Bzzlletin. Jaargang 19
(1989-1990)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Robert Lemm
| |
Generaal tegen wil en dankWie was die Bolívar?, vragen wellicht vele lezers zich af. Of hij een generaal was, dat wil zeggen: of hij een militaire roeping voelde, zich aangetrokken voelde tot de wapenen, valt te betwijfelen. Wie Bolívars brieven leest - en ik doel hier op zijn ‘politieke geschriften’, een keuze gepubliceerd en ingeleid door Graciela Soriano onder de titel Escritos Políticos (Alianza Editorial, Madrid, 1969) - krijgt de indruk dat de Bevrijder generaal was tegen wil en dank; dat was hij vooral na de bevrijding, toen de al snel intredende politieke chaos hem dwong in het geweer te komen tegen tal van plaatselijke leiders die niets van een ‘centraal gezag’ moesten hebben. García Márquez heeft zich in zijn roman beperkt tot het laatste levensjaar van Bolívar, wanneer de droom van Spaans-Amerikaanse eenheid allang in duigen is gevallen. De generaal in zijn labyrint laat een ontluisterde, achtervolgde, met de dood bedreigde held zien die het liefst, zoals José de San Martín, naar Europa was uitgeweken omdat het Spaanse Amerika ongeschikt bleek voor de ‘verlichte plannen’ waartoe het eens geroepen leek. Beide bevrijders voorzagen aan het eind van hun leven dat het continent onherroepelijk ten prooi zou vallen aan dictators. In een uit 1830 daterende brief aan Juan José Flores - de eerste dictator van het nieuwe land Ecuador - laat Bolívar zich ontvallen dat | |
[pagina 53]
| |
‘Amerika onbestuurbaar is’ en ‘dat het onvermijdelijk in handen van het grauw zal vallen om vervolgens over te gaan op onaanzienlijke tirannetjes van allerlei kleuren en rassen’. Aldus luidt een van de weinige citaten uit Bolívars brieven waarvan García Márquez gebruik maakt. Om de figuur van Bolívar wat te verhelderen, met name zijn ideeën, lijkt het me daarom niet onzinnig zijn brieven in chronologische volgorde te behandelen en hier en daar aan de roman van García Márquez, die ook is bedoeld als biografie, te toetsen. | |
Een verlichte dromerBolívar was een typische exponent van de ‘verlichte’ criollos of Spaanse Amerikanen die uitgekeken waren op het in hun ogen ‘achterlijke’ moederland en van de bezettmg daarvan door Napoleon gebruik maakten om de onafhankelijkheid uit te roepen. Al aan het eind van de achttiende eeuw had de Mexicaanse monnik Servando Teresa de Mier - die twintig jaar ouder was dan Bolívar en aan wie de Cubaanse schrijver Reynaldo Arenas een ‘fantastische’ roman wijdde (El mundo alucinante of ‘Hallucinerende Wereld’, 1969) - betoogd dat Spaans-Amerika voldoende ‘eigenheid’ bezat om op eigen benen te staan, waarbij hij onderscheid maakte tussen ‘criollos’ en ‘Span-jaarden’, die hij met een scheldnaam gachupines noemde, een Mexicaans woord voor ‘nieuwkomers’. Amerika was, volgens Mier, niets aan Spanje verschuldigd, zelfs niet het katholieke geloof, dat er al lang víór 1492 door de apostel Thomas zou zijn gepredikt. In die fantastische fabel geloofde Bolívar natuurlijk niet, al was het alleen maar omdat het katholicisme de toekomstige Bevrijder een zorg was. Daar was hij veel te ‘verlicht’ voor. Maar die ‘eigenheid’ sprak hem erg aan, zoals ook zijn generatie-genoten José Joaquín de Olmedo, in Guayaquil geboren, die zich onder de eerste liberalen van Spanje bewoog, en Andrés Bello, in Caracas geboren, die twintig jaar in Londen woonde en de geschiedenis zou ingaan als de Culturele Bevrijder van Spaans-Amerika. Evenals zijn generatie-genoten, deed Bolívar lering op door in Europa zijn licht op te steken. Márquez vermeldt in dat verband de namen van Rousseau, Benjamin Constant en Alexander von Humboldt. Van Rousseau - volgens sommigen een mensenvriend en voorloper van de moderne democratie, volgens anderen de heraut van de totalitaire staat - nam Bolívar het idee van vrijheid en gelijkheid over als basis voor een nieuwe maatschappij. Die nieuwe maatschappij moest de vorm hebben van een republiek, met een grondwet, een president en ministers, ideeën die Bolívar reeds verwezenlijkt zag in de sinds 1776 onafhankelijk geworden Verenigde Staten van Noord-Amerika. Het parlementaire liberalisme ontleende hij waarschijnlijk aan Benjamin Constant, die hij mogelijk in Parijs heeft ontmoet; niet zonder ironie laat Márquez Bolívar van Constant zeggen dat volgens hem ‘de politiek afhankelijk is van waar ze gemaakt wordt en wanneer ze gemaakt wordt’.
