Bzzlletin. Jaargang 20
(1990-1991)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Han J.W. Drijvers
| |
OrdeningTheo van Baaren heeft tijdens zijn leven met een grote zin voor systematiek zijn papieren, brieven, collages en manuscripten geordend en daarbij praktisch alles bewaard. Elk briefje van een uitgever, elk snippertje papier met daarop een aforisme of een enkele dichtregel, alle probeersels en krabbeltjes zijn bewaard gebleven, keurig in dozen of mappen opgeborgen, waarbij Theo een grote voorliefde voor plastic zakken aan de dag legde. Het was niet de ijdelheid van de zichzelf bewonderende artiest die hem tot deze bijna dwangmatige vorm van conservering voerde, maar een alles beheersend gevoel voor een heldere orde in het leven, die compleet behoorde te zijn en waaraan dus niets mocht ontbre- | |
[pagina 6]
| |
ken. Alles wat werd weggegooid ontnam iets aan die orde, sloeg een gat, een leegte in een geordend patroon, wat storend werkte op Theo van Baaren. De nalatenschap representeert de orde van zijn leven, dat uiterst ordelijk werd geleid met vaste dag-indelingen en tijden voor alles. Theo was een verzamelaar van primitieve kunst, van boeken, kranteknipsels, wetenschappelijke citaten en gedichten, en al deze verzamelingen hadden hun eigen orde, die correspondeerde met een deel van Theo's geest. Theo van Baaren was als kunstenaar allereerst dichter, die op zeventienjarige leeftijd zijn eerste gedicht schreef en in 1936 zijn eerste bundel Terugkeer in eigen beheer uitgaf, in 1939 gevolgd door Gedichten dat verscheen in de Helicon-reeks. Toen van Baaren aan het einde van zijn professorale loopbaan in 1978 weer gedichten begon te publiceren, in totaal een negental bundels, bleek hoe trouw hij zichzelf was gebleven. Het hele oeuvre wordt beheerst door de tegenstelling tussen een zichtbare en een onzichtbare werkelijkheid, waartussen de droom de verbinding vormt:
Brief van Willem Kloos aan Theo van Baaren
Tussen het landschap en de lucht
ligt een randschap waarheen ik vlucht;
waar mensen opgehouden zijn
en de goden nog niet begonnen
ligt, onaangetast, een klein
en smal gebied, nog onontgonnen
fantasie- en droomterrein.
(uit: Trommels van marmer, 1986)
| |
[pagina 7]
| |
Sleutelbegrippen in Theo's poëzie zijn derhalve droom, nacht, dood en spiegel, die tezamen toegang tot en inhoud van de onzichtbare, gedroomde nachtelijke onwerkelijke werkelijkheid omschrijven, waar zwijgen en stilte de beklemming van de dood beduiden: Stilte is een verre ster van de verbeelding
in de glazen wereld van de droom,
het zwijgen is een smalle speling
tussen de taal en de dood,
bloem van vervreemding.
bloedrood.
(uit: Een wereld van as, 1981)
De wereld van de droom is vaak angstaanjagend, in letterlijke zin levenbenemend, waarin een gevoel van verlatenheid en eigenhaat de dichter bekruipt en hem bijna doet stikken: Uit nacht welt sneeuw, uit sneeuw omslotenheid
gevuld met stilte en verlatenheid.
zo leeg, zo zwaar, dat ik het leven schrappen
moet als een versleten eigenschap.
In 't smalle koude donker groeit alleen
de dood aan alle kanten om mij heen
(uit: In de lussen van de taal, 1980)
De droom dringt als een spion de slaap van de dichter binnen, waar hij de bronnen van de zelfhaat voedt en er is ‘Geen feillozer dood dan stikken in het eigen zwijgen’, want dan ben je ‘voorgoed een dode zonder spiegelbeeld en zonder echo’ (In de lussen van de taal) ‘Nadat hij als kind uit een boom was gevallen hebben ze hem een meloen als hoofd gegeven. In de klas is hij niet zo goed meer, maar je hoort hem nooit meer huilen.’ | |
Droom en fantasieDe spiegel speelt een grote rol in het werk van Theo van Baaren. Hij heeft een aantal verhalen geschreven, waarin de spiegel fungeert als de scheiding tussen leven en dood, werkelijkheid en onwerkelijkheid, een motief dat in de Europese literatuur wijd verbreid is. Voor Theo gold: De spiegel is een blinkend schild
tussen mij en het niets;
zolang ik mij in de spiegel zie,
ben ik nog iets,
maar als het glas beslagen is,
wordt mijn bestaan ongewis.
