| |
| |
| |
Barber van de Pol
Over De kolonel krijgt nooit post en andere fantastische literatuur
Zeventien jaar geleden, toen ik De kolonel krijgt nooit post uit het Spaans in het Nederlands vertaalde, hield ik niet zo van Márquez, maar juist wel van dat boek. Te midden van de overstelpende geestdrift over Honderd jaar eenzaamheid in die tijd, zweeg ik. Later, toen De kolonel krijgt nooit post hier eenmaal verschenen was, klonk dat afwijkende oordeel vaak: De kolonel krijgt nooit post zou mooier zijn dan Honderd jaar eenzaamheid, het was het mooiste wat Márquez had geschreven. Ik hoor het nog wel eens zeggen, en, afgaande op mezelf, bedenk ik dat wie zo'n oordeel uitspreekt eigenlijk niet houdt van het soort schrijver dat Márquez is. De kolonel krijgt nooit post is, alle overeenkomsten met de rest van het werk ten spijt, het minst Márquez-achtige boek van de stapel Márquezboeken die inmiddels bestaat, dus voor de niet-liefhebber het aantrekkelijkste. Het is bovendien het dunste.
| |
Vijftien jaar wachten
Het verhaal van De kolonel krijgt nooit post laat zich in enkele alinea's vertellen.
Elke vrijdag gaat de vijfenzeventigjarige kolonel uit de titel naar de kade om te wachten op de postboot. Voor de kolonel is er nooit post. Al vijftien jaar wacht hij op een hem als oorlogsveteraan toegezegd pensioen, maar de papieren in kwestie moeten op hun tocht door het bureaucratisch overheidsapparaat zijn zoekgeraakt. Thuis bestiert zijn vrouw het huishouden, als zij tenminste niet met een astmaaanval in bed ligt. Het is oktober: ‘Oktober is één van de weinige dingen die komen’. Het regent. De kolonel heeft last van zijn darmen en brengt uren op de w.c. door.
Op het moment dat het boek begint, is het geld bijna op en alles van waarde is verkocht, op de klok en een schilderij na. Een ander bezit dat het echtpaar rest, is een vechthaan, een erfenis van zoon Agustin, die minder dan een jaar geleden is doodgeschoten wegens het verspreiden van klandestiene informatie.
In het land heerst de staat van beleg. Oppositie bestaat alleen nog in de vorm van vlugschriften, net als in Het kwade uur, een eerdere roman van Márquez. Een andere overeenkomst met die roman is de atmosfeer van politieke onlust en gewelddadigheid, zonder dat duidelijk is waarover de partijen het oneens zijn; de partijen worden niet eens genoemd. Alles gaat over de hoofden van de bevolking heen. Geweld is een gewoonte geworden.
Met een aangrijpend soort versleten humor trotseren de man en de vrouw hun situatie, maar ze komen tegenover elkaar te staan wanneer de nood te groot wordt. Net als in alle boeken van Márquez is de vrouw de nuchterste van de twee. Het onderwerp van de twistgesprekken is de haan, die ook moet eten dus geld kost en pas over enkele maanden het strijdperk in kan om, als hij wint, het geld terug te verdienen. De vrouw wil dat het beest hoe dan ook het huis uitgaat, de kolonel wil dit niet.
Het einde van het verhaal is open, maar laat weinig aan de verbeelding over: er is niets meer te eten, het geld is op, de haan is er nog steeds. De stemming is voor het eerst beneden peil. De vrouw zegt dat het afgelopen moet zijn. Ze vraagt wat ze moeten eten zolang de haan geen geld oplevert.
Het laatste woord van het boek, uit de mond van de kolonel, als antwoord op de vraag van zijn vrouw, is mierda, dus ‘shit’, ‘Scheisse’, ‘merde’, in dubbele betekenis van ‘stront’ en ‘godverdomme’. In mijn Nederlandse vertaling van dat woord zit die dubbele betekenis niet, wat mij nog altijd ergert, al heeft niemand ooit een suggestie voor een betere oplossingegeven. ‘Wat hebben we vanavond aan tafel’ ‘Stront.’ Misschien had dat gekund, maar het is wat anders.
| |
Minder en meer
In De kolonel krijgt nooit post wordt met behulp van korte, doeltreffende beschrijvingen en dialogen een wereld van willekeur en uitzichtloosheid opgeroepen. Het is een realistisch boek, of je moet bureaucratie en politieke machtswellust als on-realistische verschijnselen willen zien. Het geeft nauwelijks gelegenheid tot speculeren of tot lachen. Het zit je als lezer op de huid.