Simón Bolívar, in Napoleontische houding staande op het schaakbord van de wereld
Volgens Anatole France preekte Constant de Vrijheid zonder er zelf in te geloven.Ga naar eind2. Dat kan van Bolívar minder makkelijk gezegd worden, hoewel je door zijn brieven soms de indruk krijgt dat hij meer door haat jegens afhanke- | |
[pagina 54]
| |
lijkheid werd bewogen dan door liefde tot vrijheid. Alexander von Humboldt, ten slotte, zou de toekomstige Bevrijder inderdaad hebben ontmoet, en wel in Parijs, kort na diens terugkeer van een reis door Spaans-Amerika (van 1799 tot 1804). De Amerikaanse reis van Humboldt was door de hele wetenschappelijke wereld met belangstelling gevolgd; de resultaten zouden mettertijd in een lijvig boekwerk worden gegoten, volgens Bolívar het begin van de ‘ware ontdekking’ van de Nieuwe Wereld. De Duitse geleerde, die overal met toestemming van Spanje's koning Carlos IV had mogen rondkijken en eervol door de onderkoning in Lima was ontvangen, zou Bolívar hebben toevertrouwd dat de koloniën rijp waren voor de onafhankelijkheid.Ga naar eind3. Of dat waar is weet ik niet, maar of Bolívar Humboldt een ‘schaamteloze pederast’ heeft genoemd, zoals Márquez suggereert, lijkt me twijfelachtig. Zeker is, en dat lijkt me het belangrijkste, dat Bolívar van een duidelijk ‘progressief’ signatuur was. Hij propageerde vrijheid en gelijkheid langs liberaal-republikeinse weg. Conform de filosofie van zijn tijdgenoot Hegel, zag hij in de opeenvolging der mensen-generaties de Geest of het Absolute of de Rede voortschrijden naar steeds groter hoogte, naar een wereld van vrije en verantwoordelijke individuen, bij elkaar te houden door een staat of bond van staten. Evenals Hegel was Bolívar een dromer, of misschien een visionair, die meende dat de organisatie die wij De Staat noemen, van de mensen, eens wild en half barbaars, deugdzame burgers maakt. Maar terwijl Hegel achter zijn schrijftafel bleef of aan de universiteit doceerde, was Bolívar bezig ‘de grootste staat van de wereld te scheppen’, zoals Márquez zegt. Hij stond met beide benen in de fantasie. Want toen Bolívar met zijn bevrijdingswerk begon was Spaans-Amerika al geen eenheid meer. Reeds in 1776, zeven jaar vóór de geboorte van Bolívar en ongeveer gelijktijdig met de onafhankelijkheid van Noord-Amerika, was in het Zuidelijke Amerika een nieuw onderkoninkrijk gecreëerd. | |
ManifestOmdat de afstand tussen de haven van Buenos Aires en Lima, de hoofdstad van het Onderkoninkrijk Peru, te groot bleek voor het toenemende verkeer, had Madrid het Onderkoninkrijk van de Rio de la Plata in het leven geroepen, het derde naast Peru en Nieuw-Spanje (Mexico plus centraal Amerika). Dit derde rijk omvatte de tegenwoordige republieken Argentinië, Paraguay, Uruguay en Bolivia. Dat betekende een nieuwe hofhouding, een nieuwe administratie in Buenos Aires, los van Lima. Bovendien was elk onderkoninkrijk verdeeld in ‘capitanías’, ‘jurisdicciones’ en ‘provincias’, allemaal met eigen administraties en notabelen. En allemaal met eigen belangen. Tenslotte kwam er een vierde onderkoninkrijk door de afscheiding van ‘Nueva Granada’ (Venezuela, Colombia en Ecuador) van Peru. Aan de onderkoningen en aan de koning in Madrid wilde men nog wel gehoorzamen, maar toen de hogere ambtenaren in de hofsteden en de hoofdsteden van sommige ‘capitanías’ de onafhankelijkheid van Spanje proclameerden, voelden de meeste locale besturen er niets voor om met