Bzzlletin. Jaargang 20
(1990-1991)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Joke Linders
| |
Televisie als motorDe aanleiding voor zijn bestaan moet gezocht worden bij het door de literatuur verguisde medium van de televisie. In 1970 kreeg de Vara-medewerker Frans Boelen, bekend door experimentele televisieprogramma's met o.a. Liselore Gerritsen, Misja Mengelberg, Cees Buddingh' en Wim de Bie, de opdracht tot het oprichten van een schrijverswerkwinkel waar naar behoefte teksten gekocht moesten kunnen worden. De televisie was in die dagen een bolwerk voor experimenten en creativiteit. Er was geld om nieuwe wegen te bewandelen en de Vara had ambitie. Veel radiomensen kregen zo de kans hun talenten te ontplooien voor een medium waarvan niemand nog precies wist aan welke eisen het moest voldoen. Ook in maatschappelijk opzicht was het een tijd van grote veranderingen. Het ludieke protest van Provo begon plaats te maken voor bezinning en strategisch denken. Schumachers ‘Small is beautiful’ werd het credo voor de economie. Adorno's ‘Opvoeding tot mondigheid’, anti-autoritaire structuren en anti-autoritaire opvoeding waren dé onderwerpen voor sociologen, psychologen en journalisten. Kommunes (k als symbool voor democratie en gelijkheid) vormden bolwerken tegen gezag, staat en kerk. Het was de tijd van democratisering en onderwijshervormingen, het rode | |
[pagina 4]
| |
boekje en de tweede emancipatiegolf. In dat klimaat verzamelde Frans Boelen in 1970 een twintigtal jonge schrijvers en journalisten die allemaal al eens teksten gemaakt hadden of actief waren geweest voor televisie, radio of cabaret (onder andere Letty Kosterman, Tony van Verre en Pob Pelser) in het Parkhotel in Amsterdam. Sommigen zaten daar naar aanleding van een oproep in de krant, anderen waren meegenomen door collega's en bekenden, allen wilden meewerken aan de schrijverswinkel. Uit de aangeleverde teksten zou Frans Boelen in eerste instantie het programma ‘Wij en de wereld’ samenstellen. Een kwestie van de beste krenten uit de pap. ‘Wij en de wereld’ was bedoeld als een luchtig, wereldbeschouwelijk amusementsprogramma voor volwassenen rond thema's als vrije tijd, geluk, kunst, gezag en school, verliefdheid, sex en angst. Onderwerpen die onder brede lagen van het volk leefden en waardoor ook jongeren zich geraakt voelden. Niet dat het programma zich specifiek tot jeugdigen wilde richten, het was meer zo dat de tekstschrijvers zelf met deze onderwerpen worstelden. De toonzetting was ironisch en licht satirisch, maar anders dan bij ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’, met meer persoonlijke emoties en betrokkenheid. In een interview in de Avro-bode zei Frans Boelen hierover: We zijn allemaal inspraakloos op deze wereld geschopt. Niemand heeft om het leven gevraagd. De mensen leiden eigenlijk een triest bestaan. Het programma ‘Wij en de wereld’ probeert die treurigheid in beeld te brengen en te relativeren. We geven de kijkers wat troost. Ze moeten om zichzelf kunnen lachen.Ga naar eind1. Bij de groep van het eerste uur bevonden zich Hans Dorrestijn, Ries Moonen, Jan Riem en Willem Wilmink, nog zonder gemeenschappelijke noemer. Later voegde zich daar Hendrik Blaak (= Karel Eykman) bij die toen aan de Ikon verbonden was en daarom onder een andere naam meende te moeten meewerken. Slechts dit vijftal bleek opgewassen tegen de druk van het snel produceren en experimenteren. Dat zich daar geen vrouwen bij bevonden verklaart Hans Dorrestijn op zijn gunstigst uit het feit dat mensen als Liselotte Gerritsen en Jasperina de Jong geen tekstschrijvers waren en op zijn ongunstigst uit de luiheid van vrouwen. Karel Eykman denkt dat het bij de emancipatie van die tijd paste dat de vrouwen hun teksten zelf brachten: Wij jongens hoefden niet zo nodig in de schijnwerpers te staan.Ga naar eind2. Wieteke van Dort, Aart Staartjes en musicus Harry Bannink waren vanaf het begin betrokken bij de uitvoering van de programma's. Doorgaans een collage van liedjes en sketches rond actuele onderwerpen met grote nadruk op de tekst. Na ‘Wij en de wereld’ volgde de ‘Panorama Woensdag Show’, een cabarateske show waarvoor nog wilder geëxperimenteerd werd. Alles kon, niets was onmogelijk, alhoewel maar een klein deel van de teksten daadwerkelijk bruikbaar bleek. Maar juist die experimenten legden de basis voor een hechte samenwerking in het ‘televisiecollectief’. Men ontdekte elkaars specialiteiten en kwaliteiten. Zo kwam de ‘Panorama Woensdag Show’ vooral voort uit de koker van Jan Riem en zijn bewondering voor Monty Python. Het absurde fascineerde hem. ‘Het moest ouders en kinderen bij elkaar brengen of juist in conflict’ | |
UitdagenHet televisiecollectief kreeg haar definitieve vorm toen de vijf in 1972 samen aan een kinderprogramma begonnen. Aart Staartjes, net terug van een filmfestival in München waar hij bekroond was met de ‘Prix Jeunesse’ | |
[pagina 5]
| |
voor een Ikon-programma over oorlog en vrede, was door de Vara benaderd met de vraag een serie televisieprogramma's te maken voor de jeugd. Voor de verwezenlijking daarvan ging hij met Frans Boelen en zijn schrijversteam rond de tafel zitten. Het resultaat was ‘De Stratemakeropzeeshow’, een doorbraak op het gebied van televisieprogramma's en voor de schrijvers ervan.