Onrealistische of fantastische boeken zijn als
| |
| |
het goed is omgeven door ruimte. Die bieden je als lezer de gelegenheid, met een afstandelijkheid die net zo betrokken kan zijn als je zelf wilt, te lachen om zowel de absurditeit van de schrijver als die van het bestaan. Zo'n boek is Honderd jaar eenzaamheid. Zo'n boek is De kolonel krijgt nooit post niet.
Vroeger, zeventien jaar geleden, kon ik het fantastische in Honderd jaar eenzaamheid wel waarderen, maar ik kon er niet zo heel geestdriftig over zijn, dol op bepaalde, meer cerebrale schrijvers als ik was. Márquez is niet cerebraal. ‘Verstandelijk’ is niet het eerste en ook niet het tweede woord dat je bij hem te binnen schiet. Hij had een beetje te weinig met rede te maken, vond ik toen: hij pakt in. Honderd jaar eenzaamheid is een complex boek, met onzichtbaar verweven verhaallijnen die met elkaar de geschiedenis schetsen van een Colombiaanse familie, plus de geschiedenis van Colombia, plus de zinnebeeldige van de Bijbel, van genesis tot zondeval. Maar het is ook een avonturenroman; het laat zich met rode konen lezen. Dat vond ik verdacht.
Soms is er tijd voor nodig om je alsnog door de kracht van een kunstwerk te laten veroveren. Mijn voorkeur van destijds voor De kolonel krijgt nooit post werd zonder twijfel ingegeven door de behoefte me niet te binden aan het typische Márquezachtige, dat staat voor wonderbaarlijk, voor exuberantie, voor moordende populariteit.
Er zijn binnen het werk van Márquez twee groepen boeken aan te wijzen. Beide zijn onmiskenbaar afkomstig van zijn hand en ze hebben veel met elkaar gemeen. De ene groep wordt gekenmerkt door soberheid, minder bladzijden, minder verhaalstrengen, minder uitbundigheid, en behoort tot het realistische genre. De andere heeft van alles méér, en is typischer Márquez, in die zin dat hij aan dat soort boeken zijn grootste faam ontleent. In de boeken van die tweede groep gebeuren met de regelmaat van de klok dingen die niet kunnen. Ze zijn fantastisch.
Samen met Afval en dorre bladeren (1955), Márquez' eerste roman, Het kwade uur (1962) en Kroniek van een aangekondigde dood (1981) vormt De kolonel krijgt nooit post (1969) - de jaartallen verwijzen naar de eerste Spaanse uitave - de groep van de minst typische Márquezboeken. Gewikt en gewogen is alles wat erin gebeurt volgens natuurkundige wetten mogelijk en zelfs niet heel uitzonderlijk, zij het misschien door Márquez dramatisch gestileerd. De kolonel krijgt nooit post is binnen die groep koploper in gewoonheid.
De atmosfeer in de vier boeken is geladen, doortrokken van geweld en dreiging en, vooral in De kolonel krijgt nooit post, van een droefheid die niet door overmoedige gedachten en plannen wordt weggenomen.
In de typische Márquezboeken is de atmosfeer niet zo heel anders, maar ze zijn dikker, uitbundiger, hyperbolisch. Ze bestaan uit een stroom sprookjesachtige of irreële taferelen die de lezer een wondere wereld binnenvoert. Honderd jaar eenzaamheid, De herfst van de patriarch, Liefde in tijden van cholera en De generaal in zijn labyrint worden gekenmerkt door hun rijkdom aan beelden, aan documentaire gegevens en aan scènes, die met dikke klodders fantasie en consequente overdrijving zijn verwoord.
| |
Fantastische literatuur
Márquez heeft altijd graag gezegd dat alles wat in zijn boeken staat naar de werkelijkheid is opgeschreven. Niets dat er in voorkomt, zou verzonnen zijn. Hij heeft het zelf meegemaakt of het is hem verteld, zodat het misschien wel aangedikt is of tot symbolisch formaat bijgewerkt, maar niet uit de duim gezogen.