de Europees en Noord-Amerikaans georiënteerde ‘criollos’ mee te doen. De plaatselijke leiders of ‘caudillos’ waren bang voor een onderwerping van hun plattelandsbelangen aan het vooruitgangs-ideaal van de grote administratieve centra. Het gevolg was dat het platteland, waar ook de meeste mestiezen en mulatten en indios woonden, de kant van de Spaanse koning koos tegen de onafhankelijkheidshelden. Precies daarover klaagt Simón Bolívar in een brief van 15 december 1812, ook wel het ‘Manifest van Cartagena’ genoemd. In dat manifest van 1812 somt Bolívar de oorzaken op van de mislukte opstand tegen Spanje van 1810. In dat jaar, hetzelfde waarin de stad Buenos Aires zich onafhankelijk verklaarde, stonden ook de ‘criollos’ van Caracas tegen het Spaanse gezag op. Francisco de Miranda werd daarbij tot leider uitgeroepen, met Bolívar als tweede man. De tijd bleek evenwel nog niet rijp voor de vrijheid. De rebellen moesten zich aan de Spanjaarden overgeven. Miranda zou door de zijnen - onder wie Bolívar - zijn verraden en als gevangene naar het moederland zijn gestuurd; Bolívar wist met een paspoort van de Spaanse autoriteiten naar Curaçao uit te wijken. Dat is tenminste wat Graciela Soriano suggereert in zijn inleiding bij de brieven van Bolívar. In zijn brief rept Bolívar met geen woord van Miranda en zijn eigen rol in de mislukte coup. García Márquez laat in zijn roman de episode | |
[pagina 55]
| |
met rust, wellicht omdat Bolívar - aldus de Colombiaanse biograaf - ‘een geheugen had als een vergiet’. Bolívar voelde een te grote roeping voor zich weggelegd om wroeging te hebben. Hij zag zich geplaatst voor de immense taak om a) oorlog te voeren tegen Spanje, b) de plaatselijke ‘caudillos’ te onderwerpen en c) instituties te ontwerpen voor wat hij nog als het grootste rijk ter wereld zag. Na drie eeuwen van strikt hiërarchisch bestuur, van monarchie en kerk, hoopte hij van Spaans-Amerika een moderne republiek te maken naar voorbeeld van de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Maar dan zonder het federalistische karakter van dat angelsaksische noorden. Spaans-Amerika moest een sterk centraal gezag hebben, want aan die individuele vrijheid die de burgers van de U.S.A. genoten, waren de Spaanse Amerikanen nog niet toe. Bolívar was - terecht - bang dat een te veel aan vrijheid tot anarchie zou leiden en voelde niets voor zoiets als ‘algemene verkiezingen’. Voorlopig moest de onafhankelijkheid van Spanje bevochten worden, en daartoe rekende hij op hulp van Noord-Amerika en Frankrijk. De Colombianen riep hij op mee te helpen met de herovering van Caracas. | |
Heilige zaakVan 1815 dateren de Brieven uit Jamaica, waarin de balling Bolívar als ‘zuidelijke Amerikaan’ de bevolking van de koloniën opruit tegen het moederland, dat hij in de zwartste termen afschildert. Zich onder andere beroepend op Las Casas, de zestiende-eeuwse dominicaan die Spanje de vernietiging van de westelijke Indiën had verweten, stelt de toekomstige Bevrijder het moederland voor als een ‘gedenaturaliseerde stiefmoeder’ die haar koloniale kinderen in duisternis gedompeld hield.Ga naar eind4. Die kinderen mochten van hun stiefmoeder geen handel drijven met de Europese landen en hun ‘broeders van het noorden’. ‘Wij bezitten een eigen wereld... wij zijn Amerikanen door geboorte, maar onze rechten zijn Europees.’ Bolívar klaagt dat Spanje die Amerikanen als kinderen behandelt en dat er geen enkele post van belang voor hun openstaat. De toestand van die Amerikaanse kinderen ziet hij als erger dan die van de onderdanen der Perzische en Turkse tirannieën. Nu het moederland door Napoleon is bezet zijn die kinderen wezen geworden, en dat geeft hun het recht hun wereld naar eigen believen te organiseren. Bolívar moet evenwel vaststellen dat de Zuid-amerikaanse kinderen ‘de politieke deugden van hun noordelijke broeders missen’, maar hij is er wel van overtuigd dat ‘republieken beter zijn dan monarchieën’ omdat die eerste ‘minder geneigd zijn zich ten koste van anderen uit te breiden’. Bolívar voorziet een veelheid van republieken, maar blijft hopen op een Verenigd Spaans-Amerika waarvan de hoofdstad op de isthmus van Panama zou moeten liggen. Als symbolen voor de eigen identiteit noemt Bolívar onder andere de Azteeks-Tolteekse god Quetzalcoatl (de Gevederde Slang) - de ‘Amerikaanse Boeddha’ - en de aan de Indiaan Juan Diego verschenen Maagd van Guadalupe, in Mexico reeds aangeroepen als Patrones van de Onafhankelijkheid. In een andere brief uit Jamaica, uit dat zelfde jaar, klaagt Bolívar over de geringe steun van de Europeanen voor de ‘heilige zaak’ van de Spaanse Amerikanen, wier lot onder het Madrileense juk erger is dan dat van de ‘krijgsgevangenen uit de klassieke oudheid’. In 1819 is het eindelijk zo ver. In dat jaar spreekt Bolívar de zogenaamde ‘Rede van la Angostura’ uit, ter gelegenheid van het feit dat een vrij Venezuela hem uitroept tot Bevrijder, voorzien van de titel van Supreem Dictator van de nieuwe republiek. Die laatste titel weigert hij, want hij wil slechts een ‘gewoon burger’ zijn. Bescheidener dan Doctor Francia, die zich twee jaar eerder tot Supreem Dictator voor het leven had laten uitroepen van een andere nieuwe republiek: Paraguay. Doctor Francia - door niemand minder dan Thomas Carlyle tot held verhevenGa naar eind5. - had er alles aan gedaan om zijn stukje Amerika los te maken van Buenos Aires, waarmee het oude onderkoninkrijk van La Plata uiteen zou vallen, want weldra scheidde zich ook de Banda Oriental (Uruguay) van de haven van de overkant af. Tegelijkertijd begon ook Nieuw Spanje - nu Mexico - terrein te verliezen als gevolg van de expansiedrift van die ‘noordelijke broeders’. Republieken bleken zich dus wel degelijk ten koste van andere republieken te kunnen uitbreiden. Maar nog steeds zag Bolívar dat niet. Voor hem bleef Spanje vijand nummer één: het land met de achterlijke duisternis en de onderaardse kerkers van de Inquisitie. Het Licht kwam uit Engeland, de Verenigde Staten | |
[pagina 56]
| |
en Frankrijk, zelfs uit Athene en Sparta. Daaraan diende Spaans-Amerika een voorbeeld te nemen. | |
IdentiteitDe Nieuwe Wereld had een president en een grondwet, een congres en wetten nodig. De president moest evenwel een tijdelijke magistraat zijn, want als hij te lang in functie bleef kon hij een tiran worden, en daarvoor moest men in Spaans-Amerika zeer op zijn hoede zijn. Maar van één probleem was Bolívar zich bovenal bewust: de kwestie van de identiteit: Wij zijn geen Europeanen, geen Indianen, maar een soort die het midden houdt tussen de inboorlingen en de Spanjaarden. Als Amerikanen door geboorte, maar met Europese rechten, bevinden wij ons in conflict met de inboorlingen, wier rechten wij betwisten, in een land waarin wij geboren zijn tegen de verdrukking van de overweldigers; onze situatie is derhalve zeer uitzonderlijk en gecompliceerd.
