Bzzlletin. Jaargang 20
(1990-1991)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| ||||||||||
Jan de Jong
| ||||||||||
Beeldende fantasieTheo van Baaren probeerde het werk van Jeroen Bosch onbevangen en zonder moreel oordeel te benaderen. Het ging hem erom welke betekenissen erachter schuilen, en of die nu wel of niet goed christelijk zijn of tot een andere ‘leer’ behoren, deed er voor hem niet toe. Herhaaldelijk betichtte hij P. Gerlach er dan ook van Jeroen Bosch ten koste van alles als een trouw zoon van de Kerk voor te stellen. Maar ook op anderen, die Bosch' werk tegen de nodige waarschijnlijkheid in als uiting van ketterse ideeën interpreteerden, leverde hij kritiek. Hij ging ervan uit, dat Bosch niet slaafs ideeën (van welke aard dan ook) in beelden omzette, maar zijn beeldende fantasie een belangrijke rol liet spelen: | ||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||
Elk verklaringsprincipe dat ertoe leidt, dat een groot kunstenaar van scheppende kracht en geestelijke rijkdom wordt beroofd moet met kracht worden afgewezen.Ga naar eind4. ‘Hoge doeleinden rechtvaardigen sommige middelen. De algemene uitspraak “Het doel heiligt de middelen” hoort thuis in de filosofie van de misdaad, zoals uit de praktische consequenties ervan ook duidelijk blijkt.’ Ook foute observaties van Bosch' werk, waaraan vergaande conclusies zijn verbonden, en zwakke of onlogische redeneringen werden aan de kaak gesteld. Het is opvallend dat Theo van Baaren zich vrijwel uitsluitend op detailkwesties heeft gericht. Alleen in het geval van de Hooiwagen te Madrid (er bevindt zich een versie in zowel het Prado als het Escoriaal) heeft hij iets over de betekenis van het werk als geheel gezegd.Ga naar eind5. Daarnaast is het opvallend dat Van Baaren wel de zwakke punten in andermans interpretaties aanwees, maar zelf zich veelal van een mening onthield. Wanneer hij, in de latere publicaties, zelf enige pogingen tot interpretatie onderneemt, zijn de resultaten mager. Ook hier beperkt hij zich tot detailzaken. Hij meent aan te kunnen tonen dat de rozenkrans (slechts in twee werken van Bosch voorkomend) en de zwaan (in maar vijf onbetwist eigenhandige werken aanwezig) niet a priori een positieve betekenis hoeven te hebben en dat de zwaan zeer waarschijnlijk zelfs negatief te duiden valt. Maar aangezien het in alle gevallen gaat om details - soms zelfs minieme details - levert dit resultaat voor verdere interpretatie en voor duiding van de werken als geheel nauwelijks enig houvast. In het geval van de zwaan trekt Van Baaren uit zijn bevindingen zelfs een conclusie, waarvan ik mij afvraag of hij die van anderen wel zou hebben geaccepteerd. Wat hij bij zijn bestudering van het motief van de rozenkrans en de zwaan beoogt, is ze te duiden binnen de context waarin zij voorkomen en in ‘interne relatie’ met andere motieven binnen dezelfde schilderijen.Ga naar eind6. Als hij zo tot de conclusie is gekomen dat de zwaan in het werk van Jeroen Bosch een negatieve betekenis heeft, maakt hij plots een overstap naar Bosch' lidmaatschap van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap, die een zwaan als symbool voerde.Ga naar eind7. Bosch zou via de zwaan in zijn werk onvrede over zijn positie en de lage waardering van zijn talenten binnen dat broederschap tot uiting hebben willen brengen. Over de context waarin de zwaan binnen de schilderijen voorkomt en over een interrelatie met andere details, die eveneens op de vermeende onvrede zouden kunnen wijzen, wordt met geen woord meer gerept. Los hiervan, is het nogal onwaarschijnlijk dat een schilder zulke persoonlijk geladen details in een werk zou aanbrengen: wie of wat hoopte hij daarmee te bereiken? Bovendien lijkt Van Baaren in dit geval de weinige documenten over Bosch' lidmaatschap niet grondig te hebben bestudeerd. Zij tonen Bosch namelijk als een welgesteld en vooraanstaand lid, die gen duidelijke reden voor onvrede hoefde te hebben.Ga naar eind8. Wat Van Baarens visie op het werk van Jeroen Bosch als geheel is, komt slechts naar voren uit een paar terloopse opmerkingen, die niet nader | ||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||
