Bzzlletin. Jaargang 20
(1990-1991)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Bernd Albers
| |
Gevestigd auteurHet zal wel geen toeval zijn geweest dat de verbluffende en uiterst geraffineerde wijze waarop Van der Heijden in Het leven uit een dag zijn sterke preoccupatie met de idee van ‘het leven in de breedte’ heeft weten te verbeelden, die ook in het vroegere werk uit zijn | |
[pagina 73]
| |
oeuvre al zo'n allesoverheersend thema was, hem inmiddels de status van gevestigd of gecanoniseerd auteur heeft gebracht. Alsof hij deze status overigens al niet eerder had verworven, getuige zijn bekroning voor de roman De gevarendriehoek met zowel de Bordewijk-als de Multatuli-prijs in 1986. Ik wijs - mogelijk daarom ten overvloede - bijvoorbeeld op de volgende waarderende opmerking die de criticus Rob Schouten in zijn bespreking van Het leven uit een dag maakte: Als er één schrijver is die het veelbetreurde gat na de grote naoorlogse schrijversgeneratie van Hermans, Mulisch en Reve, lijkt te gaan vullen, dan is het Van der Heijden, die zelfs in zijn tussendoortjes eenzame hoogten bereikt.’Ga naar eind2. Voorwaar, het is een kenschets die ook door andere gezaghebbende critici als Goedegebuure, De Rover en Hageraats in hun recensies volledig werd onderschreven en die beslist niet iedere andere hedendaagse Nederlandse auteur ten deel zal vallen. | |
EenmaligheidNa een eerste oppervlakkige lezing van deze roman wordt reeds duidelijk dat we Het leven uit een dag allerminst moeten opvatten als proza waarin een grote mate van psychologische waarachtigheid is nagestreefd. Veeleer valt Het leven uit een dag, dat de omkering is van ‘een dag uit het leven’, te begrijpen als een sprookje, of beter: als een allegorie, waarin noties als ‘liefde’, ‘tijd’, ‘hemel’, ‘hel’, ‘leven’ en ‘dood’ op de meest speelse en inventieve wijze zijn samengebracht in het kortstondige leven - zo lijkt het aanvankelijk althans te zijn voorbeschikt - van de protagonist Benny Wult.
Signerend Het leven uit een dag onder toeziend oog van Mirjam (1 oktober 1988, Scholtema Holkema Vermeulen)
Deze Benny, die nog vóór zonsopgang werd geboren, groeit op in het besef dat hij slechts één etmaal heeft te leven en normaal gesproken dus het volgende ochtendgloren niet meer mee zal maken. Tijdens de ochtenduren wordt hem op school onderwezen en ondervindt hij ook spoedig dat elke ervaring, handeling en gewaarwording in zijn ééndagsleven volstrekt onherhaalbaar is, de liefdesdaad daarbij allerminst uitgezonderd. Zoals de priester, die het catechese-onderricht verzorgt, het hem en zijn medescholieren ondubbelzinnig voorhoudt: Jullie ongetwijfeld voortreffelijke [biologie]leraar heeft vanzelfsprekend niets gezegd over de hogere zin van die eenmaligheid, want dat valt buiten zijn terrein. Welnu, wat voor het leven als geheel geldt, namelijk dat het maar een dag duurt en - althans in z'n aardse variant - niet herhaalbaar is, gaat ook op voor het liefdesleven van de mens. En het is goed en juist dat onze hoogste metafysische instantie het zo gewild heeft, want aan die eenmaligheid ontlenen ons leven, en de liefde daarin, hun grote intensiteit. Het hoogste goed is niet herhaalbaar. De hemel is daarvan het beste bewijs...Ga naar eind3. | |
Absoluut hoogtepuntHet is evenwel de éénmaligheid van de liefdesdaad waarbij Benny zich later niet kan en wil neerleggen. In een bar ontmoet de inmiddels volwassen geworden hoofdfiguur in het bijzijn van een blinde man, die ondanks zijn handicap over een buitengewoon scherpe opmerkingsgave beschikt - hij hoort en ruikt alles - en die, zoals nader zal blijken, de trekken van de duivel vertoont, het schuchtere pubermeisje Gini Trades, dat allengs zal uitgroeien | |
[pagina 74]
| |