Cartagena, het fort, foto: Annette Kentie
Die kwestie van de identiteit zou een belangrijke voedingsbodem worden voor de burgeroorlogen en dictaturen die het bevrijde continent te wachten stonden, en grotesk laat García Márquez Bolívar opmerken: ‘De ellende is dat we, afgezwaaid als Spanjaarden, van hot naar her moeten, in landen die zó vaak van naam en om de haverklap van regering veranderen dat we verdomme zo langzamerhand niet meer weten waar we vandaan komen.’ Maar toen was het al 1830. In 1819 geloofde de Bevrijder nog steeds in het centralisme, in de eenheid van Spaans-Amerika onder leiding van een president die om de zoveel jaar voor een volgende moest plaatsmaken, maar bijgestaan door een blijvende senaat. Die president stond dan voor de -hopeloze - taak om in zijn termijn de strijdende facties bij elkaar te houden. Alles verwachtte Bolívar van ‘goede instituties’, ‘vaderlandsliefde’ en ‘liefde voor de grondwet’. Venezuela, waarvan hij geen dictator wilde worden, moest voorlopig model staan voor het te realiseren nieuwe geheel. De jaren na zijn Rede van la Angostura dompelden dat nieuwe geheel in een grote chaos. In Mexico woedde een burgeroorlog tussen centralisten en federalisten, terwijl de broeders van het Angelsaksiche Noorden bezig waren om Texas en Californië in te palmen; in Buenos Aires woedde een burgeroorlog tussen de stad en de pampa, waarbij Brazilië van de gelegenheid gebruik maakte om zijn invloed in Uruguay te laten gelden. Maar Bolívar slaagde erin van Venezuela, Colombia en Ecuador een eenheid te smeden onder de naam Groot-Colombia (het voormalige ‘Nueva Granada’), en samen met bevrijder José de San Martín bracht hij de Spanjaarden de definitieve nederlaag toe bij Junín en Ayacucho (1824). Peru benoemde Bolívar tot Dictator, maar het lag niet in zijn aard om op één plaats te blijven. Op 7 december 1824 richtte de Bevrijder | |
[pagina 57]
| |
vanuit Lima een oproep aan de regering van Groot-Colombia, Mexico, de Río de la Plata (Buenos Aires), Chili en Guatemala om naar Panama te komen voor een algemene vergadering die moest leiden tot de Spaans-Amerikaanse eenheid. Daarbij zouden ook waarnemers aanwezig zijn uit Engeland en Holland, waarin Bolívar modelstaten zag. Doctor Francia, de Supreme Dictator voor het leven van Paraguay, legde de oproep naast zich neer met het argument dat zijn land het enige was van het hele continent waar rust en orde heersten. Een verzoek van de Bevrijder aan ‘el Supremo’ om de Franse botanist Aimé Bonpland, vriend en reisgenoot van Alexander von Humboldt - die in Paraguay gevangen zat - los te laten, bleef onbeantwoord. Toen er van dat Panamese congres niets terechtkwam trok de Bevrijder naar Bolivia, in de hoop daar een modelstaat te stichten. Bolivia, eervol naar de Bevrijder genoemd, had eerst tot het onderkoninkrijk van Peru behoord, daarna tot dat van de Río de la Plata. Buenos Aires lag te ver om er serieus aanspraak op te kunnen maken. Voor deze geheel nieuwe staat ontwierp Bolívar een grondwet met een ‘president voor het leven’, maar met een ‘minimale macht’. Voor een monarch met een aristocratie achtte hij het continent ‘te wild’, zoals uit zijn brief van 1826 blijkt. Daarbij wees hij o.a. op de mislukking van Iturbide, die zich in Mexico tot keizer had laten kronen, voorzien van een complete adel. Het imperiale experiment had echter kort geduurd, en in 1824 was de keizer door zijn tegenstanders gefusilleerd ‘wegens ondemocratisch gedrag’. | |
