Peter Swart
De zieke mens
Veel mensen lezen graag dikke boeken. Dat blijkt niet alleen uit de betreffende verkoopcijfers, maar valt eveneens op te maken uit het aanbod in de boekhandel op thrillergebied. Zelfs boeken die eigenlijk helemaal niet zoveel woorden bevatten krijgen door veel wit en extra grote letters toch nog een imposante omvang. En kwaliteitsgarantie hoort er vanzelfsprekend niet in alle gevallen bij. Niet bij de opgeblazen boeken en niet bij de echte dikkerds.
In de vijfsterren-reeks van Ross-Sjöwall (uitgeverij Het Spectrum) zijn in de afgelopen jaren alweer bijna dertig titels verschenen, met daartussen voorbeelden van beide hierboven bedoelde categorieën. De Nederlandstalige inbreng blijft gelukkig niet beperkt tot werk van John Vermeulen, debutant van vorig jaar Jacob Vis (Prins Desi-waar blijft zijn nieuwe boek?) en Ross zelf. Onlangs verscheen het debuut van Roel Bossink: Het verdriet van Meijers en op de flaptekst valt te lezen dat deze nieuwe Nederlandse politieroman meteen het begin van een serie is.
Roel Bossink zoekt het voorlopig niet in de lengte maar in de diepte. Dat zijn debuut 153 bladzijden beslaat zegt eigenlijk alleen iets over de duur van de leeservaring en niets over de intensiteit ervan.
De openingshoofdstukken van Het verdriet van Meijers mogen er wezen. Bossink is zich er kennelijk van bewust dat de lezer in het begin met vakmanschap dient te worden overrompeld om hem voor de duur van het boek aan zich te binden.
Arend Smith, eerst en vooral mens en pas dan van beroep politieman, wordt via knappe staaltjes van innerlijke bespiegelingen neergezet. Hij heeft al een huwelijk achter de rug, zijn dochter Loesje is veertien jaar. Zijn workaholic-periode is voorbij: de ervaring én de start van een nieuwe relatie hebben hem geleerd een beter evenwicht in zijn bestaan tot stand te brengen. Deze verworvenheden heeft Arend Smith hard nodig bij het oplossen van een moordzaak in de Emmastraat. Zo alledaags als dit klinkt - die Emmastraat dan, hoewel we tegenwoordig ook niet echt meer schrikken als ons ter ore komt dat er een moord is gepleegd - is het ook, maar dan zonder de geruststellende context.
Bossink schrijft in eenvoudige, doeltreffende taal, maar aan het bereiken van die eenvoud is heel wat levensondervinding voorafgegaan, zo voel je al lezende aan. Het is dezelfde bedrieglijke eenvoud waarmee ooit Sjöwall en Wahlöö hun meersporige verhaal vertelden of waarmee Jan-Willem van de Wetering in zijn goede tijd een geheel eigen wereld kon oproepen. Voor een gedeelte valt dit verschijnsel terug te voeren tot het zogenaamde meer-kennis-principe: de auteur heeft een compleet beeld voor ogen van zowel de personages als de handeling, maar vertelt hierover met mondjesmaat; in stapjes bereikt de lezer meer informatie, op welgekozen momenten wordt er weer een facet aan het personage toegevoegd. Voor de auteur vanaf de start een eenheid - voor de lezer tot aan het eind toe een bouwpakket. Op zichzelf is dit niets nieuws natuurlijk, maar gekoppeld aan passende sfeerbeschrijvingen en enig inzicht in de (afwijkende) menselijke psyche kan er vuurwerk ontstaan.
De moord aan de Emmastraat moet betrekkelijk uitzonderlijk genoemd worden, want de Heer Koppoolse - ogenschijnlijk een man waarvan er dertien in een dozijn gaan - schiet er niet alleen zijn leven, maar ook zijn mannelijkheid bij in. Bossink beschrijft de sterfkamer met inhoud als een schilderij, waar Meijers gezeten op een keukenstoel gedurende twintig minuten roerloos zit te kijken. Meijers (zonder voornaam) is geen filosoof, maar technisch ambtenaar; het is zijn taak op de plaats van het misdrijf alle aanwezige sporen en aanwijzingen op te merken en vast te leggen, zodat de feitelijke toedracht kan worden gereconstrueerd en in het gunstigste geval de schuldige in de kraag kan worden gevat. Dit is bij de moord op Koppoolse niet zo eenvoudig, al was het alleen maar omdat het motief niet onmiddellijk duidelijk is, terwijl er op het moordwapen meerdere, aan tenminste twee verschillende personen toebehorende vingerafdrukken worden aangetroffen. Wie het boek wil lezen zonder voorzeggen raad ik aan dit stukje nu even terzijde te leggen, want het is helaas niet doenlijk iets over het boek te vertellen zonder zo af en toe iets weg te geven dat bij eerste lezing misschien wél zo verrassend is.
Het verhoor van mevrouw Koppoolse (juist omdat niemand zo heet zou die naam aan iedereen kunnen toebehoren) levert een lange, persoonlijke monoloog op, vol van psychisch leed. In het zo abrupt geëindigde huwelijk was somberheid troef, ook al bracht de geboorte van het dochtertje Jasmijn een tijdelijke opleving teweeg. Jasmijn, inmiddels al weer dertien jaar, is niet meer thuis en woont bij oma. Koppoolse blijkt als politieman in contact gekomen te zijn met Van Meersel, een zakenman die ervan verdacht wordt in een koppelbazenzaak miljoenen achterover te hebben gedrukt. Een loepzuivere witte-boorden-crimineel. Na zijn tijd als politieman heeft Koppoolse zelfs nog enige tijd voor Van Meersel gewerkt, maar hij vond het chauffeur-spelen verschrikkelijk saai en stapte over naar een particulier bewakingsbedrijf.
Enerverend. Niet iemand om zo spectaculair van de rails te rukken, zou je zo denken! Maar schijn bedriegt, en misschien vertelt de weduwe ook wel niet alles ineens.