| |
| |
| |
Dick Leutscher
Theo van Baaren - een leven
Marcel Proust schrijft ergens in de tweede band van le Temps retrouvée, dat het werk van de schrijver niets anders is dan een soort optisch instrument dat hij de lezer aanbiedt, opdat deze in zich ontdekt wat hij, zonder het boek, wellicht niet had kunnen ontdekken. Zoiets zou men ook kunnen zeggen van de vriendschap met Theo van Baaren.
Vriendschap met Theo van Baaren was eigenlijk ook steeds weer een verrassende, spannende ontdekkingstocht. Zijn grote belezenheid, zijn zeer brede interesses, zijn grote kennis van literatuur, schilderkunst en muziek, naast zijn eigen vakgebied, maakten elke ontmoeting tot een zeer speciaal gebeuren. Daarbij moet vooral niet vergeten worden, hoe een gesprek met hem vol was van talloze woorspelingen, waarin hij een meester was; fantastische gedachtensprongen en ongewone wendingen, die welk onderwerp ook, alles wat ter discussie stond, vaak in een nieuw verrassend licht stelden.
‘Nadat hij een keer in een paniek zijn hoofd had verloren, liet hij in plaats daarvan een nestkastje aanbrengen. Dat leek hem zo gezellig’
(Theo van Baaren)
| |
Avantgarde
De eerste ontmoeting met Theo van Baaren vond plaats aan het eind van de vijftiger jaren, bij de Noordelijke Gemeenschap van Kunstenaars. Die haalde in die tijd veel, toen avant-gardistische schrijvers, essayisten, en architecten naar Groningen. Voor velen, ook voor ons, was dat toen een eerste confrontatie met van het Reve, Schierbeek, Aldo van Eyck, en ook met Van Baaren. Later leerden wij elkaar beter kennen bij Herman Schönfeld Wichers, de schrijver Belcampo, met wie wij en Theo's vrouw Gertrude vele wandeltochten maakten. Daar werd de band meteen zeer direct. Voor ons alleen was in die tijd eigenlijk maar een ding van belang: de creatieve fantasie. De werkelijkheid was so-wie-so al een gegeven; het ging erom wat ermee gedaan werd, in woord, beeld en klank.
En zo was onze vriendschap in die eerste tijd gebaseerd op esthetische ervaringen. Ervaringen die volgens ons door geen enkele wet voor eens en altijd vastgelegd mochten worden, waarvan de grenzen altijd een tijdelijk karakter hadden. Standpunten die gisteren nog onwrikbaar leken, moesten vandaag als passé gezien kunnen worden.
Later, toen wij elkaar steeds beter leerden kennen, kwamen bij onze ontmoetingen, naast esthetische ervaringen, ook vele andere zaken ter sprake: godsdienst, politiek, zoals het gehele, voor Nederlandse begrippen zo interessante gebeuren uit de zestiger jaren, als Provo en de anti-Vietnam-demonstraties.
| |
| |
Theo sprak over dingen van de kunst altijd zonder enige terughoudendheid. Dat was heel anders als het over politieke zaken, en zeker, als het over godsdienst ging. Dan kon hij opeens zeer voorzichtig, ja, op zijn hoede zijn. Men zou hier bijna het woord ‘diplomatiek’ kunnen gebruiken. Dat had ongetwijfeld te maken met zijn professoraat, met zijn positie in de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit van Groningen.
Terugblikkend kan men stellen, dat Theo vastbesloten was dat zijn professoraat, zijn wetenschappelijke loopbaan, de hoogste prioriteit zou hebben. Uitspraken, zoals hij die later in alle openheid deed in aforismen, verzen of proza, bv. over religie, over theologen, waren toen niet opportuun. Zeker is wel, dat toen hij naar Groningen kwam, hij al lang afscheid genomen had van Domineesland.
| |
Ironische distantie
Ook politiek was hij geen naïeve man; hij had de opkomst van het Nationaal-socialisme bewust meegemaakt, en de uiterst gevaarlijke aspecten daarvan al vroeg onderkend. Ook de verschrikkelijke gebeurtenissen die na de tweede wereldoorlog in de wereld plaats vonden lieten hem niet onberoerd. Maar een gevoel van machteloosheid ten aanzien van dit alles, tezamen met de ironische distantie die hem zo eigen was, deden hem ook hier voorzichtig manoevreren, en verhinderden in ieder geval te expliciete politieke uitspraken van zijn kant.