zijn uitgewerkt of onderbouwd. In ‘Katholiek of ketter’ spreekt hij van een ‘grondtoon van radicaal pessimisme’ en van een ‘door en door pessimistische visie.’Ga naar eind9. In ‘The significance of gestures’ schrijft hij: ‘This painter knows no Christ triumphant.’Ga naar eind10. Maar Van Baaren heeft niet geprobeerd in dit licht details te verklaren, evenmin als hij, uitgaande van details en observaties, heeft gedurfd dóór te redeneren. In ‘Katholiek of ketter’Ga naar eind11. concludeert hij op basis van details uit diverse werken, dat Bosch' orthodoxie binnen de Kerk niet zonder meer vaststaat. Maar wat spreekt uit deze details dan wel? Als Bosch, zoals Van Baaren constateert,Ga naar eind12. in zijn Paradijs-voorstellingen inderdaad heeft geschilderd dat het kwaad al onder Gods scheppende hand is ontstaan, wat zegt dit dan wèl over Bosch' opvattingen? Van Baaren laat deze vraag liggen. | ||||||||||
Gezond verstandVan Baarens eerste artikelen bestaan uit correcties van foute observaties en bekritisering van zwakke redeneringen van anderen. Pas in de latere artikelen doet hij zelf pogingen tot interpretatie - de genoemde opmerkingen over de rozenkrans en de zwaan - maar zij bieden nauwelijks hulp voor verder onderzoek. Wat Van Baaren in het algemeen te bieden heeft komt vooral neer op het gebruik van gezond verstand en logisch redeneren. Dit leidt tot afwijzing van een aantal interpretaties, maar leidt niet tot iets nieuws. De vraag blijft hoe al die vreemde elementen in het werk van Jeroen Bosch wèl te verklaren zijn. Van Baaren is zich als geïnteresseerde buitenstaander met Bosch' werk gaan bezighouden en zijn artikelen verraden dat. Niet alleen door het resultaat dat weinig nieuws biedt, maar ook door de studie die eraan vooraf is gegaan. Uit de literatuuropgaven blijkt dat Van Baaren zich beperkte tot boeken over Jeroen Bosch, terwijl hij artikelen vrijwel volledig buiten beschouwing heeft gelaten. Daardoor heeft hij nieuwe vondsten en bevindingen gemist en lijkt hij niet op de hoogte te zijn geweest van de discussie over Jeroen Bosch-interpretaties, die in de artikelen op een pittiger niveau wordt gevoerd dan in de boeken. Van Baarens redenen om artikelen buiten beschouwing te laten zijn mij niet duidelijk. Het mogelijke excuus dat hij als godsdiensthistoricus niet goed op de hoogte was van de wegen om kunsthistorische publicaties op te sporen gaat niet helemaal op, omdat hij alle verwijzingen had kunnen vinden in de geannoteerde Bosch-bibliografie van W.S. Gibson uit 1983 (Boston, Mass.). | ||||||||||
VolkscultuurDoor artikelen buiten beschouwing te laten heeft Van Baaren een wat vertekend beeld van het huidige Bosch-onderzoek gekregen en gegeven. In zijn artikelen wijst hij op de onhoudbaarheid van interpretaties uit de jaren '50, zoals die van W. Fraenger en C.A. Wertheim Aymès, die Bosch' werk verklaren in samenhang met een vermeend lidmaatschap van geheime sekten als de Broeders van de Vrije Geest of de Rozenkruisers. In de moderne Bosch-literatuur is deze strijd al gestreden. W.S. Gibson wijdt in zijn boek over Jeroen Bosch uit 1973 niet meer dan een paar verplichte woorden voor de volledigheid aan Fraenger en anderen, die Bosch' werk interpreteren in het licht van geheime sekten, en P. Vandenbroeck neemt hen in zijn recente Bosch-studie uit 1987 niet eens meer op in de literatuuropgave. Het huidige Bosch-onderzoek beweegt zich in een richting waaraan Van Baaren geen aandacht schenkt. W.S. Gibson, G. Unverfehrt