De term ‘magisch realisme’ die in verband met zijn werk vaak wordt gebruikt, bevalt hem niet, en dat is begrijpelijk. Rond dat begrip hangt een ongezonde vaagheid. Kinderen denken magisch en dat is een van de fascinerendste dingen die er bestaan. Als een volwassene magisch denkt zonder een boeiend oogmerk, ben je geneigd te denken dat hij de schoonheid van de werkelijkheid niet ziet, en dat het een teken van armoede is.
Ik prefereer in verband met het werk van Márquez het woord ‘fantastisch’ boven ‘magisch’. Het is een ruimer begrip dat minder snel benauwende associaties wekt.
Hoe fantastisch is Márquez? Van wat voor soort fantasie is er sprake? Wat is het effect ervan? De term ‘fantastisch’ is bewust generaliserend gekozen. Er bestaan handboeken waarin wordt getracht een precieze afbakening te geven tussen sprookje, horror-verhaal, occultisme, science-fiction, utopie, allegorie of fabel, detective of politieroman en metafysische literatuur. Omdat er geen consensus over die indeling bestaat en de verwante genres vaak vervloeien tot een mengvorm (de thriller met occulte inslag, het science-fiction verhaal
| |
| |
als utopie) en bij Márquez niet één bepaalde vorm overheerst, gebruik ik liever de ingeburgerde overkoepelende term.
Een mooi criterium bij fantastische literatuur is dat je als lezer altijd enige tijd aarzelt of iets wat je leest nu wel of niet echt is gebeurd, ook al weet je dat het niet echt gebeurd kán zijn, omdat het eigenlijk te gek voor woorden is. Als je dat niet hebt, die aarzeling tijdens het lezen, is het boek niet fantastisch. Het criterium gaat ook op bij beeldende kunst. Ik denk aan Escher: zijn tekeningen kunnen niet, maar je aarzelt. Het is alsof ze wèl kunnen.
De fantastische literatuur is niet alleen een literatuur die aan de verbeelding ontspruit, het is ook een literatuur die de verbeelding zeer lijkt aan te spreken. Boeken die behoren tot het fantastische genre blijken vaak op de een of andere manier, al is het soms pas op langere termijn, gevleugelde scènes te bevatten. Wanneer een willekeurig persoon zou worden gevraagd om naar eigen smaak en inzicht een korte lijst met de indrukwekkendste boeken aller tijden samen te stellen - niet de boeken die hij mee zou nemen naar een onbewoond eiland, zo'n keus is te persoonlijk - is de kans groot dat er boeken uitkomen die menig ander ook zou bedenken. Het zou kunnen gaan om boeken die iemand niet eens heeft gelezen of alleen kent van horen zeggen, of lange tijd geleden heeft gelezen, misschien in zijn jeugd, in een schamele, bewerkte vorm.
In elk geval zal het bijna zeker altijd gaan om boeken die behoren tot de fantastische literatuur. Kennelijk spreken die boeken tot de verbeelding, omdat ze hetatent hebben op een bepaald symbool, dat deel is gaan uitma-ken van het universele cultuurgoed, het denken en voelen van iedereen. Niet Emma Bovary, niet Anna Karenina, of Prousts Albertine zijn de boekfiguren die het meest tot mijn verbeelding spreken, want zij zijn te uniek, te veel individu, met al hun specifieke eigenaardigheden. Ik denk bij de vraag wat de indruk-wekkendste personages uit de literatuurgeschiedenis zijn aan mythische figuren, aan een kapitein die geobsedeerd is door een witte walvis, aan hoogvliegers als Daedalus, of aan een stuk hout waaruit een leugenachtige jongen is gesneden.
Ik noem vijf boeken waarvan ik vermoed dat ze kans maken op de lijst van genoemde willekeurige persoon. Het gaat om boeken of schrijvers die iedereen kent.
| |
Vijf maal verbeelding
1) Kafka, om twee verhalen uit zijn werk: Der Prozess en Die Verwandlung, allebei fantastische verhalen. In het eerste wordt een individu op bijna aanschouwelijke wijze vermalen door maatschappelijke instellingen die hem, als mens toch de instigator ervan, boven het hoofd zijn gegroeid. In Die Verwandlung verandert de hoofdpersoon in een insekt zonder dat zijn omgeving er iets van merkt. Beide verhalen symboliseren de vervreemding, kwaal bij uitstek van deze eeuw, door Kafka beklemmend maar ook humoristisch beschreven. K. is de enige literaire figuur die met die ene initiaal over de hele wereld bekend is.