Gedroomde presidentGarcía Márquez vermeldt dat Bolívar Iturbide nog zou hebben ontmoet, zij het in de herinnering of in een droomtoestand. Het zou aardig zijn te weten wat de Bevrijder, die zijn hele leven wars was van kronen, met de Mexicaanse keizer heeft besproken. Zeker is dat die keizer even weinig macht had als de Boliviaanse president waar Bolívar van droomde. Die gedroomde president diende te worden geassisteerd door een vice-president die de zuiverste mens van het land moest zijn'. De religie moest buiten de staatsdienst blijven en diende voortaan als een privé-aangelegenheid te worden beschouwd. Wel moet de Bevrijder constateren dat Bolivia grenzen heeft, en grenzen behoeven een leger. Wie de vijanden van Bolivia zijn, vermeldt Bolívar niet, maar dat zullen straks vooral Chili en Peru zijn. God heeft de mens voor de Vrijheid bestemd en voor het gebruik van zijn vrije wil, betoogt Bolívar. Die zelfde woorden gebruikte de Supreme Dictator van Paraguay ook, en twat de gevolgen waren bleek reeds in 1826.Ga naar eind6. In datzelfde jaar verzoekt de Bevrijder Antonio José de Sucre, een maarschalk die zich verdienstelijk had gemaakt bij de slag tegen de Spanjaarden te Ayacucho, om de supervisie op zich te nemen van het nieuwe Bolivia, waarbij hij hem waarschuwt voor de politieke aspiraties van Buenos Aires en Brazilië, die het land wel eens zouden kunnen binnenvallen, maar - stelt hij de maarschalk gerust - dat zal Engeland niet toelaten. ‘Voor een dapper man - schrijft Bolívar aan Sucre - is de uitdaging het enige ware’. En dat is - eindelijk! - de taal die we van de Bolívar van Márquez kennen. Het begin, ook, van de desillusie. Want uit een brief van datzelfde jaar, 1826, constateert Bolívar dat Colombia bezig is aan partijtwist te gronde te gaan. Als oplossing stelt hij een confederatie voor van Groot-Colombia met Peru en Bolivia onder de grondwet van dat laatste land. Zíjn grondwet, bedoeld als ‘ark ter vrijwaring van de schipbreuk’. Nog altijd heeft de Bevrijder zijn centralistische droom niet opgegeven. José de San Martín wel, want die andere bevrijder gaat in 1828 scheep naar Europa, waarna Buenos Aires ten prooi zal vallen aan de bloedige dictatuur van Juan Manuel Rosas. Onderwijl pikken de Verenigde Staten van Noord-Amerika La Florida in, vallen de Fransen Mexico binnen en scheidt Venezuela zich af van Groot-Colombia. Tot overmaat van ramp wordt er in Cundinamarca, het centrale district van Colombia, een moordaanslag gepleegd op de Bevrijder, waarover García Márquez het een en ander vertelt. De droom van een Spaans-Amerikaanse eenheid is nu definief in duigen gevallen. | |
Hier heerst het zwaardIn een brief van 13 september 1829, vanuit Guayaquil gericht aan generaal Daniel F. O'Leary, moet Bolívar constateren dat de chaos in Colombia niet meer te bedwingen is. ‘Het land schreeuwt om verdeling’ en ‘ik ben | |
[pagina 58]
| |
niet onsterfelijk’. Bezorgd vraagt de Bevrijder zich af wie Colombia zal regeren. Een koning kan niet, want hij vindt het land te arm om er een adel op na te houden. De regeringsvorm van de Verenigde Staten van Noord-Amerika vindt hij nog steeds de beste, maar ongeschikt voor het Spaanse Amerika. ‘Je kan nog beter de Koran invoeren,’ merkt hij mismoedig op. Ieder Colombiaans departement heeft een eigen bestuur dat niets met het bestuur van andere departementen te maken wil hebben, terwijl vanuit het zuiden Peru dreigt. ‘Laat Colombia eindelijk besluiten wat ze wil, want ik heb geen zin meer in regeren; hier heerst het zwaard, en dat maakt regeren zonder zwaard onmogelijk, en ik kan niet tegen de militaire geest,’ maar ‘ik zal blijven waken, ik zal mijn best blijven doen voor het welzijn van allen.’ In 1830 wordt Sucre, de door Bolívar aangestelde hoeder van Bolivia, vermoord en scheidt na Venezuela ook Ecuador zich af van Groot-Colombia. Aan de eerste dictator van Ecuador, Juan José Flores, richt de Bevrijder een brief gedateerd op 9 november en geschreven in de Noord-Colombiaanse stad Barranquilla. Daarin komt hij tot de volgende conclusies: 1) dat Spaans-Amerika onregeerbaar is, 2) dat wie er revolutie maakt in zee ploegt, 3) dat de Europeanen geen vinger hebben uitgestoken om het nieuwe werelddeel te helpen, 4) dat de chaos onvermijdelijk is, 5) dat je alleen maar weg kunt gaan en 6) dat Spaans-Amerika in handen van tirannen zal vallen. Wie in het optreden van die tirannen geïnteresseerd is, verwijs ik graag naar mijn boek Bloedjas, dat de historische biografieën van de vijf meest spectaculaire