Bzzlletin. Jaargang 17
(1987-1988)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
[pagina 37]
| |
Joost Niemöller
| |
[pagina 38]
| |
In je eerste boek, Laatste woorden, is er ook weinig hoopvols. Dat is waar. Ik zag toen ook weinig lichtpuntjes. Het boek speelt in het Amsterdamse kunstenaarsmilieu en in Nederland vond ik de kunst erg steriel geworden. Daar word ik overigens nog steeds mee geconfronteerd; de kunst die telkens meer aan betekenis inboet, de vervlakking. Een vervlakking die samenhangt met een overaanbod. De dood van de roman wordt niet veroorzaakt doordat er steeds minder worden geschreven, maar juist veel te veel. Niemand lijkt aan die produktiedwang te ontkomen en dat terwijl we de boekenbijlages al niet meer door kunnen worstelen. De hoofdpersoon in Laatste woorden weet daar niets tegenover te stellen, dat is waar. Het meest positieve is nog wel dat hij zich tenminste realiseert dat hij geen echte schrijver is en ermee stopt.
Kom je zelf als schrijver moeilijk op gang? Mijn beide boeken zijn wel behoedzaam. Mijn eigen persoonlijkheid ontbreekt nog in Laatste woorden; waar ik zelf als schrijver sta laat ik in het midden. In Vreemde reis, mijn tweede boek, benader ik stap voor stap waar het me om gaat. Pas in het laatste verhaal kom ik echt tot puur autobiografisch schrijven. Na Vreemde reis heb ik niet meer het gevoel dat ik eigenlijk nog op gang moet komen. Ik weet wel dat ik nu weer een echte roman moet schrijven, niet een bundel reisverhalen als Vreemde reis. In de HP stond dat Bas Heijne nu pas wist waar hij over wilde schrijven. Dat is natuurlijk ten dele waar, maar het is niet zo dat ik bezig ben geweest mijn probeersels op de markt te brengen. Op dat niveau ligt het niet; als je iets publiceert dan moet het ook het lezen waard zijn. Maar het ligt wel voor de hand dat je nog een hele ontwikkeling zult doormaken als je op je tweeëntwintigste debuteert. In die zin is Vreemde reis een ontdekkingsboek dat nog een vervolg zal krijgen.
Je hebt na Laatste woorden lang gewacht met het schrijven van een nieuwe roman. Ik weet eigenlijk niet goed waarom. Er waren veel dingen die zich aanboden. Ik heb gestudeerd, vertaald, stukken geschreven. Er is nooit sprake geweest van een creatieve verlamming. Er zijn nu eenmaal mensen die elk jaar een roman afleveren en mensen die dat niet doen. Het is toch niet uitzonderlijk idioot om vier jaar lang geen roman te schrijven? Dat soort verwachtingspatronen vind ik vrij ergerlijk; er is geen wezenlijke belangstelling voor het boek dat je hebt geschreven, er is alleen belangstelling voor je volgende boek. Ik ben nu eenmaal niet iemand die 25 romans zal schrijven. Voor een nieuw boek moet er ook iets nieuws gebeurd zijn, een ontwikkeling hebben plaatsgevonden. Ik heb wel ambitie, maar het is niet zo dat ik mezelf in encyclopedieën tegen wil komen. Dat soort dingen heeft geen enkele realiteit voor me. Wat er toe doet is dat ik mijn tweede boek beter geslaagd vind dan het eerste. Gaat je ontwikkeling meer in de richting van het engagement? Dat speelt steeds meer een rol, ja. Maar ik verzet me tegen het gedwongen engagement; pamfletten verpakt als romans. Een roman kan nu eenmaal nooit uitsluitsel geven. Maar hoe het dan wel moet? In Vreemde reis heb ik het in zoverre opgelost dat er niet heel sterk iets wordt uitgedragen. Maar het is wel voelbaar. De dreiging van Tsjernobyl als ik in Italië ben voor een stuk over Lord Byron. Of als ik het over schrijvers als Martin Amis en Edmund White heb in het titelverhaal, hoewel dat natuurlijk wel erg dicht in de buurt van de journalistiek komt. Op zich geloof ik dat het mogelijk is een actuele ideeënroman te schrijven, zonder pamflettistische antwoorden aan te dragen. Een boek als Mystiek lichaam van Frans Kellendonk raakt wel degelijk bepaalde kwesties die op dit moment spelen. Maar als er wordt