V.l.n.r.: Willem Wilmink, Ries Moonen, Frans Boelen, Hans Dorrestijn, foto: Ernst Nieuwenhuis
Aart Staartjes en Frans Boelen wilden in dat programma actuele problemen op een kritische en controversiële wijze aan de orde stellen. Het moest ouders en kinderen bij elkaar brengen of juist in conflict. Het moest uitdagen tot nadenken en stellingname. Dat deze aanpak niet door iedereen gewaardeerd werd, blijkt uit de negatieve kritieken die de eerste anderhalf jaar in het Parool verschenen. Maar 3 jaren later zou Dolf Verroen daarover in Bzzlletin schrijven: Het is gewoon onbegrijpelijk dat zoveel mensen zich om deze uitzendingen hebben druk gemaakt, want aan de teksten ligt een ethisch, zeg maar rustig moraliserend uitgangspunt ten grondslag. Door omkering of overdrijving fungeren de scènes steeds weer als aangevertjes. Door het verkeerde te laten zien, ga je je afvragen wat het goede is en dat wordt je op een presenteer-blaadje aangegeven.3 Door te laten zien dat sommige dingen niet zo gek zijn als je wel denkt en dat anderen met dezelfde problemen rondlopen, wilde de Stratemakeropzeeshow kinderen steun en vertrouwen geven. De programma's werden samengesteld rond onderwerpen uit het dagelijks leven als sex, zenuwen, vaders en moeders, doodgaan, be- | |
[pagina 6]
| |
leefdheid en uiterlijk. En eerder vanuit de eigen ervaringen, emoties en herinneringen van de leden van het Collectief dan vanuit een bewuste pedagogische of politieke stellingname. Dat had een groot effect op het funktioneren van de groep. Hun vergaderingen groeiden uit tot een vorm van therapie. Men raakte maar niet uitgepraat over de eigen jeugd, de eigen frustraties of concrete ervaringen. Hans Dorrestijn in een interview in Pluizer: Als we samen zitten, zegt iemand: ‘Ik zou het wel eens over privacy willen hebben. Moeders denken vaak dat ze zomaar de kamer van hun kinderen mogen binnenkomen ook als hun kinderen al zeven, acht jaar zijn. Erge moeders of vaders denken zelfs dat ze het dagboek van hun kinderen mogen lezen.’ En dan zegt Wilmink bijvoorbeeld: ‘O, ja, dat heb ik zelf meegemaakt. En in Enschede woont een moeder en die...’ Dan zeggen wij: ‘Willem, dat is een prachtig onderwerp, maak daar maar een lied van.’ Dan verdelen we de sketches en na een paar weken laten we elkaar horen wat het geworden is.Ga naar eind4. In die persoonlijke betrokkenheid schuilt het geheim voor het feit dat het Schrijverscollectief, anders dan de meeste taboedoorbrekers, niet ten onder is gegaan aan de ideologie van de jaren zeventig. Langs de weg van de persoonlijke trauma's en ervaringen slopen de grote maatschappelijke thema's van de jaren zestig, verzet tegen autoriteit en het verlangen kinderen op te voeden tot mondigheid en taboes te doorbreken de Stratemakeropzeeshow binnen. | |
SamenwerkingHet andere geheim wapen van het Schrijverscollectief schuilt in het vakmatig en productiegericht samenwerken van veelzijdig getalenteerde mensen: een liedjesschrijver en cabaretier, een theoloog/jeugdpredikant annex liedjesschrijver, een neerlandicus en radiomaker, een kleinkunstenaar en een wetenschappelijke medewerker/dichter. Stuk voor stuk mensen die eerst en vooral geïnteresseerd waren in het schrijven en zich willig lieten leiden. Door Frans Boelen of Aart Staartjes, en later voor de schoolboekjes door Arie Rampen of Klaas Gorter. De rompslomp, het regelwerk en de publiciteit lieten ze over aan anderen. Elke gedachte