2) De Bijbel, een lange reeks, ten dele op historische bronnen lperustende verhalen, waarin de angsten en verlangens van ieder mens, net als in alle andere godsdiensten, zijn gesublimeerd tot rampen en wonderen. De Bijbel biedt de tamelijk fantastische idee van een Schepper, van een Verlosser, van een Hiernamaals, van engelen en duivels.
De mythologie van het Christendom die in de Bijbel staat opgeschreven is deel gaan uitmaken van onze beschaving en je hoeft niet godsdienstig te zijn om te weten waar Noach voor staat, waar Job voor staat, of de vrouw van Lot, of Judas, enzovoort. Het vat is onuitputtelijk. Adam en Eva zijn ons het allervertrouwdst, want Adam is iedere man, Eva is iedere vrouw, en beiden worstelen, zoals wij allen constant, met de keuze tussen oed (dat is in de Bijbel: berustin en kwaad (dat is in de Bijbel: opstandighei
3) Don Quichotte, over iemand ie helemaal in zijn eentje het symbool van het idealisme belichaamt. Hij staat daarbij tegenover Sancho Panza, zijn knecht, die hem weliswaar vergezelt op zijn ondernemingen, maar die hem voortdurend probeert af te remmen en daardoor fungeert als een nuchter, potsierlijk, alledaags geweten.
Tot op heden wordt er gediscussieerd over de vraag of Don Quichotte gek is of niet. Op de keper beschouwd is hij stapelgek, maar hij vertegenwoordigt tegelijkertijd de mens die des te menselijker is doordat hij boven zijn krachten wil handelen en die, zijn omstandig-heden ten spijt, zijn eigen wereld wil scheppen. Hier doet niet ter zake dat het boek ook een satire is op de toenmalige populariteit van de ridderroman, die niet zozeer fantastisch als wel irreëel was, en die werd gelezen vanwege
| |
| |
de mogelijkheden die hij de lezer bood om weg te vluchten uit de werkelijkheid van alledag en zich te identificeren met het leven van belangrijker personen dan hijzelf.
Verreweg het bekendste verhaal uit Cervantes' boek is dat van Don Quichotte die vecht tegen de windmolens, door hem aangezien voor gevaarlijk reuzen die zijn geliefde Dulcinea belagen. ‘Tegen windmolens vechten’ is inmiddels een staande uitdrukking. Het betekent zoiets als ‘het onmogelijke willen’. Het onmogelijke willen is ambitieus. De fantastische literatuur getuigt altijd van veel ambitie.
4) Meer in de sprookjesachtige sfeer: de 1001 nacht. Een Oosterse koning bestelt elke nacht een nieuwe minnares in bed die hij de volgende ochtend laat onthoofden. Als Sheherazade aan de beurt is, bezweert zij het gevaar door voor het slapen gaan een verhaal te vertellen dat zij op het spannendste moment afbreekt, zodat de koning het vervolg wil weten. Wij, als lezers, trouwens ook. 1001 nachten houdt zij dit vol en dan laat zij de koning hun beider zoon zien en is ze gered.
Het is een wel heel aantrekkelijk gegeven: het verhaal, het gesproken woord, is in staat de werkelijkheid naar onze hand te zetten. Dat is ieders droom. Wij herkennen het verlangen en de overmoed waardoor het wordt gekenmerkt.
5) Alice in Wonderland. Wat in Alice in Wonderland gebeurt, is aantoonbaar onmogelijk. Je kunt niet door de grond stappen, niet razendsnel groeien of krimpen na het nemen van een hapje koek of een slok van wat voor drank ook, speelkaarten kunnen niet leven, laat staan helpen bij het golfen, beesten kunnen geen rijmpjes bedenken, een grijns zonder kat kan niet. Juist die grijnzende kat kent misschien iedereen, ook al kent men de herkomst ervan of de naam van de schrijver niet.
Aracataca - Macondo, foto: Annette Kentie
De voorvallen in dit boek staan in dienst van de verwarring die Alice ondergaat wanneer zij, een verstandig en slim meisje zonder last van valse bescheidenheid, probeert haar eigen lo-gica in overeenstemming te brengen met die van de wereld van de volwassenen die haar wacht.