Over de betekenis en de waarde van zijn wetenschappelijke werk zullen ongetwijfeld ter zake bevoegden als zijn vele collega's in binnen- en buitenland, een afgewogen oordeel kunnen vellen. Wel moet vermeld worden dat Theo veel bijgedragen heeft aan de steeds groeiende interesse van veel Nederlandse lezers voor religieuze en ethnologische onderwerpen. Veel van de pocketboeken die Theo op dit terrein schreef waren zeer populair.
Twee titels moeten hier vooral genoemd worden: Van maansikkel tot rijzende zon en Dans en religie. Beide boeken vond men in veel boekenkasten, ook vooral bij mensen die zichzelf niet als religieus beschouwden. Voor de algemeen geïnteresseerde lezer is dan ook de naam Van Baaren vooral verbonden met deze populaire boeken, waarvan enkele grote oplagen haalden.
| |
Dreiging
‘Three dancing fools’, collage van Theo van Baaren
De kunstenaar Van Baaren moet echter nog ontdekt worden. Noch zijn prestaties op het terrein van de beeldende kunst, noch op dat van de letterkunde zijn, behalve bij een beperkte groep, waarlijk gekend. En toch valt in dit terra incognita oneindig veel te ontdekken. Konden de gedichten, de aforismen, de essays toch nog rekenen op een zekere lezerskring, hoezeer die ook beperkt is gebleken (maar dat is iets wat veel belangrijke schrijvers
| |
| |
en dichters overkomt) bijna geheel onbekend bleef wat hij als beeldend kunstenaar produceerde.
Kortom, als beeldend kunstenaar moet Theo van Baaren nog ontdekt worden, ook al hebben in de laatste levensjaren van Theo gelukkig verscheidene tentoonstellingen van zijn werk plaatsgevonden. Deze hebben hem veel voldoening gegeven en zijn voor hem een grote stimulans geweest om op deze weg voort te gaan.
Aan vele vrienden deed hij vrij regelmatig een collage cadeau. En zo af en toe werd ook een sessie georganiseerd om de laatste collage‘oogst’ te bekijken en te bekritiseren. Het waren altijd zeer opgewekte, vrolijke samenkomsten. De collages gaven daar ook alle aanleiding toe. De combinatie van vaak uiterst heterogene beeldelementen met een meestal zeer vindingrijke, geestige titel, maakt het wezen van de collage uit.
Bij Theo van Baaren was dat in extreme mate het geval. Zijn grote gevoeligheid voor taal, voor het woordspel, voor klankritme, samen met een oog dat aan alle grote meesters der schilderkunst geschoold was, brachten vaak de verrukkelijkste, meest ongewone variaties tot stand.
Maar onder die vaak hilariteit opwekkende beelden was er ook aanwezig een latente dreiging, een weten van niet zo prettige aspecten van het mensdom. In dit opzicht loopt het beeldende werk weer parallel met dat wat hij in zijn gedichten probeerde te verwoorden. Ook daarin vinden wij veel ironie, spottende relativeringen, geestige fantasieën naast morbide, pessimistische, donkere en duistere beelden. Theo van Baaren was voor alles een ‘ziener’. In beide betekenissen van het woord: een visionair, én een man die de wereld en de mens grondig en illusieloos bekijkt. Het ‘geziene’, hoe vaak ook bij hem verwijderd van de alledaagse werkelijkheid, is vooral datgene wat Van Baarens poëzie en beeldende kunst verbindt. Hij ‘dacht’ in beelden. Een collage zou dikwijls een in beelden vertaalde versie van een gedicht genoemd kunnen worden, en een gedicht vaak een ‘verwoorde’ collage.
Het is natuurlijk vanzelfsprekend, dat daarnaast het autonome, naar zichzelf verwijzende beeld ook voorkwam, zoals ook het uiterst subjectieve, het ‘lyrische Ik’ in de gedichten zijn rechten opeiste. En vooral in de laatste jaren van zijn leven was dit het geval. Dat blijkt uit de grote emotionaliteit van vele van zijn laatste gedichten.
| |
Vertalen
Dit overheersen van het beeld, deze verbinding tussen Theo's poëzie en zijn collages is ook al aanwezig in zijn eerste gedichten. In zoverre is er sprake van een constante lijn in zijn artistieke productie. Als dichter begint hij conventioneel, hij schrijft veel sonnetten, die vrij regelmatig in de letterkundige tijdschriften van zijn tijd worden geplaatst.