en D. Hammer-Tugendhat proberen in hun publicaties Jeroen Bosch zowel wat schilderkundige middelen als wat ideeënwereld betreft, binnen de context van zijn tijd te plaatsen. Zij richten hun aandacht op zijn artistieke oorsprong, op fantastische gedrochten in gelijktijdige kunstwerken (vooral verluchte manuscripten) en op de volkscultuur en het religieuze klimaat in Den Bosch omstreeks 1500. Dit leidt weliswaar nog lang niet altijd tot sluitende interpretaties, maar het heeft Jeroen Bosch in ieder geval binnen de context van zijn tijd begrijpelijker en minder uitzonderlijk gemaakt. Deze richting van onderzoek heeft kortgeleden geresulteerd in het omvangrijke boek van P. Vandenbroeck (1987), dat Van Baaren niet in zijn artikelen heeft kunnen | ||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||
verwerken. (Vandenbroecks eerdere publicaties schijnen aan Van Baaren voorbij te zijn gegaan.) Vooropgesteld dat ook tegen Vandenbroeck het nodige valt in te brengen, is het ironisch dat hij in veel gevallen de interpretaties ondersteunt van Dirck Bax, een van de belangrijkste schietschijven van Van Baarens kritiek. In samenhang met deze richting van onderzoek probeert men meer aan de weet te komen over de sociale positie van Jeroen Bosch: wie bijvoorbeeld waren zijn opdrachtgevers, welke mensen waren in het bezit van zijn werk en wat was zijn band met de Onze Lieve Vrouwe Broederschap? Deze punten komen in Van Baarens artikelen niet aan de orde of zijn - in het geval van zijn band met de Onze Lieve Vrouwe Broederschap - naar de huidige inzichten verkeerd beoordeeld. ‘Werkelijkhied? Ik weet geen andere definitie dan dat werkelijkheid dat is wat zich aan een persoon als zodanig onweerlegbaar opdringt. De werkelijkheid van de een hoeft niet de werkelijkheid van de ander te zijn. De traditioneel geldige werkelijkheidsopvatting wordt per cultuur bepaald door de meerderheid van de participanten.’ | ||||||||||
ScepsisHet belang van Van Baarens publicaties over Jeroen Bosch ligt mijns inziens hoofdzakelijk in het feit, dat hij een niet kunsthistorisch publiek bekend heeft willen maken met de interpretatieproblemen van het werk van Jeroen Bosch. Daarbij heeft hij niet gegrepen naar sensatieverhalen over ketters en geheime sekten, maar geprobeerd Jeroen Bosch neutraal en onbevooroordeeld te benaderen. De invloed ervan op de kunsthistorische literatuur zal echter gering zijn. Dat heeft allereerst een praktische reden: Van Baaren publiceerde zijn artikelen niet in kunsthistorische tijdschriften. Daardoor zijn zij niet opgenomen in kunsthistorische bibliografieën en naslagwerken en zijn zij moeilijk terug te vinden. Het Tijdschrift voor Nederlands en Afrikaans of het Hollands Maandblad is nu eenmaal niet de meest voor de hand liggende plaats om naar een artikel over Jeroen Bosch te zoeken. In de uitvoerige bibliografie van Vandenbroecks Bosch-studie komen Van Baarens artikelen dan ook niet voor. Maar een belangrijker reden waarom ik denk dat Van Baarens publicaties niet veel invloed zullen hebben, is dat zij te weinig te bieden hebben voor verder onderzoek: geen nieuwe feiten en gegevens, geen nieuwe invalshoek van waaruit men Bosch' werk kan bekijken, geen nieuwe methodiek van onderzoek en nauwelijks een visie op Bosch' werk als geheel. De waarde van Van Baarens publicaties is er vooral in gelegen, dat het aantonen van verkeerde observaties en zwakke redeneringen tot scepsis moet manen. Van Baaren wijst op het belang van een onbevooroordeelde houding en legt er de nadruk op dat, los van alle duidings- | ||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||
problemen, Jeroen Bosch vooral een groot kunstenaar was. En dat is iets wat veel Jeroen Bosch-geleerden in hun interpretatiedrift vergeten. | ||||||||||
Publicaties van Theo Van Baaren over Jeroen Bosch:
|
|