tot de grote liefde in zijn leven. Zich uiteindelijk met haar overgevend aan de geslachtsdaad, bereikt hij vervolgens met haar een zo absoluut en volmaakt hoogtepunt dat hij vanaf dat ogenblik een niet meer te bedwingen lust tot herhaling van die liefde krijgt. Overmand door metafysische twijfel besluit hij tenslotte met behulp van Gini de blinde man in een hinderlaag te lokken en om het leven te brengen, waarna voor de twee gelieven, na de tenuitvoerlegging van hun onvermijdelijk geachte doodstraf, een nieuw bestaan in de hel, die volgens de in de ééndagsmaatschappij gehanteerde metafysische leer immers de wereld van de zo fel begeerde herhaling impliceert, wel afdoende verzekerd lijkt. ‘Er bleek alleen nog een kelder in hem ie bestaan, een kelder onder de kelder’ Het is nu maar de vraag of Benny's misdadige opzet, die geresulteerd heeft in een onvervalste ‘crime passionel’, werkelijk dat vurig gehoopte eeuwigdurende geluk heeft opgeleverd. Want logenstraffen de woorden van de priester-docent uit zijn schooltijd deze heilsverwachting immers niet in zeer belangrijke mate? De hel (...) geldt als de wereld van de herhaling. In plaats van dat, zoals bij de hemelgangers het geval is, het leven wordt gecondenseerd tot een subliem, ondeelbaar moment, wordt de hellevaarders het uitzicht geboden op de nimmer aflatende herhaling - honderden, duizenden malen - van wat hier op aarde zich in een enkele dag afspeelt. In de wereld van de hel zal de ene dag nauwelijks verschillen van de andere. Er zal net voldoende verschil zijn om afwisseling te suggereren, een afwisseling die de dodelijke gelijkvormigheid van alle dagen alleen maar benadrukt. Niets is erger dan de herhaling van iets dat bij eerste optreden al voortreffelijk was. Het betekent de vernietiging van de voortreffelijkheid. De hel, dat is de onophoudelijke vernietiging van alles wat in aanleg, dat wil zeggen bij gratie van z'n eenmaligheid goed was. De liefde, bijvoorbeeld. De hel garandeert vrijwel onbeperkte herhaalbaarheid van de liefdesdaad. In die herhaling wordt de liefde opgeheven, en wordt de daad een kwelling. Zelfvernedering door genot...Ga naar eind4. | |
Herhaling in de helDe moord blijkt achteraf beschouwd inderdaad een gruwelijke daad van hybris te zijn geweest. Wanneer Benny door middel van de elektrische stoel die andere wereld is ingeschoten, ondervindt hij namelijk akelig precies de profetische kracht van bovenstaande woorden. Door Scant, de blinde man die hij eertijds had vermoord en die pijnlijk genoeg ook naar de hel blijkt te zijn verbannen, wordt hij rondgeleid in zijn nieuwe leefmilieu en ertoe overgehaald zijn lichaam, dat bij menigeen in de hel seksuele begeerte opwekt, te prostitueren teneinde zich in zijn levensonderhoud en in dat van de blinde te kunnen voorzien. Zijn ‘liefdesoverschot’, dat eerder juist het motief vormde voor zijn misdaad, kan hij in de hel nu mooi te gelde gaan maken: Hij verdiende er zijn geld mee, maar het was de hoge verwachting van nog ongekend genot die hem in deze situatie gebracht had. Iets onbekends had hem overmeesterd, maar het vernietigde niet zijn zucht naar vrouwen. Integendeel. Lust schiep lust. Er bleek alleen nog een kelder in hem te bestaan, een kelder onder de kelder. Benny borg een even veelzijdige als veeleisende onderwereld van lustvisioenen in zich, en hij keek naar zichzelf als naar een vreemde. En ook weer niet helemaal.Ga naar eind5. Totdat de al voorspelde walging zich mettertijd bij Benny begint te manifesteren: Hij voelde zich zo smerig van zijn omzwervingen door de grote stad, van zijn avontu- | |
[pagina 75]
| |
ren, dat hij zelfs het speeksel van allen die met hun mond aan hem geweest waren meende te ruiken. Hij rook aan zijn armen, hurkte neer met zijn hoofd tussen zijn knieën, stak zijn neus onder zijn sweater... Overal de zure lucht van andermans spog. (...) Hij kon alleen nog maar denken aan een reinigende douche, waarmee hij de stank van al die slijm afscheidende kleefwezens kwijt zou raken.Ga naar eind6. | |