Alice in Wonderland speelt grotendeels in een droom, dat is waar, en in dromen kan alles. Maar ook dromen kunnen, evenals godsdiensten, uitingen zijn van onze diepste angsten en verlangens.
In kinderboeken gebeuren doorgaans meer fantastische dingen dan in boeken voor volwassenen, maar ik denk niet aan kabouters of feeën. Dat zijn bijna altijd zeer klein uitgevallen nogal gewone mensen, die pas fantastisch worden wanneer hun omstandigheden of de dingen die ze meemaken dat zijn. De kabouters van Rien Poortvliet bij voorbeeld willen stuitend realistisch zijn en er is niets, helemaal niets fantastisch aan hen, zeker niet in figuurlijke zin. Ze hebben schattige closetrolletjes op hun w.c.-tjes, iets dat toch niet tot de verbeelding kan spreken.
| |
Een blinde ordenaar
De eigentijdse Spaanstalige literatuur telt in elk geval één schrijver die al tijdens zijn leven
| |
| |
een mythe was, omdat dat leven op hoogst fantastische wijze lijkt samen te vallen met zijn werk en zijn werk met de hele literatuurgeschiedenis, om niet te zeggen met de hele geschiedenis van de mensheid. Die schrijver is Jorge Luis Borges (1899-1986), één van de Argentijnen, naast Aldolfo Bioy Casares en Julio Cortázar, die de literatuur van zijn land een fantastisch aanzien heeft gegeven. Bij wie hem kennen, leeft Borges voort als een tweede Homerus, als een blinde ordenaar van de chaotische veelheid aan oerbeelden.
Borges maakt ook zelf, als personage, deel uit van de fantastische literatuur, zowel in zijn eigen werk (als de ik-persoon (‘Borges’) van bijna al zijn verhalen en gedichten) als in De naam van de roos van Umberto Eco, of in Over helden en graven, het bekendste boek van zijn landgenoot Ernesto Sábato.
In Honderd jaar eenzaamheid wordt verwezen naar wat wellicht Borges' beroemdste metafoor is: de aleph, het punt waarin alle dingen, alle tijden en categorieën van het bestaan samenkomen.
Borges hield nooit op te schrijven over fantasten en idealisten als Kafka, Cervantes, Homerus, Shakespeare, Dante, de vertalers van de 1001 nacht, en over de fantastisch getinte avonturenboeken van de vorige eeuw die hij als kind had gelezen en in essentie bleef onthouden: de boeken van Kipling, Chesterton, H.G. Wells, Stevenson. Stevenson schreef Schateiland. Kipling schreef Jungle book. Iedereen kent die boeken en schrijvers, al is het maar van horen zeggen.
In een voorwoord bij Morels uitvinding, science-fiction van Borges' landgenoot en vriend Bioy Casares - met wie hij onder het gedeelde pseudoniem Bustos Domecq enkele fancy detectives schreef - stelt Borges dat de fantastische c.q. metafysische literatuur niet minder waarheid of werkelijkheid bevat dan de psychologisch-realistische of sociaal-realistische:
De schrijver van de psychologische of realistische roman wil dat wij vergeten dat het om maakwerk gaat en zorgt ervoor dat in plaats van al die zogenaamde nauwkeurigheid, vervelende vaagheid, een indruk van werkelijkheid wordt gegeven. Hele bladzijden, hele hoofdstukken van Marcel Proust zijn als bedenksels onaanvaardbaar: maar zonder het te beseffen, aanvaarden wij ze, als de kleurloze sleur van alledag. De avonturenroman daarentegen geeft zich niet uit voor een verwoording van de werkelijkheid: het is een kunst-werk dat geen zin duldt als er geen reden voor is.
Zonder Borges' categorische afkeer van realistische of psychologische literatuur te delen, merk ik ter aanvulling op dat de fantastische literatuur niet alleen een verdichting van de werkelijkheid is, want dat geldt voor alle geslaagde kunst, maar een overdosis werkelijkheid bevat, een zich tot het mythische uitstrekkende symbolische kracht heeft, soms zonder dat wij of de schrijver het direkt beseffen. Zou Freud hebben bevroed hoeveel algemene geldigheid men uit zijn droomduidingen zou proberen te halen?
| |
Traditie en herkenbaarheid
In De kolonel krijgt nooit post, Afval en dorre bladeren, Het kwade uur en Kroniek van een aangekondigde dood komt niets onmogelijks voor. Uit nieuwsgierigheid of er in de door mij typisch Márquezachtig genoemde boeken wel veel voorkomt dat tegen ons gevoel voor logica indruist of aantoonbaar niet kan, herlas ik speciaal met het oog op dit aspect grote gedeelten en kwam, niet helemaal onverwacht, tot de bevinding dat dit beslist zo is, maar dat de fantasie in alle gevallen wortelt in de praktijk van alledag.