aan het exploiteren van hun talenten ontbrak. Het Collectief vormde een bolwerk waar het goed toeven en werken was. Aanvankelijk was het beslist niet makkelijk om de onderlinge kritiek te accepteren. Er was veel onzekerheid. Hans Dorrestijn: De eerste jaren waren we meer elkaars concurrenten. Als Karel iets niet goed vond van Willem of van mij, of als wij iets niet goed vonden van Karel, dan moesten we toch uitvissen of we dat niet zeiden met boze bijbedoelingen. Ja, zo werkt de menselijke geest, helaas. De spanningen die er waren, die moesten eruit en dus gooiden we met flessen naar elkaars kop. Maar het leuke is, we zijn in staat geweest dat altijd als incidenten te blijven beschouwen.Ga naar eind5. Ries Moonen: De vergaderingen verliepen uiterst chaotisch en emotioneel. De programmering, de behoefte aan bepaalde teksten, vormde de enige structuur. Al werd spoedig duidelijk waar ieders capaciteiten en voorkeuren lagen. We wenden aan elkaars eigenaardigheden. Wilmink bijvoorbeeld begon iedere vergadering met een serie van excuses dat het hem niet gelukt was en dan bleek hij de mooiste dingen gemaakt te hebben. Op den duur kreeg ieder een eigen plek. Ieder had zijn eigen stijl en ideeën en de kritiek was meestal opbouwend. We vormden met elkaar de ingrediënten voor een goede cakemix. We waren niet dogmatisch of politiek-programmatisch, we spraken over onszelf en onze eigen ervaringen en daar rolden dan vanzelf een paar mooie ideeën uit. Natuurlijk waren er persoonlijke tegenstellingen. Maar die zijn nooit op de spits gedreven. Misschien uit veiligheidsoverwegingen? Omdat het product ons te dierbaar was? We waren echt gericht op het eindresultaat en hadden er geen moeite mee dat onze producten door anderen werden uitgevoerd en soms zelfs aangepast. Als wij maar konden schrijven.Ga naar eind6. | |
[pagina 7]
| |
Karel Eykman: Bij televisie zijn kunst en collectiviteit misschien wel noodzakelijk, inherent aan elkaar. Je weet van te voren wie jouw teksten zullen uitvoeren (Joost Prinsen, Wieteke van Dort en Aart Staartjes), wie er de muziek bij maakt (Harry Bannink) en welke beelden daarbij passen. Samen ergens aan werken is gezelliger dan creatief achter je witte papier zitten en wachten op inspiratie. Dat is typisch jongensachtig, denk ik. We kwamen bij elkaar omdat er ‘gewerkt’ moest worden. Er moest brood op de plank. Het vriendschappelijke element sloop er pas later in, toen er spanningen ontstonden rond ons voortbestaan en bijna iedereen in scheiding lag.Ga naar eind7. Tien jaar daarvoor schetste Eykman tegenover Peter van den Hoven die samenwerking iets anders:
We hebben de vreselijkste ruzies achter de rug over elkaars teksten, maar het wonderlijke is dat we elkaar enorm inspireren. Hoewel het soms ook nogal hard is, je hebt een tekst geschreven en je leest die op de vergadering voor en dan blijft het een tijd stil. Net iets te lang dus, en dan komt de kritiek los. Dat kan ertoe leiden dat je je oorspronkelijke tekst toch gaat herschrijven omdat je bijvoorbeeld te veel bent uitgegaan van je eigen ideeën, of omdat de stilistische vormgeving zwak is. Op die manier stimuleer en corrigeer je elkaar, iedereen brengt eigen thema's en eigen deskundigen mee waar je gezamenlijk van kunt profiteren. Er ontstaat dan een soort proces van: als jij nou dit schrijft, dan zou ik dat kunnen doen, en dan kan hij met dat liedje aansluiten op die tekst van hem. Ik ben