Een piepklein brandgaatjeGedurende zijn verblijf in de hel is er van Gini, met wie hij zich in deze wereld van de herhaling weer hoopte te kunnen verenigen, geen spoor te vinden. Op advies van zijn blinde leidsman gaat Benny op zoek naar de locatie waar hij in de vroegere ééndagswereld met Gini het grote liefdesgenot heeft mogen smaken. In een hotelkamer, die hem wel enigszins doet denken aan Gini's vroegere kamer in de studentenflat, beleeft Benny te elfder ure dan toch het geluk waar hij sedert lang naar heeft uitgekeken, al is het in een heel wat vluchtigere gedaante dan hij zich eerder had voorgesteld: Tijdens dat ondeelbare moment van stilte tussen het afsnijden van de alarmherrie en het neerhameren van de regen kwam het over hem. Hij voelde haar lichaam door zijn armen schieten als een grote, spartelende vis, maar dan warm, heet, en zo kortstondig, dat het al herinnering was op het moment zelf dat het gebeurde. De suggestie van Gini's aanwezigheid, hoe oneindig kort ook, was dermate sterk, dat Benny boven zich heel even haar gezicht meende te zien oplichten. (Of was het een naflakkeren van de bliksem?) Alles wat zij tijdens hun vorige omhelzing zo lang mogelijk hadden proberen te rekken - strelingen, geuren, smaken, de gloeiende draad die uit zijn ruggegraat getrokken werd... - speelde zich dit keer in dat ene, ondeelbare ogenblik af. Het begin van de handeling viel met zijn eigen einde samen.Ga naar eind7. Desgevraagd bevestigt Scant Benny's angstige voorgevoel dat Gini haar leven nog eens over mocht doen, ‘maar dan (...) samengebald tot die ene vonk die waarschijnlijk een piepklein brandgaatje in uw erbarmelijk uitgestrekte en trage leven heeft geschroeid.’Ga naar eind8. Aan het slot van de roman is duidelijk geworden dat de blinde man, wiens naam mij voorkomt als een afleiding van het Griekse werkwoord ‘skandalidzo’ dat ‘in de val lokken’ betekent, een diabolische verleidersrol heeft vervuld. De slotsom waartoe Benny uiteindelijk is gekomen, lijkt me wat dat aangaat daarom bepaald niet uit de lucht gegrepen: Op het bleke gezicht van de blinde man was een fijn glimlachje verschenen, waar de dode ogen geen deel aan hadden. Toch leek het of hij Benny recht aankeek. ‘U heeft het aldoor geweten, hè? U heeft het voorzien.’ ‘Och...’ ‘Erger nog. U heeft ons gelokt. Verleid. Die ventilator, dat was uw werk. Ontkent u het maar niet. U heeft zich laten doden... door mij, niet door haar... om ons uit elkaar te drijven. Uit haat.’Ga naar eind9. Zo bezien is de herhaling in de hel voor Benny nu al uitgegroeid tot een ware tantaluskwelling en zal hij het voor de rest van zijn leven maar hebben te doen met die ene herinnering aan een allerverrukkelijkst samenzijn dat nooit meer te realiseren valt. | |
Leven in de breedteWie het eerdere werk van Van der Heijden heeft gelezen, ontkomt er bijna niet aan Het leven uit een dag te beschouwen als een fantasievolle nadere variant van zijn concept van ‘het leven in de breedte’. In De slag om de Blauwbrug, de proloog bij de grote romancyclus ‘De tandeloze tijd’, werd de mogelijkheid hiertoe voor het eerst onder woorden gebracht: Nietsvermoedend opende ik een deur naar een lang verwaarloosde manier van leven, die ik ooit (...) ‘leven in de breedte’ had genoemd. Want er was een duizelingwekkend bestaan mogelijk - niet ‘in de lengte’, zoals we het gewend waren, maar in de breedte, waar alles sneller verliep, meer in beweging was, geen aardse tijd verloren | |
[pagina 76]
| |
ging: waar alle gebeurtenissen zich gelijktijdig afspeelden, in plaats van elkaar tijdrovend op te volgen...Ga naar eind10.