In Utrecht leert hij de dichter Martinus Nijhoff kennen. Theo laat hem zijn gedichten zien en Nijhoff adviseert hem dan vooral te gaan vertalen, want vertalen maakt een dichter vindingrijk en het verbetert zijn techniek. Vertalingen zijn voor de dichter, wat etudes zijn voor de pianist: een soort ‘Schule der Geläufigkeit’. Theo's prachtige vertaling van Waste Land van T.S. Eliot is zo ontstaan: Nijhoff heeft deze zeer gewaardeerd.
Theo van Baaren kreeg zo een steeds grotere techniek. De latere gedichten worden dan ook steeds vrijer van vorm en men kan rustig stellen dat hij werkelijk vrijelijk beschikte over welke vorm dan ook, gerijmd of niet gerijmd, al of niet conventioneel in de ritmiek. Hier was het echt de inhoud die de vorm bepaalde. Daarbij werd hij zeer zeker geleid door zijn grote muzikaliteit.
Theo had een ongewoon ruime kennis van de muziek, niet alleen van de zogenaamde ‘primitieve muziek’, maar ook van de Westeuropese kunstmuziek vanaf Perotinus tot en met Pierre Boulez, van Beethoven tot en met John Cage. Voorkeuren had hij zeker: hij prefereerde de middeleeuwen en daarnaast vele hedendaagse componisten. Componisten als Richard Wagner, waarschijnlijk ook om diens bedenkelijke ideologische aspecten, en Richard Strauss werden niet zeer gewaardeerd.
Het is ook de muziek die een van de sterke banden was van Theo met zijn vrouw Gertrude Pape, naast hun gezamenlijke interesses voor literatuur en beeldende kunst.
| |
| |
| |
Gertrude Pape
Over Theo van Baaren spreken, betekent spreken over Gertrude. Zij kende zeer goed de nieuwe en nieuwste poëzie, vooral de Engelse. Het surrealisme in zijn vele uitingen fascineerde haar. Theo zal, voor hij Gertrude leerde kennen, zeker reeds enige interesse in dezen gehad hebben, maar door Gertrude werd dit nog eens extra versterkt. De in 1938 in Amsterdam gehouden surrealistische tentoonstelling met werken van Breton, Dali, Delvaux en vele anderen, die zo'n grote stimulans voor Gertrude was geweest, heeft Theo niet gezien; en dat is hem altijd blijven spijten.
Theo van Baaren en zijn vrouw Gertrude Pape
De manier waarop zij elkaar leerden kennen is het vermelden waard: het was een waarlijk literaire kennismaking. Beide bezochten vaak antiquariaten. Gertrude vond en kocht bij een bepaald antiquariaat met enige regelmaat interessante boeken met op het voorblad de naam van de voormalige eigenaar: Theo van Baaren.
Tijdens een receptie in Utrecht werd Gertrude aan een jongeman voorgesteld die Van Baaren heette. Zij vroeg hem: ‘Bent u die meneer wiens naam ik in zoveel boeken uit Antiquariaat X tegenkom en die thans in mijn bezit zijn?’ Theo moest dit wel beamen en nodigde haar vervolgens uit zijn nog niet bij het antiquariaat belande boekenschat bij hem thuis te komen inspecteren.
In de laatste oorlogsjaren woonde Theo bij Gertrude op het adres Bemuurde Weert. Dit is nu min of meer een kunsthistorisch adres geworden. Daar ontstond het voor Nederland zo unieke tijdschrift ‘De Schone Zakdoek’, waar Gertrude en Theo al hun vindingrijkheid aan besteedden. Daar kwamen bijeen, op de befaamde Maandag-avonden, de vrienden/medewerkers, zoals Emile van Moerkerken, Louis Lehmann, Chris van Geel en vele anderen, om het enige exemplaar van dit tijdschrift in te kijken.
| |
| |
| |
Pseudo-kosmos
In 1939 zet Theo zijn levensvisie uiteen in een brief aan Gertrude:
Voor de gemiddelde mens, althans voor de oorlog (Theo bedoelt hier de eerste wereldoorlog) waren ‘deze wereld’ en de kosmos vrijwel identiek. Een van de typische moderne verschijnselen is het inzicht, of als je liever wilt, de overtuiging, dat deze wereld slechts een pseudo-kosmos is, anders uitgedrukt, een chaos met methode. De kosmos moet nog geschapen worden, zoals Rilke's God, die nog altijd niet ‘is’. Een wolf in schapevacht kun je slechts op een manier overtuigend überführen: door hem die vacht af te rukken. Zo ook hier: de pseudokosmos moet van zijn uiterlijke paraphernalia ontdaan worden: tijd, ruimte, causaliteit, zedelijke orde enz. enz. Pas als de oorspronkelijke chaos weer blootligt, kan er getracht worden een nieuwe kosmos op te bouwen. Daar zijn we nog lang niet aan toe. Onze tijd staat in het teken van de her-chaotisering van de (pseudo-)kosmos. Expressionisten, Dadaïsten, surrealisten werken daar allen op de een of andere manier aan mee.