bijvoorbeeld niet zo sterk in eindgrappen maar dat kan een ander weer goed. Jan Riem is goed in slap-stick en Willem Wilmink blijft de beste liedjesschrijver. Je zou het ook zo kunnen zeggen: Willem Wilmink is de midvoor, Hans Dorrestijn kan op de rechteren linkerkant heel onverwacht uitkomen, Jan Riem en Ries Moonen zijn stevige middenvelders en ik sta opgesteld als vliegende keep die overal kan inspringen waar het nodig is. En samen leggen we een aardig partijtje op de mat, juist omdat je tijdens het spel leeft van elkaars discipline en ervaringen.Ga naar eind8. | |
MoeilijkhedenDe eerste crisis ontstond toen Aart Staartjes in 1973 voorstelde een gelijksoortig programma voor kleuters te maken. Karel Eykman, Jan Riem en Willem Wilmink zagen er wel wat in. Ries Moonen en Hans Dorrestijn vonden de formule niet zo geschikt voor kleuters en haakten af. Frans Boelen was ongelukkig over het feit dat ‘zijn kollectief’ initiatieven ontplooide buiten hem om en vreesde dat de club uit elkaar zou vallen. ‘En samen leggen we een aardig partijtje op de mat’ Dat gevaar was niet zo denkbeeldig. Bij de voorbereidingen voor ‘De film van Ome Willem’ kwamen namelijk onbewust gehanteerde en onuitgesproken ideologieën bovendrijven. De politieke, emancipatorische opvattingen vanuit de IKON tegenover de romantisch-socialistische inslag van de anderen. Zo had Karel Eykman het altijd pijnlijk gevonden dat zijn collega's zich sceptisch opstelden tegenover het feminisme, maar toen juist de mannen zich opwierpen om de kleuterziel te redden met ‘De film van Ome Willem’, veroorzaakte dat commotie. Vooral bij Pauline Heinsius, de echtgenote van Karel Eykman en lid van de Rooie Vrouwen. Gelukkig bleek de drang tot samen produceren belangrijker en ontpopte ‘De film van Ome Willem’ zich als een bijzonder kindvriendelijk en populair kleuterprogramma rond hoofdrolspeler Edwin Rutten. (Hij speelde zijn laatste voorstelling op 30 juni 1990 in Bloemendaal, JL.) Net als bij de Stratemaker werd uitgegaan van | |
[pagina 8]
| |
het slechte voorbeeld met Ome Willem als een rechtse rakker en gelijkhebber. Het leerelement bestond uit een aantal abstracte en emotionele basisbegrippen als boven en onder, binnen en buiten, open en dicht, boos en blij, bang en verdrietig. In feite was het een aangeklede taalles. De opbouw was altijd hetzelfde en er deden steeds dezelfde personen mee. | |
PeetvaderHet Collectief zou in die fase, waarin diverse leden ook nog eens kampten met huwelijksmoeilijkheden, wellicht uiteengevallen zijn als Arie Rampen (Wolters-Noordhoff) niet met het voorstel was gekomen voor het schrijven van een serie schoolleesboekjes. Hij kende Karel Eykman die eerder had meegewerkt aan ‘De Trapeze’ en ‘De nieuwe Trapeze’, schoolleesboekjes waarin meer aandacht was voor de inhoudelijke dan de technische kant. En in de ideeën van de Stratemakeropzeeshow zag hij veel van zijn eigen opvattingen over maatschappij en onderwijs gerealiseerd. Hij maakte zich met name zorgen over de steeds verder gaande individualisering van het kind binnen het onderwijs en vond het bittere noodzaak dat er leesstof ontwikkeld zou worden die niet alleen technisch aansloot, maar vooral psychologisch goed afgestemd moest zijn. Vanuit die gezichtspunten begon het Collectief (in 1973) te werken aan Gritter en zijn vrienden. Boekjes voor klas drie tot zes (groep vijf, zes, zeven), gesitueerd in verschillende wijken en milieus