Petrus' middelpuntvliedende hemelpoort (oktober '88); foto: Chris van Houts
Me dunkt dat in het typisch artificiële romanuniversum van waaruit Het leven uit een dag is opgetrokken, deze idee overduidelijk is geconcretiseerd. De erin optredende romanpersonages zijn in dit verband niet veel meer dan marionetten, pionnen in het taalspel dat de auteur Van der Heijden met hen aan het spelen is. Met behulp van hen zal zijn ideaal van ‘het leven in de breedte’ gestalte moeten krijgen. Zij zullen een wijze van bestaan demonstreren, waarin - hoe kortstondig en gecomprimeerd ook - bijna alle facetten van een mensenleven zo volledig en intensief als maar mogelijk is, en zo magistraal en rijk aan gewaarwordingen als maar denkbaar is, worden doorgemaakt, zodat er bij de lezer schier een indruk van eeuwigheid begint te ontstaan. Het moet er onderhand wel op beginnen te lijken dat de tijd daarmee daadwerkelijk is opgeheven. Aldus verzinnebeeldt Het leven uit een dag - naar mijn oordeel althans - op de meest ingenieuze wijze de relativiteit van het concept ‘tijd’. Net zo indrukwekkend als Krol eerder in Een ongenode gast op een geheel andere, meer bespiegelende wijze dit aspect aan de orde had gesteld, met een even groot vakmanschap vinden we het zeker in niet mindere mate in Van der Heijdens roman tentoongespreid. | |
TijdsperceptieAan wat ik hierboven over het paradoxale van de tijdsperceptie in Het leven uit een dag heb gereleveerd, zou ik ter verduidelijking nog het volgende willen toevoegen. Ik zal dit doen aan de hand van een fragment uit de recensie van Robert Anker over dit boek, dat mij in dit verband sterk frappeerde: Alles voltrekt zich (...) in hoog tempo, maar in de beschrijving ervan heerst gewoon ons tijdsverloop en dat kan ook moeilijk anders (...) Een van de langste hoofdstukken bij voorbeeld speelt zich af in een café waar Benny zijn grote liefde Gini ontmoet, een paar glazen met haar drinkt en zo nog het een en ander; in de ervaring van de lezer duurt zoiets toch gauw een uur, zo niet langer, maar in de wereld van het boek is het hoogstens een enkele minuut. Ik ben hier wat langer op ingegaan omdat deze tegenstrijdigheid althans mij gedurende de hele eerste lezing van het boek niet met rust liet; telkens dook de vraag op of bepaalde dingen wel ‘klopten’. Bij herlezing trad deze wel degelijk als een bezwaar gevoelde onderbreking van de lectuur echter steeds minder op.Ga naar eind11. Een realistische lezing van dit boek zou dit bezwaar inderdaad gemakkelijk in de hand kunnen werken. Maar het aardige is nu juist dat je die schijnbaar inconsistente tijdsperceptie wel degelijk een betekenis kunt geven. Want | |
[pagina 77]
| |
hoe razendsnel het leven van de ééndagsmens dan ook mag verlopen, deze neemt met al zijn zintuigen dat leven zo diep en volledig in zich op - en het is nagenoeg constant vanuit het perspectief van de protagonist Benny dat het verhaal verteld wordt - dat voor de lezer van Het leven uit een dag, die voor de duur van het boek de fictie aanvaardt, daardoor de suggestie uitgaat dat de tijd normaal verloopt of soms zelfs, zoals al is aangeduid, stil lijkt te staan. Een dergelijke suggestie treedt in het bijzonder op in het hoofdstuk ‘Het ovale portret’. Daarin wordt namelijk het liefdevolle moment beschreven van de eerste en enig echte lichamelijke vereniging van Benny en Gini. In het ééndagsleven van beide gelieven zullen het misschien slechts een paar tellen zijn geweest, maar in hun beider voorstelling is het bijna een eeuwigheid. Ook de lezer ondergaat eenzelfde soort