Met enige modificaties kan men stellen dat dit voor Theo een blijvende grondgedachte is geweest.
Het is Gertrude geweest die de rest van zijn leven voor een groot deel bepaalde. En hij het hare. Voor zij Theo kende had Gertrude al veel gedichten geschreven, tekeningen en collages gemaakt. Het zou een groot onrecht zijn, als bij alle aandacht die Theo van Baaren terecht krijgt, haar artistieke aktiviteiten vergeten zouden worden. Zij ging in vele opzichten een met Theo parallel lopende weg. Toch waren er grote verschillen. Haar collages zijn anders en ook haar gedichten gaan in zekere zin een andere richting. Bij haar was alles contemplatiever. Een fragment van een van haar in de zestiger jaren geschreven gedichten zegt het aldus:
Een toeschouwer ben ik van 't grote spelen,
die uit de actie zich terugtrok in
verborgen stilte, waar gescherpte zin
het simultaan gebeuren in tonelen
ontleden kan, met hoop ze in te delen...
| |
Seances
Toen Theo zich in Groningen geheel en al concentreerde op zijn wetenschappelijke carrière en stopte met gedichten schrijven en collages maken, ging Gertrude juist door op beide gebieden. Zij zorgde daarnaast dat het huis aan de Hereweg hen een ware bescherming bood. Theo hield van zijn huis, waarin hij van 1952 tot enkele dagen voor zijn dood heeft geleefd. In een van zijn, in een kladbloc met zijn slordige handschrift gekrabbelde gedichten uit zijn laatste levensmaanden, schrijft hij:
A roof, four walls and a bed
In dit voor hem zo aantrekkelijke huis stelde hij zijn steeds groeiende collectie ethnografica ten toon. Overal maskers, speren, schilden, voorouderbeeldjes. Hij was in Utrecht met het collectioneren reeds begonnen. Het volgende overgeleverde gesprekje tussen enkele van Theo's collega's gaat als volgt:
‘De Van Baarens zoeken een GROOT huis’.
‘Oh, hebben ze dan zoveel kinderen?’
‘Nee, ze hebben zoveel goden’.
Hun huis was curieus en nogal ascetisch ingericht. Daar ontvingen zij hun vele vrienden uit de wereld van de literatuur en de beeldende kunst: de oude medewerkers van De Schone Zakdoek, Cees Buddingh', W.F. Hermans, Belcampo, Jaap Wagemaker en vele anderen.
Het is ook daar, bij de tafel in de voorkamer dat wij een spiritistische seance met het Ouija board mochten meemaken, waarbij Theo zich manifesterende geesten uitnodigend en bemoedigend toesprak. De attributen van het Ouija board zijn een vierkant bord, ingedeeld in vakken waarin staan de letters van het alfabet, de cijfers van 0 tot en met 9 en de woorden ja en nee; oui = ja, daar komt het woord vandaan.
| |
| |
Verder een licht houten kruis, uit het midden waarvan een dunne houten pin steekt waarmee de letters en cijfers worden aangewezen. Twee of vier personen houden ieder met een hand een uiteinde van dit kruis lichtjes vast en wachten af tot een geest zich manifesteert en het kruis in beweging stelt. Een van de aanwezigen moet al het aangewezene noteren.
‘De regel van Emily Dickinson “Water is taught by thirst” zou waarschijnlijk ook door een Zen-boeddhist geschreven kunnen ztjn.”’
(Theo van Baaren)
In ons geval waren het de dichter Louis Lehmann, de schrijver Belcampo, de schilderes Els Amman en de musicus Dick Leutscher die het kruis vasthielden. Op een gegeven moment raakte Els Amman zo overstuur van de steeds heftiger wordende bewegingen van het wiebelende kruis, dat wij met kruis en al in de achterkamer belandden. Daar stonden in die tijd nog veel grotere en kleinere godenbeelden, en bij een daarvan kwamen wij tot stilstand. Theo sprak toen tot de geest: ‘Dat is een goede keuze van u, om bij deze godheid uw toevlucht te zoeken. Die heeft het zeker goed met u voor. Keert u nu rustig terug’. Zo geschiedde, en de geest voltooide zijn vreemde boodschap, waarvan Theo een prachtige exegese wist te geven. Hij genoot zichtbaar van deze Spielerei, en speciaal van Els Ammans angst!
| |
Erkenning
Na Theo's emeritaat, in 1980, begon hij zich weer te wijden aan zijn poëzie en aan zijn collages. Vele bundels kwamen uit bij Meulenhoff. Men begon steeds meer aandacht te krijgen voor De Schone Zakdoek en een selectie eruit verscheen in 1981. Deze late erkenning betekende zeer veel voor zowel Theo als Gertrude. Theo's stem was in die tijd te horen in verscheidene radio-programma's en interviews.