gesproken over meer straatrumoer in de Nederlandse romans dan wordt daar meestal mee bedoeld dat er om de zoveel pagina's een heroïnehoertje moet rondlopen. Dat is voor mij engagement van de krantekoppen. Het gaat mij om de grotere verbanden. Zoals je die ziet in Money van Martin Amis. Dat is voor mij dè roman van de jaren tachtig, veel meer dan Less than Zero van Bret Easton Ellis. Het heeft ook wel z'n zwakke kanten hoor, zoals die typisch Engelse neiging om er perse een enorm sterke plot in te doen, er een detective van te maken. Maar het is geslaagd in die zin dat de macht van het geld er in voelbaar gemaakt wordt en dat op een uitzinnige manier. Het meest | |
[pagina 39]
| |
banale omarmen en daar literatuur van maken. Meestal is de ik-figuur toch het ideaalbeeld van de schrijver zelf, maar deze John Self in Money is bijna een uitdaging aan de critici om hem als personage niet serieus te nemen. Men is hier gewend alles zo letterlijk te nemen. Dan krijg je dat soort absurde discussies als over Mystiek lichaam, waarbij de schrijver met zijn personages geïdentificeerd wordt. Ik ben bang dat het in de volksaard zit, want als je de kritieken van toen over Couperus leest dan zie je hetzelfde. Alles maar letterlijk willen nemen en daarmee geen gevoel hebben voor wat een roman eigenlijk is. Een boek als Money staat de Nederlander dan ook niet aan. Toch is dat wel degelijk een boek met een morele visie.
Je bent nu bezig aan een roman, Suez. Dat boek speelt aan het begin van de eeuw. Aan boord van een schip dat door het Suezkanaal vaart. Het schip is onderweg naar Nederlands-Indië, maar de roman handelt alleen over anderhalve dag aan boord. Een bijna klassieke situatie van twee mannen en een vrouw. Het is eigenlijk een toneelstuk in romanvorm. Het is geen boek over actuele kwesties. Toch denk ik dat een heleboel dingen die nu belangrijk zijn toen ook al speelden. Ook Couperus maakte zich al druk over het feminisme. Alle dingen waar wij ons nu druk over maken hebben een voorgeschiedenis die zo'n honderd jaar terug gaat. Nu vallen de verschijnselen moeilijker te herkennen. In die tijd deed het zich geïsoleerder voor. Dat is de enige reden dat ik een boek wil schrijven dat honderd jaar geleden speelt.
Is het vertalen van romans voor jou een leerproces? Stilistisch wel. Je gaat echt in de clinch met een boek. Het valt dan ook sneller door de mand. Bij de meeste boeken die je vertaalt denk je: nou ja. Slechts een paar boeken blijven overeind. Maar een boek als Scoop van Evelyn Waugh, dat ik nu net vertaald heb en nog steeds bijzonder grappig vind, blijkt structureel eigenlijk heel zwak.
In z'n losheid deed Scoop me aan Laatste woorden denken. Ja, dat is een boek dat sterk tegen Waugh aanleunt. Zeker qua stijl en techniek. In Laatste woorden komt een enorme negerin voor, een zangeres. Sommigen vonden dat dat niet kon, dat het overdone was. Maar ik heb die hele scène uit een biografie over Bessie Smith gehaald. Het meest realistische van het boek zit juist daar!
Uitbundigheid mag niet in Nederland. Nou ja, dat klinkt meteen zo miskend. Het interesseert me helemaal niet wat mag en wat niet mag. Zeker na het schrijven van Vreemde reis ben ik ervan overtuigd dat je gewoon precies moet doen wat je niet laten kan. Het is natuurlijk pijnlijk als de respons van een laag niveau is. Wat ook vaak gebeurt. Mijn naam wordt in verband gebracht met mensen waar ik geen enkele verwantschap mee voel. Dat soort vergelijkingen zijn altijd sterk op leeftijd en geslacht gericht.
Zijn er geen schrijvers van jouw leeftijd die jou interesseren? Nee, als iemand echt agressie opwekt, dan vind ik het niet zo erg om namen te noemen, maar vaak concentreert alle aandacht zich op dit soort uitspraken. Ik vind wel dat er tussen de schrijvers van mijn generatie een aantal ècht schrijver zijn, voor wie het meer is dan een gezelschapsspel.