sensatie of heeft er tenminste een idee van, vooral door de flinke retardering die er bij tijd en wijle in het verteltempo optreedt. De eerste toenaderingen tot elkaar en het daar langzaam op volgende zoete minnespel zijn door Van der Heijden met zoveel aandacht, smaak en gevoel voor (de juiste) details beschreven dat er haast geen einde aan lijkt te willen of kunnen komen. Het effect van deze ontmoeting is dat deze, zeker in die voor Benny zoveel kleurlozere hel, nog lang zal na-echoën en voor altijd in zijn herinnering zal blijven voortbestaan: ‘als ik geen engel kan zijn, dan ben ik maar een duivel’ Telkens weer moest Benny Wult ervaren met wat voor overweldigende kracht de herinnering aan het geringste detail van die andere, die oude wereld zich kon opdringen. Het was zelfs zo dat zo'n herinnering het herinnerde object lijfelijker aanwezig deed zijn dan de dingen die Benny in deze nieuwe wereld van herhaling met zijn zintuigen rechtstreeks waarnam. Het gold met name voor alles wat met Gini te maken had, voor de kleinste kleinigheden van hun vroegere samenzijn.Ga naar eind12. | |
Corrumperende liefdeBehalve voor de relatieve tijd staat Het leven uit een dag als allegorie uiteraard ook voor de zuivere liefde, die echter corrupt en kapot gemaakt wordt, onder andere door de zucht en het blinde streven naar herhaling ervan. Dat de liefde daardoor gedegradeerd raakt tot een volstrekt eenzijdige bevrediging van de lusten en een nogal voze seksverslaving tot gevolg heeft, dat is een aspect dat Het leven uit een dag in zekere zin wel gemeen heeft met de roman Mystiek lichaam van de helaas veel te vroeg overleden auteur Frans Kellendonk. Met Mystiek lichaam, dat ik als één van de interessantste en beste romans van de jaren tachtig beschouw, lijkt Het leven uit een dag overigens in meer dan één opzicht (zowel stilistische als inhoudelijke) relaties te onderhouden en schijnt er soms zelfs een regelrechte intellectuele pendant van te zijn. Het zij mij hopelijk toegestaan, in dit verband althans, te volstaan met een enkele aanwijzing voor een mogelijk intertekstueel verband. In Mystiek lichaam worden aan de hand van een grotesk exempel grote vraagtekens gezet bij het zomaar overboord gooien door de moderne mens van zijn christelijke erfgoed. Het betreft een ideeëngoed dat de Westeuropese cultuur immers eeuwenlang heeft bepaald en waarvan onder meer de huwelijksliefde, die volgens de kerkelijke moraal als de getrouwe afspiegeling van de vruchtbare liefde van God voor de mensheid gericht behoort te zijn op de procreatie, een belangrijke exponent vormt. Het is ook dit vruchtbare aspect van de echtelijke liefde dat de instandhouding van het menselijk geslacht en bijgevolg van zijn geschiedenis garandeert. Kellendonk laat in zijn ‘kleine geschiedenis der Gijselharten’ op een uiterst ironische, soms zelfs sarcastische wijze zien - zonder overigens echt hevig moralistisch te worden - dat de | |
[pagina 78]
| |
volstrekte negatie van dit christelijke ideaal weinig reëel geluk heeft gebracht en naar een dood spoor leidt. Het hoofdstuk ‘Epithalamium’, waarin de merkwaardige eerste bruidsnacht wordt bezongen van twee romanfiguren, die een zogenaamd ‘mariage de raison’ hebben afgesloten, en waarbij verder verrassend genoeg de eerste kiem wordt gelegd van een fataal aflopende homo-erotische relatie, maakt daarvan al veel zichtbaar.Ga naar eind13. Interessant is dat in de door en door kunstmatige romanwereld van Het leven uit een dag, die net zo artificieel is als die van Mystiek lichaam, juist een volmaakte liefde