(uit: De leegte tussen twee lampen, 1979)
Ook als surrealistisch collagemaker exploreerde Theo van Baaren de wereld van droom en fantasie, zoals die zich in de zichtbare werkelijkheid aan hem voordeed. Gevraagd naar de betekenis van het surrealisme voor hem, zei Theo: ‘De betekenis van het surrealisme is voor mij vooral de bevrijding van de fantasie... Verbeelding behoort een vrije samenwerking te zijn van bewustzijn en onderbewustzijn en niet door een van beide als tiran geregeerd te worden.’ (Verijdelde dromen) Het is mogelijk vele van zijn collages, die hij zelf van een titel | |
[pagina 8]
| |
voorzag, in verbinding te brengen met regels uit zijn poëzie. Een goed voorbeeld is: Hij sneed een appel middendoor
om op de klok te kunnen kijken,
maar hij vond het klokhuis leeg:
de magere maden van de tijd
hadden de uren opgevreten.
(uit: Een wereld van as, 1981)
dat tevens een van de vele woordgrapjes bevat, waarop sommige van zijn collages gebaseerd zijn. Droom en fantasie waren de inspiratiebron voor de kunstenaar Theo van Baaren, die met pen en schrijfmachine, met lijmpot en schaar de droombeelden te lijf ging om dood en verstikkend zwijgen er onder te houden. Dit nooit aflatende gevecht is ook de achtergrond van zijn relativerende humor en talloze woordgrapjes, die vaak een sombere kijk op het leven verraadden. Zijn nimmer rustende geest was voortdurend in de weer vorm te geven aan wat als vaak angstaanjagende en levenbedreigende beelden op hem afkwam. | |
Rationele verklaringenDe godsdiensthistoricus Theo van Baaren beschouwde godsdienst in al zijn verschijningsvormen als een uiting van menselijke cultuur, een poging tot zingeving van het vaak chaotische en dreigende leven. Hij was daarom de eerste Nederlandse godsdiensthistoricus, die zijn vak bevrijdde van de theologie in eigenlijke zin, hoewel het in Nederland om historische redenen in de theologische faculteiten wordt bedreven en onderwezen. Voor van Baaren was godsdienstgeschiedenis geen apologie van het Christendom zoals voor zijn voorganger professor G. van der Leeuw, noch een verdediging van het ‘hogere’ in de wereld, maar een vorm van cultuurgeschiedenis. Theo van Baaren zag godsdienst als een product van de menselijke geest in de ruimste zin, van bewustzijn en onderbewustzijn tezamen, dat poogt zin en orde aan te brengen in de zichtbare en onzichtbare werkelijkheid en zich speciaal richt op dat ‘randschap’, waar goden en mensen aan elkaar raken. Het feit dat alle mensen van alle tijden en alle culturen een of andere vorm van godsdienst kennen, omdat in principe de menselijke geest overal op gelijke wijze functioneert, maakt hen tot Wij mensen, de titel van zijn belangrijkste boek. Geheel in overeenstemming met Theo van Baarens eigen interesse en geestelijke geaardheid was hij als godsdiensthistoricus geïnteresseerd in religie als ordenings- en verklaringssysteem van verschijnselen in de wereld en de samenleving, en in meer bizarre vormen van godsdienst. De geleerde rubriceerde en ordende de verschijnselen Uit de wereld der religie (Arnhem, 1956) en zocht zijn weg in de Doolhof der goden (Groningen, 1980), zoals hij reeds begonnen was te doen in zijn dissertatie van 1951: Voorstellingen van openbaring phaenomenologisch beschouwd. Veel van zijn enorme kennis vond zijn weg in populaire geschriften over de grote wereldgodsdiensten, Egyptische religie, scheppingsvoorstellingen e.d. Maar Theo had een speciale belangstelling voor occulte verschijnselen, magie en toverij, bizarre rituelen en alchemistische geschriften en praktijken, heksenvervolgingen en rituele moordpartijen in de uithoeken van calvinistisch Nederland. Hij poogde altijd het vreemde tot iets begrijpelijks te herleiden en er een rationele verklaring voor te vinden zonder zijn toevlucht te nemen tot de hogere nonsens die nog steeds in