Je kunt ook te vaag worden. In een ander stukje in NRC-Handelsblad, getiteld ‘Vadermoord’, noem je ook geen namen en het is mij dan onduidelijk waar je het eigenlijk over hebt. Het ging me in dat geval om een houding in het algemeen. Om de onwil bij de generatie critici en columnisten die nu in de kranten schrijft om eens naar andere genres als de roman te kijken. Dan worden er algemene uitspraken gedaan over de afwezigheid van een nieuwe generatie in de literatuur en dan wordt bijvoorbeeld niet naar een toneelschrijver als Frans Stryards gekeken. Als je dan mensen die je aanvalt met name gaat noemen raakt de hele discussie verloren want dan wordt het opeens persoonlijk. Ik wil niet een soort Van Deyssel worden. Dat is allemaal zo geborneerd. Maar ja, voor een deel is die hele vernieuwingsdrift van de jonge generatie natuurlijk inderdaad een farce. Dat zal vanzelf wel aan het licht komen als die mensen op hun beurt weer in jury's en commissies plaatsnemen. Als je dan als ik reisverhalen schrijft over gestorven schrijvers die je bewondert, dan heet je al snel bedaagd. Kijk, natuurlijk is het ook wel weer goed als een jonge generatie een front wil | |
[pagina 40]
| |
vormen, want er zijn een heleboel zelfgenoegzame ouwe lullen waartegen je je kunt verzetten. Alleen; ik wou dat ik er zelf ook echt in kon geloven. Je kunt de naïviteit niet opbrengen. Misschien niet. Maar ik vraag me ook af of die mensen er zelf wel in geloven, of dat het alleen maar een spannende gebeurtenis is. Voor een heleboel gaat het natuurlijk toch om het meedoen. In de tijd van Isherwood en Auden zag je ook zo'n cultus ontstaan. Daar zitten dan twee, drie echte talenten bij en de rest wordt vergeten. Dat is een natuurlijk verschijnsel. het geval van Italië en Griekenland was het Byron. Het ging mij niet om het nareizen, het controleren. Het was geen literair-historisch onderzoek. Het mooie aan de vorm is dat het reisverhalen blijven; daarin kun je allerlei zaken stoppen. Je kunt filosoferen, essayistisch te werk gaan, anekdotisch schrijven, impressionistische landschapbeschrijvingen maken. Het genre reisverhaal is nauwelijks aan beperkingen gebonden.
Waarom ga je op reis? Ja, om hier weg te gaan. Dat is natuurlijk een oervraag. Als je daar op gaat antwoorden wordt het filosofisch geneuzel.
Er moeten toch momenten onderweg zijn waarop je je afvraagt waarom je het allemaal in godsnaam doet. Natuurlijk heeft het te maken met je leeftijd. En heel grofweg met de wereld verkennen. Het boek is een eenheid, daarom heet het ‘Vreemde reis en niet Vreemde reizen. Het is ook een ontdekkingstocht in het schrijven.
Maar wat heb je dan ontdekt? Er wordt in het boek niet gezegd wat de conclusie is. Het blijft met opzet bij contrasten en kleurschakeringen. Er moet vanzelf iets bij de lezer duidelijk worden. En dat is een bepaald gevoel, iets wat ik zelf niet in een paar woorden kan samenvatten. Het is een zoektocht naar het schrijven en naar... ja, dan raak ik echt in een moeras van uitspraken waarvan ik denk: is het nu wel waar of is het niet waar? Ik weet het niet. Moet je het echt heel expliciet horen? Ik denk dat ik het gewoon niet kan verwoorden.
Dat is ook een antwoord. Ja, bij alles wat ik hierover zeg krijg ik toch weer twijfels.
Denk je dat de dingen waar je het eigenlijk over wilt hebben alleen maar indirect, via beelden, te verwoorden zijn? Dat denk ik wel. Dat geldt voor mij althans. Ik hou niet van expliciete mededelingen. Daar is literatuur niet voor. Om in een roman te schrijven ‘ik ben vandaag zo melancholiek’, of ‘vrouwen zijn een raadsel voor me’. In Nederland wordt dat al snel voor goede literatuur aangezien. Het vage, het onuitgesprokene, is voor mij juist essentieel. Als je het precies gaat zeggen, dan wordt het journalistiek. De beste verhalen maken voor mijn gevoel iets duidelijk zonder dat je precies weet wat het is. In de film Amarcord van Fellini zie je een pauw, midden in de winter; opeens staat die er. Een pauw is dan wel een symbool, maar niet precies voor dit of dat. Ik denk dat Fellini ook niet precies zou kunnen zeggen waar die pauw voor staat.