Natuurlijk, iemand die verliefd is zal niet constant met een zwerm gele vlinders als een aureool om zijn hoofd rondlopen, en evenmin zal een vrouw ten hemel stijgen van pure schoonheid. Maar zulke fysisch gezien onmogelijke beelden zijn gewoner dan je in eerste instantie denkt. Vlinders zijn beesten bij uitstek in verband met verliefdheid - ‘vlinders in je buik’ - en wie niet beantwoordt aan het normaal bevattelijke noemen wij ‘niet van de wereld’ of ‘hemels’. Beide oermetaforen zijn door Márquez alleen maar geconcretiseerd. En zo blijkt steeds dat zijn beelden weliswaar fantastisch zijn, maar niet willekeurig. Ze zijn gebaseerd op traditie en herkenbaarheid.
Op veel bladzijden die ik herlas, lijken wonderen plaats te vinden, maar het wonder betreft in de meeste gevallen de eerste confrontatie van een mens met een hem, of ons, tot dan toe onbekend verschijnsel, zoals al meteen in de eerste zin van Honderd jaar eenzaamheid, wanneer Aureliano Buendía terugdenkt aan de middag dat zijn vader hem meenam naar ‘het ijs’. Veel komt een Nederlandse lezer als
| |
| |
wonderlijk voor omdat hij niet vertrouwd is met de omstandigheden waarin de boeken zich afspelen.
García Márquez, foto: Annette Kentie
Het beproefdste middel waarmee Márquez een wonderbare atmosfeer weet te scheppen, is de overdrijving. Hij laat de tijd naar behoefte krimpen en uitdijen, en dat doet hij ook met natuurverschijnselen en passies. Iemand die erg eenzaam is, wordt nog eenzamer wanneer hij bovenmenselijk oud wordt: een alles omfloersende regenval is omfloersender wanneer hij een hele maand, een hele herfst, of nog langer achtereen duurt; gieren met een ‘duizendjarig astma’ dragen plotseling het lot van al hun soortgenoten mee.
Beproefd is ook de wijze waarop Márquez een boek begint met te vertellen hoe - slecht - het voor ons liggende verhaal afgelopen is, zodat wij alle bladzijden lang de doem zullen voelen die over het onderhavige leven en in feite over ieders leven hangt. Dat tilt een boek boven zijn verhaal uit en maakt het bij voorbaat zinnebeeldig.
Alleen Liefde in tijden van cholera mist die doem. Deze roman heeft zelfs een happy end, en het viel mij op hoevelen na lezing van dat boek met een sprankje hoop in hun ogen zeiden, dat dát - een roman over geluk - zijn mooiste was, dat ze nu, eindelijk of voorgoed, voor Márquez gewonnen waren.
Je kunt om veel redenen van een schrijver houden.
Zeventien jaar na het vertalen van De kolonel krijgt nooit post houd ik nog steeds veel van dat boek, maar tegenwoordig denk ik vooral regelmatig aan Honderd jaar eenzaamheid, dat in mijn herinnering groeit en groeit. Er zijn beelden in Honderd jaar eenzaamheid die ik niet vergeet en die ook bij herlezing de grootste verrukking vormden. Ze hebben onveranderlijk te maken met sublieme pogingen tot uitbeelding van de menselijke eenzaamheid.
In Márquez' verhalenbundel De ongelooflijke maar droevige geschiedenis van de onschuldige Eréndira en haar harteloze grootmoeder (1972) staan sprookjes, puur mythische verhalen, en daarin kan per definitie alles. Zo spoelt in het eerste verhaal een aftandse engel in een kustdorp aan. Hij maakt aanvankelijk veel speculaties los bij de plaatselijke bevolking, maar men leert er in die wereld vol extremen snel mee leven. De vrouw die een spin is geworden omdat ze tegen de wil van haar ouders heeft gehandeld, is uiteindelijk een grotere kermisattractie dan de engel, die er een raar brabbeltaaltje op na houdt, dat niemand verstaat. Hij verveelt en men vergeet hem min of meer, tot hij is hersteld van zijn ziekte en ‘met de rommelige vleugelslag van een seniele gier’ verdwijnt boven de huizen.