allerlei vormen van godsdienstwetenschap opgeld doet. Uit een diep respect voor de produkten van het menselijk denken en de fantasie was hij gefascineerd door vormen van geloof, vond de dogmatiek een boeiend artistiek bouwwerk, maar verafschuwde de theologen die hun bezigheden als wetenschap annonceerden om daardoor in de universiteit aan aanzien te winnen. Hij vond dat rondweg ‘warhoofdige nonsens’, zoals een van zijn vele aforismen zegt, en bij zijn tegendraadse notitie ‘Er gaan veel wonderen in een leeg hoofd’ heeft hij ongetwijfeld aan een van zijn theologische collega's gedacht. (In mensen een onbehagen. Tegendraadse notities, Utrecht 1984). Maar in dezelfde notities staat te lezen: ‘Een christen met verbeeldingskracht kan geen drie kale bomen op een heuvel zien staan zonder aan Golgotha te denken. Daar heb ik respect voor’. Beter kan Theo van Baarens benaderingswijze | |
[pagina 9]
| |
van de wereld der religie niet worden beschreven: respectvol interpreteren en ordenen van de produkten der menselijke verbeeldingskracht. ‘Toen hij weer eens een keer zijn lange neus in zaken had gestoken die hem niet aangingeny kwam hij met zijn neus in de gehaktmachine. Enkele klanten klaagden over kapotte knopen in het gehakt en eisten dat ze voor gave exemplaren zouden worden vervangen.’ | |
Kunst en wetenschapHoewel Theo van Baaren in zijn uiterst geordende en gedisciplineerde leven kunst en wetenschap zorgvuldig gescheiden hield, opdat de kunst geen quasiwetenschap zou zijn en de wetenschap haar helderheid en rationaliteit zou behouden, hadden ze allerlei verbindingen met elkaar. Beide vonden hun oorsprong in de menselijke verbeelding. De kunstenaar Van Baaren gaf zijn verbeelding en droomleven vorm in gedichten en collages; de geleerde Van Baaren bestudeerde de religieuze verbeelding en bracht daarin op systematische en rationele wijze orde aan. Het is niet verbazingwekkend dat Theo van Baaren in zijn enorme belezenheid een grote voorliefde aan de dag legde voor de Franse symbolisten, voor Duitse auteurs als Georg Trakl en Rilke, en een grote kennis had van de Engelse elizabethaanse literatuur, in het bijzonder van John Donne, bij wie religie, erotiek en rationele geleerdheid samengaan. Theo van Baaren had een grote verzameling erotische literatuur, waarin hij een zowel wetenschappelijke - erotiek en religie hebben vele raakvlakken - alsook een speelse interesse had. De echte verbinding tussen kunst en wetenschap werd gevormd door Theo's verzamelwoede, die een grote collectie kunst van schriftloze volken bijeenbracht, beelden en voorwerpen met een vaak religieuze functie. Theo was zowel in de artistieke als in de religieuze aspecten van zijn verzameling geïnteresseerd en - heel typerend - wijdde er een tweetal boeken en vele artikelen aan (Bezielend beelden. Inleiding tot de beeldende kunst der primitieve volken, Amsterdam 1962; Korwars and Korwar Style Art and Ancestor Worship in North-West New Guinea, Parijs-Den Haag 1968). In het verzamelen kwam ook zijn zin voor orde en systematische indeling tot zijn recht, waarmee hij het soms zo weerbarstige materiaal a.h.w. rationaliseerde. | |
[pagina 10]
| |
Theo van Baaren had een uiterst creatieve fantasie en een intensief droomleven, dat zijn rijkdom was en hem tevens vervulde met diepe angsten voor dood en vernietiging. Zijn asthmatische kwaal, waaraan hij op 4 mei 1989 letterlijk gestikt is bij gebrek aan adem, heeft daarbij ongetwijfeld een rol gespeeld, want zijn poëzie is vol van beelden van dodelijke verstikking waar de mens tot zwijgen is gedoemd. Zijn sterke geest is zijn leven lang dag en nacht in de weer geweest om angst, dood, verstikking en chaos de baas te blijven en de voortbrengselen van zijn eigen verbeelding en die van Wij mensen in al hun verscheidenheid in gedichten en geschriften vorm te geven. |
|