Je balanceert zo wel op de rand van de willekeur. Een beeld moet natuurlijk wel onmiskenbaar een onderdeel zijn van de wereld van de schrijver. Het moet niet zomaar uit de lucht komen vallen.
Wil je filmisch schrijven? Mijn eerste boek is filmisch. Ik denk dat film een enorme invloed op literatuur heeft gehad. Dat is nog lang niet voldoende uitgezocht. Ook televisie zal zeker z'n invloeden hebben. De literatuur is sterk gevisualiseerd. Dat zie je al beginnen bij Waugh. Forster leunde veel sterker tegen een literaire traditie aan.
Je bent in Vreemde reis ironisch over de reizigers die spreken over ‘het echte India’. Iedereen die meent ergens een patent op te hebben valt door de mand. Ook op reis zie je dat; de snobisten. Nu er eigenlijk niks meer te ontdekken valt in andere landen, nu we het allemaal al in films en op televisie gezien hebben voor we er geweest zijn, gaan de mensen zich als de ‘echte’ | |
[pagina 41]
| |
Ik voel me niet gebonden aan deze generatie. Ik vind het helemaal geen probleem om tweehonderd jaar terug te gaan. Aan de andere kant zou ik je ook wel weer kunnen uitleggen waarom Vreemde reis een typisch postmodern boek is. Ik kan alleen niet tegen die voorgekookte sfeer van dit kan wel en dat kan niet. Prince kan wel, maar David Bowie kan niet. Wat interesseert mij dat nou? Over vijf jaar weet niemand meer waar het over ging. Het is volstrekt belachelijk om zonder enig historisch bewustzijn te schrijven. Al die mensen die het wiel opnieuw uitvinden. Al die pseudo-discussies die aangewakkerd worden. Als je je nu maar presenteert als jong, als je af en toe maar een boos stukje schrijft, dan is het al heel wat. O kijk, hier doet iemand revolutionair. Hoe denk je over de jonge Amerikaan David Leavitt? In interviews deed hij uitspraken als ‘deze generatie wil een huis hebben, vastigheid.’ Dat voel ik zelf ook wel. Ik voel me niet zo aangetrokken tot figuren als Bukowski die in het openbaar hun leven verzuipen. En ik denk ook dat deze genaratie daar anders over denkt. Leavitt pakt zo gezien de geest van de tijd. Hij hoort ook bij een nieuwe generatie homoseksuele schrijvers. Edmund White, nog van een oudere generatie, vertelde me hoe verwonderd hij was toen hij zag hoe Leavitt in een restaurant met zijn vriend zat te knuffelen. Vooral omdat hij dat helemaal niet deed om te provoceren.
In jouw boeken is homoseksualiteit ook iets vanzelfsprekends. In de tien jaar dat ik ‘actief’ ben is er veel veranderd. Vroeger had men het over ‘gevoelsgenoten’. Een klef woord. Het is nu niet iets waar ik me nog bewust mee bezig houd. Als het een rol speelt, speelt het een rol. Virginia Woolf zei ooit eens dat je niet moet proberen te schrijven als een vrouw. Als je goed schrijft en je bent een vrouw, dan blijkt dat vanzelf wel. Als je zwart bent en je leeft in het zuiden van de Verenigde Staten, dan kun je er natuurlijk niet onderuit. Maar je moet het niet kunstmatig in stand houden. Ik heb een hekel aan die indeling van vrouwenboeken, jodenboeken, negerboeken, homoboeken.
Een onderwerp als Aids... Ik wil wel een verhaal schrijven waarin Aids voorkomt, omdat ik vind dat het een enorme bewustzijnsverandering ten gevolge heeft gehad. Maar het is moeilijker er je vinger op te leggen. Het feit dat er op seks eventueel de doodstraf kan staan; daar zit een enorme geschiedenis achter. Je kunt dan wel niet in God geloven, maar zoiets raak je dan kennelijk niet kwijt. Dat maakt Aids belangrijk. Het openbaart zich in allerlei zaken, bijvoorbeeld als James Bond plotseling monogaam is geworden. Je moet als schrijver wel iets doen om al die facetten bij elkaar te brengen. Als je niet probeert met de moed der wanhoop een zekere orde aan te brengen, een morele visie te vinden, dan moet je ook niet de kunstenaar uit gaan hangen.
Maar het is proberen tegen beter weten in. Ja, in het besef dat het heel moeilijjk is. Je moet de chaos om je heen ook niet negeren. Dan wordt je een serieuze jongeman die buiten de ontwikkelingen staat. Maar je kunt wel een gezonde afstand bewaren.