en gebaseerd op dezelfde collagetechniek als de televisieprogramma's met verhaaltjes, liedjes, gedichten en illustraties. De omgeving van kinderen, hun onderlinge relaties en de problemen van het opgroeien kregen een plek naast patatboer Gritter die altijd een willig oor heeft voor de kinderen. Het ‘boekencollectief’ dat zo ontstond naast het televisiecollectief werd in 1975 uitgebreid met Fetze Pijlman. Tijdens de besprekingen voor Gritter raakte Wilmink overspannen. Hij moest het een tijdje rustig aan doen en stelde voor dat zijn vriend Pijlman zou invallen. Fetze Pijlman voelde zich enorm gevleid dat hij mee mocht draaien in dit populaire gezelschap: Ik voelde het als een prikkelende en stimulerende uitdaging, al was ik duidelijk het kleintje, de jongste van het gezelschap, iemand die nog wat langer op mag blijven. Mijn eerste bijdrage werd door Karel meteen goedgekeurd. Dat gaf enig vertrouwen. Maar het was ook een veilige positie. Als iets niet lukte, was er altijd het excuus van de jongste, degene met de minste ervaring en de meeste crediet. Op den duur groeide ik er wel in. Het uitwisselen van ideeën en het laten lezen van je werk vond ik geweldig stimulerend. Het haalde je uit de treurige eenzaamheid van je dichtersbestaan.Ga naar eind9. De verhalen en liedjes van Pijlman vielen zo in de smaak dat het Collectief hem verzocht ook na het herstel van Wilmink, te blijven meewerken aan de schoolboekjes. De vergaderingen voor Gritter waren meestal bij Fetze Pijlman thuis en verliepen vaak moeizaam. Maar die chaos bleek vruchtbaar voor het losmaken van ideeën en emoties en voor het ontwikkelen van concrete suggesties voor vorm en inhoud. Ries Moonen: In zeker zin werkten we meer samen. Voor de schoolboekjes bepaal je zelf wat er gebeurt. Er ontsnapt je minder. Voor televisie worden jouw ideeën altijd door anderen uitgevoerd en aangepast. Hier hadden we alles zelf in de hand. Daardoor werd er meer besproken, scherper afgewogen wat we wilden en waren de naden minder zichtbaar. In onze werkstukken zijn de verschillende pennen nog wel herkenbaar, maar ze passen bij elkaar.Ga naar eind10. Helaas duurde het lang voordat de boekjes op de markt kwamen. De uitgever aarzelde over het progressieve karakter (openlijk over blote meisjes schrijven in een schoolleesboek, kon dat wel?) en stelde zich terughoudend op bij de promotie ervan. Toen ze uiteindelijk verschenen, vanaf september 1977, was de kritiek vanuit de christelijke hoek hevig. Met name op een controversiële passage van Dorrestijn in het verhaal ‘Elly Niemeyer’. Er komt een nieuw meisje in de klas en Henk wordt stapelverliefd op haar: | |
[pagina 9]
| |
Thuis had hij helemaal geen zin om met zijn moeder te praten. Hij nam zijn thee mee naar zijn kamertje. Daar ging hij vanachter zijn tafel naar buiten zitten staren. Hij zag de vogels niet die de bomen voor zijn raam in- en uitvlogen. Hij hoorde niet dat zijn vriendjes op straat slagbal speelden. Een spel waar hij anders graag aan meedeed. Maar nu niet. Het enige wat hij wilde was: denken aan Elly. Hoe ze eruit zag. Hoe ze liep. Hoe ze lachte. Af en toe zuchtte Frits diep. Ja, hij wist het: hij was verliefd. Heel erg verliefd. O, wat zou hij haar graag een kus geven. Of zachtjes met zijn hand door haar bruine haren strelen. Hij kreeg gewoon kippevel bij de gedachte. En toen hij zo zat te dromen, zag hij Elly opeens bloot voor zich staan. Hij hield zijn adem in.