in het geding is, die goed te vergelijken valt met de christelijke liefde zoals die idealiter is gedacht. Als éénmalig fenomeen geconcipieerd heeft zij notabene de geboorte van een zoon (Benny junior) tot gevolg gehad. Zij wordt geïdealiseerd tegen de achtergrond van een metafysisch stelsel dat als een duidelijk atheïstische tegenhanger fungeert van het christelijke referentiekader: het in Het leven uit een dag gepraktizeerde ‘leven in de breedte’ spoort alleszins goed met ‘het eeuwige leven in het hiernamaals’. En de afwijking van dit ideaal wordt, zoals ik heb laten zien, zwaar bestraft. | |
Intellectuele knipoogMogelijk stelt het volgende in dit verband niet veel meer voor dan een intellectuele knipoog van Van der Heijden aan het adres van Kellendonk. Maar wat mij in ieder geval wel sterk is bijgebleven in de beschrijving van Benny's wandelgang naar de ruimte in de gevangenis waar hij geëxecuteerd zal gaan worden, is dat Van der Heijden hier met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid enkele woorden aan Kellendonks roman heeft ontleend, die in de nieuwe context heel goed uitgelegd zouden kunnen worden als een prelude op diens latere verblijf in de hel. Benny wordt vóór zijn terechtstelling door zijn bewakers toegestaan nog een allerlaatste blik te werpen op een wereld die hij zo aanstonds gaat verlaten. Wat hij op dat ogenblik dan onder meer opmerkt, is het volgende: De stad, bleek nu, kon ook worden opgevat als een terrasvormig uitgehakt stuk rotskust, met op elk plat vlak de hemelsblauwe rechthoek van een zwembad. Op sommige daken ook waren schaduwrijke tuinen aangelegd, met over de dakrand hangend groen. Boven op een gebouw van bijna honderd verdiepingen hoog hing de fijne nevel van een sproei-installatie, en daar, tussen spitse boompjes in grote tobben, zag Benny Wult voor het eerst in zijn leven een - kleine - regenboog.Ga naar eind14. De door mij in dit citaat gecursiveerde woorden blijken eveneens in Mystiek lichaam voor te komen en wel in een voor de strekking van deze roman tamelijk cruciale passage waarin sprake is van de mogelijkheid tot een antischepping, die de met het AIDS-virus besmette Broer eventueel op aarde zou willen vestigen. De liefde die hij, voor het eerst sinds de dood van zijn overleden vriend, weer eens bedreven heeft met een aantrekkelijke blonde jongeman, wordt in het volgende fragment namelijk in het kader geplaatst van een tegendraads, verzonnen verbond met de duivel: En mocht over een tijdje desalniettemin blijken dat hij de jongen met de dood had bezwangerd (...) dan had die onbedoelde uitwerking tenminste de schoonheid van de symmetrie. Want tegenover de dynastie van het leven die Prul had gegrondvest zou hij dan een geheime dynastie van de dood hebben gesticht (...), een anti-schepping tegenover haar schepping. Nu gebleken was dat hij zich onmogelijk kon onderwerpen aan haar vrouwelijke schrikbewind was dat de enige waardige uitweg. Ja, bedacht hij, fietsend langs akkers waar sproei-installaties tuiltjes nevel uitzwiepten, in de kruin van elke neveltuil een eenpersoons regenboogje dat meedraaide met de blik van de fietser - als ik geen engel kan zijn, dan ben ik maar een duivel. Het opsporen en traceren van meerdere overeenkomsten tussen beide werken zou vanzelfsprekend een uitvoeriger beschouwing vergen. Het is mij er hier slechts om te doen geweest enigszins aannemelijk te maken dat Van der | |
[pagina 79]
| |
Heijden in de uitbeelding van zijn thematiek waarschijnlijk enige verwante noties van een collega-schrijver heeft geadapteerd.