Een scriptie over hem verscheen van de hand van Marielle van der Ven, met de titel: ‘De eenzame weg van een surrealist.’ Ook maakte Theo een vervolg op De Schone Zakdoek getiteld: ‘Clean Kerchief Inc.’, in de vorm van een serie door hem zelf in dertigvoud gecopieerde getypte en dubbelgevouwen velletjes, die hij onder zijn vrienden verspreidde. Jeroen Bosch had hem al in zijn studententijd gefascineerd. Het was een oude liefde. Vanaf 1985 begon hij een serie artikelen over deze voorloper van het surrealisme te schrijven. Enkele daarvan werden o.a. gepubliceerd in het Hollands Maandblad. Deze artikelen vormden weer de aanzet van een manuscript met vele interessante inzichten, dat in grote lijn voltooid is en waaraan hij tot aan zijn dood met grote regelmaat werkte.
| |
Het ontwrichte evenwicht
Toen Gertrude op 3 november 1988 overleed, was dit een grote schok voor Theo. Tijdens haar ziekbed had hij een lange reeks Engelstalige gedichten voor haar geschreven die tot zijn beste werk gerekend kunnen worden. Hij heeft ze met enkele collages in een band verenigd en aan Gertrude cadeau gedaan op haar laatste verjaardag. Na haar dood schreef hij nog meer gedichten voor haar, vaak meerdere per dag. Een daarvan schreef hij op 5 maart 1989, luisterend naar muziek:
| |
| |
Trommel en fluit op de achtergrond
weerspiegelen mijn verborgen verlangen.
De adem op de ruiten van je naam
houdt je gezicht in glas gevangen.
Je ziet mij niet meer. Ons evenwicht
is door de dood voorgoed ontwricht.
Lichamelijk kreeg hij het steeds moeilijker. Ademhalen was een noodzakelijk maar zwaar karwei voor zijn aangetaste longen. Toch woekerde hij met zijn krachten. Het werd lente, en hij schrijft:
The rites of spring are cruel like laying the cloth
for a banquet of Death and his companion.
Soaking the linen in blood and heaping the plates
with broken bones of expectations ruined
by frost, before the sun has had a chance
to prepare, at least, a harvest for summer.
The rites of spring are rites of bitter deception.
Bow your head, resign, abandon hope.
Nog weer enige tijd later schrijft hij een Engels gedicht waarin hij zegt dat om hulp roepen in de bedreigende nacht geen zin heeft. Stilte is alles wat je verwachten mag. Je hebt zelfs het recht niet hulp van de goden in te roepen:
If gods exist (and who can tell?)
in which we humans have no name.
Op 2 mei dicteert hij in het Academisch Ziekenhuis nog een gedicht. Twee dagen later is hij gestorven.
De dag na zijn dood vonden wij het volgende gedicht:
I do not need a cosy room to die in,
a trusted space, filled with familiar things
that remind me of my shrinking life.
I only need my memories of you.
A room that smells of soap and medicine
will do as well for me for dying in.
Dit gedicht is speciaal frapperend omdat Theo na zijn ziekenhuisopname na enkele dagen verzocht de meegebrachte wandversieringen, o.a. enkele van zijn eigen collages, weg te halen. Hij wilde alles zo leeg en vlak en wit mogelijk hebben, om niet afgeleid te worden bij de zware opgave die hem te wachten stond.
In 1939 schreef Theo aan Gertrude in een voor beiden belangrijke brief: ‘Ik heb absoluut geen psychologische kijk wat het oordeel van anderen over mij aangaat.’
Wij, zijn vrienden, lezen en herlezen zijn gedichten en kijken naar zijn collages, om daarmee te luisteren naar die onnavolgbare stem die daaruit spreekt.
Een oordeel is weliswaar reeds vele malen gegeven bij de publikatie van zijn gedichtenbundels, maar is nog lang niet uitgekristalliseerd, omdat bij Theo van Baaren nog zoveel te ontdekken valt in zijn wonderbaarlijke veelzijdigheid.
|
|