Jasper Oosten
Beknopte biografie van Theo van Baaren
Theodoor Pieter van Baaren werd op 13 mei 1912 in Utrecht geboren, waar zijn vader een winkel in feestartikelen had. Hij werd rooms-katholiek opgevoed en bracht het op zijn twaalfde nog tot misdienaar. Hij had één broer en één zuster, die beiden naar Amerika zijn geëmigreerd en met wie hij maar weinig contact hield.
Na zijn schooltijd (waarvan hij enkele jaren doorbracht in Tecklenburg, gelegen aan het westelijke uiteinde van het Teutoburger woud), ging hij naar de christelijke Jan van Nassau-kweekschool in Utrecht, waar hij wel uitblonk in plant- en dierkunde, talen en geschiedenis, maar beslist niet in de rekenvakken.
In zijn vrije tijd schreef hij gedichten en hield hij zich bezig met het determineren van planten en het observeren van vogels en leerde dat ook aan kinderen uit de buurt. Daarnaast verdiepte hij zich in de wereldliteratuur en was hij met name de Duitse Reclamuitgeverij bijzonder dankbaar voor haar handige kleine uitgaven, die hem in staat stelden ook onder lastige omstandigheden, b.v. tijdens saaie lessen op school, een belangwekkend boek te lezen.
Theo las altijd veel meer boeken dan hij thuis kon opslaan en daarom bracht hij regelmatig grote hoeveelheden naar tweedehands-boekwinkels om zo weer ruimte te krijgen voor nieuwe boeken om zijn nimmer aflatende leeshonger te stillen.
Na het beëindigen van de kweekschool in 1932 vatte Theo, beïnvloed door de vrijzinnig protestantse ds. Immink, het plan op theologie te gaan studeren. Dit betekende dat hij zich eerst moest voorbereiden op het staatsexamen gymnasium-a. Na dit te hebben afgelegd begon hij in 1938 in Utrecht zijn theologiestudie. In 1939 ontmoette hij Gertrude Pape (geboren 17 oktober 1907), die zijn naam reeds bleek te kennen van de titelbladen van veel door haar gekochte tweedehands boeken.
Gertrude vestigde zijn aandacht op het surrealisme, dat hem zijn hele verdere leven bleef bezighouden. Gedurende de laatste oorlogsjaren was Theo ondergedoken bij Gertrude, die tot 1952 de kost bleef verdienen als administratrice van een meisjes-HBS in Utrecht. In 1945 trouwden zij; ze hebben geen kinderen gekregen. Eveneens in 1945 deed Theo zijn doctoraalexamen theologie, maar hij zag af van het afleggen van het kerkelijk examen. Vervolgens werd hij assistent bij prof. Obbink in Utrecht, bij wie hij in 1951 promoveerde.
In 1952 werd hij in Groningen aan de theologische faculteit benoemd als opvolger van de plotseling overleden prof. Van der Leeuw. Zijn salaris stelde hem nu in staat veel meer geld uit te geven aan wat inmiddels zijn voornaamste hobby was geworden: het verzamelen van etnografica, waarvoor hij overigens nooit buiten Europa is geweest. Theo was de grondlegger van het in 1978 gestichte Van der Leeuw-museum, waarin ook zijn eigen collectie werd ondergebracht.
Na zijn emeritaat in 1980 verdiepte hij zich grondig in het werk van Jeroen Bosch en begon hij weer regelmatig gedichten te schrijven en te publiceren. Zijn asthma verergerde en ging hem steeds meer in zijn lichamelijke mogelijkheden beperken.
Op 3 november 1988 overleed Gertrude. In januari 1989 liet Theo een traplift in zijn huis aanbrengen, omdat hij te kortademig was geworden om de trap van zijn bovenhuis, waar hij sedert 1952 onafgebroken was blijven wonen, nog te kunnen beklimmen. Drie maanden later was Theo lichamelijk uitgeput en na een week in het ziekenhuis (waar hij zijn laatste gedichten maakte) overleed hij op 4 mei 1989.