Het moet vreemd zijn om met een bedaagd image van jezelf geconfronteerd te worden. Ik heb in elk geval totaal geen behoefte meer om welk image dan ook te cultiveren. In het begin vind ik het wel leuk. Decadent. Maar uiteindelijk moet je het toch van je boeken hebben. Of je moet echt zo zijn. Jules Deelder is misschien zoals hij doet.
Je hebt altijd meer Engelse dan Nederlandse literatuur gelezen. Het is niet zo dat ik koket wil zijn, dat ik Nederland te min zou vinden. Maar het heeft gewoon nooit mijn horizon bepaald. Ik ben eigenlijk op een zijspoor terecht gekomen doordat ik alleen maar Engels las. En toen ben ik ook nog Engels gaan studeren. Pas de laatste jaren ben ik weer wat aan het inhalen. Dat heeft ook voordelen. Neem nu zo'n boek als De stille kracht, dat ik pas onlangs voor het eerst las. De meeste mensen hebben dat op school gelezen, maar dat is eigenlijk geen lezen, voor zo'n lijst. Zoiets kan je er juist van weerhouden het later nog eens te lezen. Terwijl het toch een ontzettend goed boek is. Ik wil ook bepaald niet impliceren dat het niet de moeite waard zou zijn om Nederlandse literatuur te lezen. Maar ja, m'n Wolkers en m'n Maarten 't Hart, daar zal ik nu wel niet meer aan toe komen. Eigenlijk begrijp ik niet goed waarom die Engelse literatuur me zo aanspreekt. Engeland is nu echt een barbaars land aan het worden. De Engelse cultuur is heel vreugdeloos, het is helemaal geen paradijs van verfijning. Maar toch zitten de beste schrijvers er nog wel steeds.
Welk Nederlands boek zou je wereldliteratuur willen noemen? | |
[pagina 42]
| |
De stille kracht, dat is wereldliteratuur. Het is een soort Passage to India, maar dan over de ondergang van één man. Ook naast een boek als Under the Vulcano blijft het overeind. De stille kracht is geen melodramatisch boek. Zo'n scène met dat bloed in die badcel, dat is maar een hele korte episode. Dat werd toentertijd in de televisieserie natuurlijk enorm opgeblazen, omdat er een naakte vrouw in te zien was. In het boek is het maar één aspect van een heel verschijnsel waarvoor de hoofdpersoon, de resident, geen verklaring heeft. Juist het zoeken naar verklaringen, die hij niet vindt, betekent zijn ondergang. Hij is altijd gewend voor alles rationele verklaringen te hebben. Zo ontstaat in De stille kracht het beeld van de westerse cultuur die ten ondergaat in een vreemde omgeving. Er zitten hele mooie zijplots bij die dat allemaal bevestigen. Een kunstzinnige vrouw, met een piano waar het vocht in trekt en al die kunstvoorwerpen van haar waar beesten in komen.
Wat was de aanleiding om de reizen voor Vreemde reis te ondernemen? Ik wilde al heel lang naar India toe, ook door het lezen van het werk van Forster. Hetzelfde overkwam me met Byron. Ik heb dat toen aan De Tijd voorgesteld, waar de reportages het eerst in gepubliceerd werden. Byron heeft toch nauwelijks geschreven over de streken waar hij verbleef? Nee, maar hij heeft wel zijn sporen achtergelaten. Het ging me niet zozeer om Byron zelf, als om het beeld dat in de verschillende landen van hem is geschapen. In Engeland is het een vrome huisvader die af en toe stoute dingen heeft gedaan, in Italië de vrijheidsstrijder, in Griekenland ook een vrijheidsstrijder, maar dan naar Grieks model.
in Vreemde reis draait de werkelijkheid op teleurstellingen uit. Het was in je verbeelding, gevoed door de literatuur, altijd mooier. Ja, als je op zoek gaat naar iets, vind je nooit wat je ervan had voorgesteld. Dat spreekt vanzelf. Aan de andere kant vind je wel iets anders en dat gebeurt in Vreemde reis voortdurend. Dat is ook de zin van dit soort reizen. Waar het om gaat, is dat je altijd een gids nodig hebt. In het geval van India was het die roman A Passage to India van Forster, in kenners opwerpen. Maar je kunt nooit een land begrijpen, zeker een land als India niet, omdat je uit een andere cultuur komt. Je kunt alleen maar proberen jezelf te begrijpen. |
|