De Stratemakeropzee-show, foto: KIPPA
Om verdere toestanden met Wolters-Noordhoff te voorkomen zocht Arie Rampen op verzoek van het collectief een andere uitgever voor een tweede serie schoolboekjes, Bekadidact in Baarn. Op verzoek van Klaas Gorter zijn toen vanuit dezelfde basisgedachte ook boekjes ontwikkeld voor kinderen van de eerste klas, omdat die door het technische leesproces helemaal niet aan emotionele en sociale zaken toekwamen. Op den duur groeide Om de hoek uit tot een complete serie, in stijgende moeilijkheidsgraad, voor alle klassen van het basisonderwijs. De formule bleef hetzelfde, een verzameling liedjes, verhaaltjes, gedichten en illustraties over kinderen in een herkenbare situatie en tussen de regels door een aantal problemen, zoals racisme en de positie van gastarbeiderskinderen. In Om de hoek (dat vanaf begin 1978 verscheen) is voor het eerst de naam Schrijverscollectief gebruikt. Vanaf dat moment werd het gewoon om het Collectief te benaderen met opdrachten voor een gezamenlijke productie. Het verdwenen plakboek, de speciale uitgave voor de kinderboekenweek van 1976 (CPNB), was een initiatief van uitgeverij Ploegsma. Een tijd later kwam Kosmos met een voorstel voor een grootschalig historisch verhaal, Honderd jaar geleden, dat in 1979 als boek van de maand op de markt is gebracht. Later gevolgd door Een onmogelijke droom (1987) gebaseerd op de gelijknamige televisieserie van de IKON. Ook voor deze producten werden de taken verdeeld overeenkomstig belangstelling en ervaring. De eindredactie lag in handen van Willem Wilmink of Karel Eykman. | |
ProfileringTerwijl de producten van het Collectief steeds meer erkenning vonden, begonnen de afzonderlijke leden hun kwaliteiten individueel te profileren. Hetzij door bundelingen van eigen liedteksten die zij als lid van het Schrijverscollectief geleverd hadden voor de diverse televisieprogramma's, hetzij met onafhankelijke producten. Geleidelijk aan begonnen positie en carrière van een paar leden te verschuiven. Van televisieschrijver die zo nu en dan een kinderboekje maakt naar kinderboekenauteur die af en toe een bijdrage levert voor de televisie. Peter van den Hoven zei daarover in 1980: Waar het individualisme hoogtij viert in de vaderlandse literatuur met elkaar beconcurrerende schrijvers, waar de jeugdliteratuur | |
[pagina 10]
| |
over het algemeen niet over de grenzen van de eigen productie heen wenst te kijken, daar mag het Schrijverscollectief het bewijs zijn dat gezamenlijke schrijfarbeid met behoud van individuele voorkeuren en specialismen tot uitstekende literaire resultaten kan leiden. De stimulans die uitgaat van het gezamenlijk werken is blijkbaar zo groot dat de laatste jaren de leden zich in individueel werk nadrukkelijker profileren zonder dat dit ten koste gaat van het Collectief. En dat is het beste bewijs dat creatieve arbeid en collectiviteit uitstekend samengaan.Ga naar eind11. De kinderkrant van Vrij Nederland, ‘De Blauw Geruite Kiel’ (vanaf 1977) bleek een uitstekende springplank voor die profilering. Karel Eykman voerde samen met Aukje Holtrop de redactie en vroeg zijn collega's om bijdragen voor de kinderkrant. Al spoedig ontwikkelde de ‘Kiel’ zich tot een platform waar jonge auteurs, geïnspireerd door het voorbeeld van het Schrijverscollectief, hun eigen stem konden ontplooien. Kenmerkend daarvoor is de combinatie van humor en fantasie met herkenbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid, een eigentijdse invulling van het anarchisme van Annie M.G. Schmidt. De Kiel heeft in de dertien jaar van haar bestaan ook een heel eigen generatie dichters en illustratoren opgeleverd.Ga naar eind12. Zo heeft het gezamenlijk werken voor kinderen wel degelijk bijgedragen aan ieders individuele ontplooiing. Wilmink ontdekt dat in schrijven voor kinderen zijn ware roeping ligt. Het Bangedierenbos (1976), Moord in het moeras (1979) en Het verkeerde pannetje (1984), maar vooral de schriftelijke cursus dichten, in drie delen, zijn het resultaat van die ontdekking. Voor het eerste deel Waar het hart vol van is kreeg hij in 1986 een Gouden Griffel. Dorrestijn ontwikkelde na Brandnetels (1984) en zijn Spaanse kat-triologie (1984-1987) steeds meer activiteiten voor theater en cabaret en lijkt daar na zijn instorting in 1987 definitief een plaats veroverd te hebben. Het reclamebord langs de snelweg Utrecht - Den Bosch schreeuwt tenminste in witte letters op een zwart fond ‘Dorrestijn