Met zoon Tonio, ten tijde van het verschijnen van Het leven uit een dag (oktober '88)
In nog veel geringere mate dan destijds bij Kellendonk het geval zal zijn geweest, is er bij Van der Heijden in zijn roman echter sprake van een morele strekking. Zijn idee van een door herhaling gecorrumpeerde liefde is veeleer de kapstok waaraan het temporele aspect kon worden opgehangen. Voor het overige zal zijn concept van ‘het leven in de breedte’ hoogstwaarschijnlijk eerder poëticaal dan levensbeschouwelijk zijn ingegeven. | |
Poëticale strekkingIn het interessante essay dat Frans de Rover naar aanleiding van de bekroning voor De gevarendriehoek met de Bordewijkprijs 1986 aan het tot-dan-toe verschenen werk van Van der Heijden wijdde, staat onder meer de volgende rake typering te lezen: ‘De tandeloze tijd’ vindt haar aanleiding in een autobiografie, maar resulteert bovenal in het portret van een schrijver die al schrijvende op zoek is naar de verloren tijd. Wat De sandwich in miniatuur bevat, presenteert de trilogie in uitvergroting: een onderzoek naar de werking van het geheugen en de herinnering, een voortdurend pogen wraak te nemen op de voorbijgaande en voorbije tijd door die haar knaagtanden uit te trekken en stil te zetten in het schrift. Het resultaat is de paradox van de literatuur: met het vastleggen van ‘geschiedenis’ creëert Van der Heijden ‘werkelijkheid’.Ga naar eind16. Niet in de laatste plaats laat ook Het leven uit een dag zich uitstekend poëticaal duiden. De roman toont ons met groot succes de triomf van het schrijverschap over het leven: want zo onbereikbaar als het eerder besproken ideaal van ‘het leven in de breedte’ in de werkelijkheid ook mag zijn, door het overtuigend beeldende vermogen van Van der Heijden heeft het in literatuur op de meest adequate wijze zijn vorm kunnen krijgen. In de worsteling van de auteur en van zijn romanfiguren om zo min mogelijk kostbare tijd verloren te laten gaan, vormt Het leven uit een dag in vergelijking met het zeer breed opgezette ‘De tandeloze tijd’ de overtreffende trap. Waar in de grote, onvoltooide romancyclus nog het echec van de hoofdfiguur Albert Egberts, die al zijn pogingen om op aarde ‘in de breedte te leven’ tot mislukken zag gedoemd, tot uitdrukking werd gebracht, daar is in Het leven uit een dag de creatie door de auteur van een driedimensionele wereld, waarin enkele romanfiguren de volstrekte uniciteit van alles in het leven in de kortst mogelijke tijd met zoveel aandacht en opmerkzaamheid in zich op | |
[pagina 80]
| |
kunnen nemen dat zij pas met recht ‘in de breedte (kunnen) leven’, wel volkomen geslaagd. En wat de ééndagsmensen in miniatuur zijn, dat is de romanschrijver natuurlijk in het groot. | |
Cyclisch tijdsverloopIk kom tenslotte nog even terug op het slot van de roman. Zoals aangeduid besluit Het leven uit een dag met een tweede lichamelijke vereniging van Benny en Gini in de vorm van een ‘kortstondige symbiose’.Ga naar voetnoot17. Dit slot werd reeds in de eerste regels van de roman voorspeld door de vriend van grootvader, zodat dit einde geheel organisch weer bij het beginpunt aanknoopt: Ik zie (...) een grote liefde voor uw zoon in het verschiet. (...) Een liefde even onvermijdelijk als ... als het treffen van donder en bliksem tijdens een onweer. Hij hier, die schrokop, natuurlijk als de donder gedacht. Dan kan zijn geliefde als het licht optreden.Ga naar voetnoot18. Het is vooral met de grandioze uitwerking van dit op zich wat gezochte beeld tot de metafoor aan het slot, die net als attributen als de ventilator in de bar en het reuzenrad op de kermis, een cyclisch, circulair tijdsverloop suggereren, dat Van der Heijden zijn thematische preoccupatie het meest doeltreffend heeft weten weer te geven. Hij zal er ongetwijfeld weer het gevoel door hebben gekregen literatuur vervaardigd te hebben die meer is dan wat er alleen maar staat.Ga naar voetnoot19. Het is literatuur die in de beste traditie gesitueerd kan worden, in de traditie bijvoorbeeld van Marcel Proust, die ook al zo ‘op zoek was naar de verloren tijd’. |
|