt in die reeds eerder genoemde zwarte, ironische en waarschijnlijk specifiek Duitse intonatie waarvan de werking daarop berust, dat hij met verschrikking de spot drijft en ons, hoe meer de ontzetting stijgt, des te luider en schriller laat lachen en juist steeds verder tot lachen dwingt, tot de allerlaatste zin, als het boek zelf met dit lachen instemt: ‘Als eindelijk de vlammen hem bereiken lacht hij luid, luider dan hij in zijn hele leven ooit gelachen heeft’.
Tenslotte nog een andere merkwaardigheid. De originele Duitse titel van het boek heeft absoluut niets met vuur te maken. Die Blendung zou in het Engels heel eenvoudig met The Blinding te vertalen zijn, en het lijkt mij dat hier één keer een vertaling (namelijk Auto-da-Fé) een titel verbeterd kan hebben. Ik ben blij, nooit een boek met een dergelijke elliptische titel als Die Blendung te hebben gelezen. Ik ben blij dat het in de tijd dat het mij bereikte, de klinkende helderheid van de titel gekregen had, die het werkelijk verdient.
Vertaling uit het Duits: Bart Hageraats. (naar Hans-Horst Henschen's vertaling uit 1985 van de originele versie, die onder de titel ‘The Worm of Learning Turns, Swallows its Tail, and Bites Itself in Half’, verscheen in ‘The Listener’ van 3-12-1981)