dictators van het negentiende-eeuwse Spaans-Amerika bevat. Wie in het laatste levensjaar van Bevrijder Bolívar geïnteresseerd is, heeft de roman van García Márquez tot zijn beschikking, met een generaal beperkt tot het Colombiaanse labyrint. Maar Bolívar heeft, zoals de titel van dit essay aangeeft, zijn hele leven gestreefd naar de eenheid van Spaans-Amerika. Het heeft niet zo mogen zijn, het kon ook niet zo zijn omdat de historische en politieke omstandigheden dat eenvoudig niet toelieten. Je kunt Bolívar verwijten dat hij met die omstandigheden geen rekening heeft gehouden. Hij droomde, hij koesterde een illusie die gedoemd was tot desillusie te leiden. Wie te veel vrijheid eist - zei Alexis de Tocqueville, die zo zinnig over de Franse Revolutie schreef - valt in te grote slavernij.Ga naar eind7. Wat anders is de tirannie waarvan de Bevrijder zelf al het begin zag? In Frankrijk rees uit de Revolutie en het avontuur van Napoleon een burgerklasse op; in Spaans-Amerika ontbrak die klasse, en daarmee ontbrak de absolute voorwaarde voor het regeringssysteem waar Bolívar van droomde. García Márquez laat zijn Bolívar tegen ‘die verlichte Fransen’ foeteren: ‘Laat ons toch verdomme alsjeblieft rustig onze eigen Middeleeuwen maken.’ Of hij dat werkelijk gezegd heeft laat ik in het midden, maar dat het negentiende-eeuwse Spaans-Amerika meer met de middeleeuwse samenleving dan met een moderne te maken had, lijkt me geen twijfel te lijden. Die opmerking die de Colombiaan de Bevrijder in de mond legt lijkt me dan ook meer te passen bij de patriarch en de kolonel, de eerdere roemrijke figuren uit het oeuvre van Márquez. | |
NoorderburenOndertussen blijft de eenheid van Spaans-Amerika een ideaal, vooral tegen de achtergrond van de dreigende noorderburen. Bolívar noemde ze nog ‘broeders’, en het is waar dat de gehele negentiende eeuw door de kleine groep van ‘verlichte criollos’ in de Verenigde Staten van Noord-Amerika haar model voor staatsinrichting bleef zien. Die gestudeerde heren verkeken zich niet alleen op de eigen, omstandigheden, maar bovendien op de uitbreidingsdrang van die volprezen republiek, die in 1850 al meer dan de helft had afgesnoept van dat onderkoninkrijk dat eens Nieuw-Spanje heette. Bolívar heeft dat niet voorzien, omdat hij en de meeste andere intellectuelen zich bleven blindstaren op Spanje en in de Verenigde Staten een bondgenoot zochten tegen mogelijke heroveringsplannen van het oude moederland. Maar Spanje was reeds een spook. Veel geduchter waren bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk, die elkaar om invloed in Spaans-Amerika bevochten. Het frappante is dat sommige tirannen dat beter zagen dan de verlichte nakomelingen van de Bevrijder. Die laatsten hoopten met hulp van ‘beschaafde’ naties als Engeland en Frankrijk plaatselijke dictators te kunnen verdrijven, wat meestal averechts uitwerkte. Pas omstreeks de eeuwwisseling begint in de Spaans-Amerikaanse republieken het besef door te dringen dat men moet uitkijken voor | |
[pagina 59]
| |
die machtige noorderburen. Het zijn dan de achterkleinkinderen van Bolívar die het ideaal van Spaans-Amerikaanse eenheid weer opnemen, nu onder de schoonklinkende naam van ‘Latijns Amerika’.Ga naar eind8. Op staatkundig gebied is dat ideaal nog niet bereikt, maar cultureel is men een eind gevorderd. Men heeft het nu over de Latijns-Amerikaanse literatuur, en wat lag er meer voor de hand dan dat een van de vertegenwoordigers van die literatuur aan Bolívar, de eerste dromer, een werk zou wijden. Dat dat werk een min of meer postmodernistisch of fantastisch signatuur moest dragen - wat de mode haast voorschrijft -, was te verwachten. ‘De historische fundering interesseerde me niet zoveel, want de laatste reis over de rivier is de minst gedocumenteerde episode uit het leven van Bolívar,’ schrijft Márquez in zijn Nawoord. Wie een geheugen heeft als een vergiet hoeft aan de vooravond van zijn dood niet bang te zijn om zijn leven aan zich voorbij te zien gaan. |
|