Ik houd inmiddels van de typische Márquez, met al zijn druktemakerij en fantastische verdichtingen. Een heel grote liefde, als Thomas Mann of Borges of bepaalde dichters, zal Márquez van mij nooit worden, maar aan onderhoudende vrienden heb je bijna net zo veel als aan een geliefde.
| |
| |
| |
Daedalus-hoogte
Is Márquez niet toch op z'n best in boeken als De kolonel krijgt nooit post, dus als hij niet op hol slaat? Ik hoor het nog wel eens zeggen, en natuurlijk kun je voor die mening opteren. Het gaat wat mij betreft niet meer op. Tegenwoordig is Márquez mij het dierbaarst als iemand bij wie het verstand, maar niet de helderheid, tot op Daedalus-hoogte op hol slaat.
Veel Spaans-Amerikaanse romans zijn fantastisch of komen ons fantastisch voor vanwege hun mythische, exotische, ambitieuze inslag. Er staat een wereld in geschetst die wij, Europeanen, als fantastisch ervaren, al roept de schrijver nog zo hard dat ze dat niet is.
De Mexicaanse schrijver Rulfo schreef Pedro Páramo, waarin de doden en de levenden met elkaar verkeren, wat in zijn eigen land, vanwege de traditionele dodencultus, als gewoner wordt ervaren dan bij ons. Márquez, Colombiaan, de populairste van alle Spaans-Amerikanen, vertelt dingen die zijn gebeurd of gebeuren, maar hij herordent en overdrijft, en wij zien de kern van waarheid minder snel dan zijn mede-Colombianen.
Márquez is beïnvloed door Faulkner, die net als hij op barokke wijze tijden en gedachten door elkaar laat lopen in geladen, contrastrijke scènes. Een andere Noord-Amerikaan, Hemingway, was zijn grote voorbeeld als rasverteller, en Kafka - in Latijns-Amerika destijds nagenoeg onbekend - gaf hem een les in compactheid en betekenisvol absurdisme. Van de journalistiek heeft hij, naar eigen zeggen, geleerd helder en eenvoudig over de meest ongewone en ongeloofwaardige dingen te schrijven. Márquez heeft dus niet, als Borges, louter fantastische of idealistische schrijvers gekoesterd. Hij maakt het schrijven niet tot één van zijn hoofdthema's, zoals Borges. Misschien met uitzondering van Kroniek van een aangekondigde dood ontbreekt hij als ik-figuur in zijn werk, in tegenstelling tot Borges. Dat hij tegelijk onder de naam Gabriel in Honderd jaar eenzaamheid voorkomt en dat zijn werk met naam en toenaam autobiografische trekken vertoont, doet daar niet aan af.
‘De Spanjaarden’, aldus de eerder genoemde Sábato in een interview dat ik in 1984 met hem had, ‘die dit land zo'n vijfhonderd jaar geleden veroverden, waren alleen uit op goud en toen ze dat niet vonden, vertrokken ze weer. Het land is eeuwenlang niet in cultuur gebracht. Hier kwamen alleen avonturiers. Alles moest vanuit het niets gebeuren. Vandaar het Argentijnse gevoel van oneindigheid en de daarmee samengaande hang naar metafysica (...) Later kwam het monstrueuze, labyrintische Buenos Aires erbij, met de eenzaamheid van alle grote steden.’ Sábato is de enige Spaans-Amerikaanse schrijver die je een existentialist kunt noemen, maar dan één met een onbedwingbare hang naar het metafysische of fantastische.
Etnografische of sociaal-geografische invloeden spelen uiteraard ook in het werk van Márquez een rol. Colombia heeft een tot in de vorige eeuw teruggaande traditie van politiek geweld en maatschappelijke willekeur en ook de contrasten in klimaat, ras en levens-standaard leiden makkelijker tot een veelkleurige, barokke, wonderbaarlijk aandoende literatuur. Márquez is het bewijs.
Márquez: fantastisch.
|
|