leeft’! Karel Eykman kreeg in 1985 een Gouden Griffel voor Liefdewerk, Oud papier en ontpopte zich als geëngageerd schrijver voor kinderen naast een scala van activiteiten op het gebied van theater, journalistiek, theologie en poëzie. Fetze Pijlman ontplooide zich als kinderdichter en docent Nederlands op een lerarenopleiding. Ook Ries Moonen publiceerde voor kinderen, maar ontwikkelde zich vooral als cultureel radiomedewerker, waarvan de laatste jaren voor Het zout in de pap. Jan Riem bleef al die tijd meer achter de schermen. Van alle leden van het Collectief heeft hij zich het meeste toegelegd op schrijven voor televisie. De prachtigste teksten, ook voor Klokhuis, zijn van zijn hand. Voor de continuïteit in broodwinning is hij daarnaast administratief medewerker voor de gemeente Amsterdam. Schrijven voor televisie vind ik het allerspannendst. Maar ik word niet gehinderd door literaire ambities, zoals Karel en Willem of Fetze. Ries en ik worden vaak aangeduid als de ‘e.a.’ van het Schrijverscollectief. En dat is wel zo rustig. Voor mij is het Collectief vooral een plezierige ambiance. Maar het is ook gewoon broodwinning en wat mij betreft hoeven we niet alles collectief te doen. Dat kan ook verstikkend werken.Ga naar eind13. | |
De inbreng van het publiekMaar we lopen op de zaken vooruit. Terwijl drie leden van het Collectief met Aart Staartjes werken aan ‘De film van Ome Willem’ initieert Frans Boelen in de seniorenshow ‘Dat ik dit nog mag meemaken’, een programma waarin de problemen van bejaarden door middel van sketches en liedjes op ironische wijze worden doorgelicht (1976-1977). Alle leden van het televisiecollectief leveren daaraan als vanouds hun bijdrage. Daardoor ontstond het verlangen samen opnieuw aan de slag te gaan voor de jeugd. De ergste spanningen tussen Frans Boelen en Aart Staartjes, voortgevloeid uit Staartjes' initiatief voor ‘Ome Willem’, waren inmiddels opgelost. Het resultaat van ruim een jaar discussiëren was een nieuwe kindershow met een andere formule dan die van de Stratemaker: De J.J. de | |
[pagina 11]
| |
Bomshow, voorheen de Kindervriend bedoeld voor kinderen tussen de negen en vijftien jaar, maar in de programmabladen aangekondigd als een programma voor mensen van negen tot negentig en ouder. De formule voor dit programma was zo mogelijk nog sterker dan die voor De Stratemaker. Vaste opbouw, vaste types en onderwerpen, respectievelijk teksten die dichter bij de belevingswereld van kinderen staan. Het geheim daarvoor ligt in de vondst kinderen te vragen hun leed en zorgen per brief naar de programmamakers op te sturen. Een formule waarmee Nelleke van Drift sindsdien haar Achterwerkpagina in de VPRO-gids vult en die aanleiding was voor evergreens als ‘Kinderen voor kinderen’ of het programma ‘Achterwerk in de kast’. Aart Staartjes over deze aanpak: Als een jongen een brief aan Jan J. de Bom stuurt waarin hij schrijft dat hij zo bang is voor een naderende wereldoorlog en een atoomontploffing, dan is het goed dat wij met dat programma tegen al dat doemdenken in kunnen gaan. We hebben toen een scène gemaakt, waarin Jan de Bom een schuilkelder bouwde die hij helemaal volstopte met levensmiddelen, waarop Titia Konijn zei: ‘Tjonge, als je dat allemaal ziet, zou je naar een wereldoorlog gaan verlangen.’ Nou, dan neem je iets weg van die krankzinnigheid waar we tegenwoordig mee worden volgestopt. Op zo'n moment ben je echt heel goed bezig.Ga naar eind14. J.J. de Bom wilde maatschappelijke problemen bespreekbaar maken, niet door het leed aan te dikken, maar juist door er grappen over te maken. Omdat lachen bevrijdend kan werken. | |
SuccesDe programma's van het Collectief genoten inmiddels steeds meer waardering. De kijkcijfers vertoonden ondanks de talrijke controversiële uitlatingen een stijgende lijn. In 1977 werd een aflevering van de seniorenshow ‘Dood en begraven’ ingezonden voor het jaarlijkse filmfestival in Montreux en onderscheiden met de internationale Persroos plus een extra onderscheiding van de jury. ‘De no-nonsens is doorgedrongen tot het televisiebedrijf’ In 1979 werd de J.J. de Bomshow onderscheiden met ‘De kinderkijkkast’, een tweejaarlijkse prijs voor een bij uitstek ‘verdienstelijk, oorspronkelijk Nederlandstalig kinder-tv-programma’, van de Stichting voor het Kind. En in datzelfde jaar kregen alle medewerkers aan de J.J. de Bomshow de hoogste onderscheiding van de Nederlandse televisiecritici: de Nipkowschijf. Op dat moment, het hoogtepunt van hun succes, besloot Frans Boelen er mee op te houden. Hij is er de man niet naar om jarenlang hetzelfde te doen en de medewerking van de kant van de Vara was beslist moeizaam. Jan Riem: Daar hadden wij niet zo'n last van. We deden gewoon ons werk. Maar Frans Boelen wel. Hij heeft altijd moeten knokken. Een bijzondere man die het creatieve vermogen had anderen te begeesteren. Iemand die van tijd tot tijd een nieuwe richting op wilde en daarvoor zijn mensen uitkoos.Ga naar eind15. Dat besluit leidde tot nieuwe moeilijkheden binnen het Collectief. Er ontstonden controverses die in november 1982, toen de leden van het collectief met hun vrouwen gezamenlijk een weekend doorbrachten in Garderen, escaleerden. Persoonlijke irritaties, literaire tegenstellingen, diverse huwelijksproblemen en wellicht ook een groeiend individualisme maakten het niet makkelijker de samenwerking gaande te houden. Men bleef elkaar weliswaar opzoeken en de bal toespelen, maar van een groot nieuw gezamenlijk project kwam niets meer. Het initiatief daarvoor was ook altijd van buiten af gekomen. Nu dat ontbrak, gebeurde er niets of weinig en concentreerde ieder zich op zijn eigen werkzaamheden. Vooral Karel | |
[pagina 12]
| |
Eykman was toen bang dat het Collectief uit elkaar zou vallen: Je bent als schrijver toch eenzaam bezig. Vooral voor jongens is zo'n samenwerking belangrijk, als bron van vriendschap, ook als iedereen zijn eigen artistieke loopbaan heeft. Maar er is toch iets bewaard gebleven. De mentaliteit van vroeger is er nog. Ieder heeft zich als persoon en in zijn werk ontwikkeld, maar de vriendschappen zijn gebleven en zelfs hechter geworden.Ga naar voetnoot16. | |
Op weg naar volwassenheidDaarmee doet de vraag zich voor of het Schrijverscollectief van het begin van dit artikel nog bestaat. In strikte zin niet, want Hans Dorrestijn en Jan Riem kunnen elkaars nabijheid sinds een botsing op het strikt persoonlijke vlak niet meer velen en komen niet meer samen in welk verband dan ook. In concrete zin wel, want er worden nog steeds produkten geleverd waarvoor het Schrijverscollectief tekent. In het najaar komt er een verhalenbundel uit voor de brugklas. Ook aan de totstandkoming van dit nummer hebben allen hun medewerking toegezegd. Sterker nog, de geest van het Schrijverscollectief, de smaak van solidariteit met het kind, werkt door in programma's als Sesamstraat en Klokhuis. De auteurs die voor Klokhuis schrijven komen net als het Schrijverscollectief vroeger geregeld bijeen voor het bespreken van plannen en produkten. Daar zitten leden van het oude Collectief gebroederlijk en inmiddels ook gezusterlijk naast jongere collega's. Al is er veel veranderd. De no-nonsens is doorgedrongen tot het televisiebedrijf. Er is niet veel tijd meer voor bezinning en beschouwing, voor het losmaken van ideeën. Er moet vooral geproduceerd worden en de resultaten dienen direct bruikbaar te zijn. De televisie is een gebruiksartikel geworden; geen werkvloer meer voor nieuwe vormen en creativiteit. De VARA als slinger en stimuleringsorgaan heeft het laten afweten. De IKON heeft de motor evenmin aangezwengeld, de toekomst voor het collectief kunstbedrijf ligt nu bij de NOS, waar Joost Prinsen de laatste tijd roerganger en leidsman is voor Het Klokhuis. Een ander teken van leven is het grote feest dat de Provinciale Bibliotheek Centrale van Overijssel dit najaar organiseert rondom het twintigjarig bestaan van het Schrijverscollectief. Op zaterdag 13 oktober zullen in Ponypark Slagharen alle leden, maar ook Harry Bannink, Wieteke van Dort en Aart Staartjes optreden. De twintigjarige geest van het Schrijverscollectief wordt, op weg naar zijn volwassenheid, in het zonnetje gezet. Terecht. De jongehondendwarserigheid mag dan een beetje over zijn, maar het Collectief heeft heel wat kleingeestjes in de nieuwe generatie geprikkeld: Rindert Kromhout, Trude de Jong, Veronica Hazelhoff, Ted van Lieshout... Kunst kan blijkbaar prima gestimuleerd worden in collectief verband, maar dan moeten tijdgeest en financiën wel een handje helpen. Wat dat betreft zijn de jaren zestig en zeventig definitief voorbij. De jaren negentig moeten nog beginnen. Naar het zich laat aanzien zullen doemdenken en bezuinigen daarin een grotere rol spelen dan troost en solidariteit. Maar sommige sporen zijn onuitwisbaar. Die van het Schrijverscollectief lijken mij zelfs met het krachtmiddel van de bezuinigingen moeilijk uit te wissen. |
|