Bzzlletin. Jaargang 17
(1987-1988)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
[pagina 36]
| |
Ik ben een schakel in een hele kettingDe derde kandidaat in deze tiendelige reeks interviews met een nieuwe generatie schrijvers is een vrouw en ze is Vlaams. Op dat eerste laat Kristien Hemmerechts zich graag voorstaan, op het tweede minder graag. Met interviews in Vrij Nederland en De Tijd stond Kristien Hemmerechts tijdens de afgelopen boekenweek (in het teken van Nederland-Vlaanderen) flink in de aandacht, maar dat ziet ze nog niet als een reden zich een image aan te meten. En (post-)modern doen hoeft ook al niet zo. Haar integriteit is haar te lief. Een gesprek in Brussel. Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955) debuteerde in 1986 met drie Engelstalige verhalen in de verzamelbundel First Fictions: Introduction 9, bij uitgeverij Faber & Faber. In 1987 verscheen haar Nederlandstalige roman Een zuil van zout bij uitgeverij Houtekiet. Begin mei dit jaar verschijnt de verhalenbundel Weerberichten. Er is een roman in voorbereiding, getiteld Brede heupen. Verhalen van haar werden gepubliceerd in Kreatief, Dietsche Warende en Belfort, Yang, Hollands Maandblad, Lust & Gratie en Nieuw Wereld Tijdschrift. Journalistiek werk van haar stond in De Morgen. Kristien Hemmerechts is docent Engelse Literatuur aan de Universitaire Faculteit Sint Aloysius en docent Engels taalonderricht aan de Administratieve Economische Hogeschool in Brussel. Haar proefschrift verscheen bij Peter Lang in 1987: A plausible story and a plausible way of telling it. A structuralist Analysis of the novels of Jean Rhys.
Je eerste publicatie was in het Engels. In een tijdschrift voor schrijvende vrouwen. Zo'n eerste keer vergeet je niet, hè. Dat moet in de zomer van '83 zijn geweest. In '86 werden er in een debutenbundel van de Engelse uitgever Faber & Faber drie verhalen van me opgenomen. De publikatie in die bundel betekende voor mij heel veel, maar het heeft in België weinig aandacht gekregen. Het klinkt nu heel pretentieus, maar ik vond dat toch niet een alledaags gebeuren, dat een Vlaamse publiceerde bij zo'n gedistingeerde uitgever als Faber & Faber.
Het was misschien ook niet zo bekend. Ik had een paar recensie-exemplaren laten versturen, maar nu besef ik ook wel dat ik het misschien met meer aandrang had moeten doen. Ik vond het ook niet zo erg hoor. Daarna werd het wel een goed visitekaartje, toen mijn roman gepubliceerd werd. We hebben in Vlaanderen erg veel debutanten en dat was een factor waardoor ik opviel.
Heb je die Engelse verhalen ook in het Engels gedacht? Ja, er is nooit een moment van vertaling geweest. In mijn notitieboekje waren toen alle zinnetjes in het Engels. En nu zit er slechts af en toe eentje tussen. Ik heb veel gemak met het Engels als taal. Als ik geëmotioneerd ben zal ik snel op het Engels overgaan. Maar op een gegeven moment ervaarde ik die Engelstalige verhalen wel als een maskerade. Ik moest de confrontatie aangaan met mijn moedertaal.
Qua carrière was het wel een grote uitdaging geweest om in het Engels verder te gaan. Ja, maar ik denk helemaal niet in die termen. Heel wat mensen zeggen tegen mij: Hemmerechts in hemelsnaam, waarom schrijf je niet in het Engels, denk aan je markt, je roem, je publiciteit. Maar in mijn werk probeer ik in de eerste plaats een soort van integriteit te hebben tegenover mezelf. Dat klinkt misschien wel ontzettend oubollig. Maar mijn teksten moeten voor mij een soort van onver- | |
[pagina 37]
| |
mijdelijkheid hebben. Ik schrijf niet naar een publiek toe. Ik weet ook wel dat ik dat makkelijk kan zeggen, omdat schrijven voor mij niet de enige bron van inkomsten is. Ik vind dat het publiek maar naar mij toe moet komen. En gelukkig is het ook al een beetje naar me toegekomen. Mijn teksten zijn nu eenmaal zoals ze zijn.
Wat is integriteit voor je? Ik weet ook wel dat er niet een soort ‘essential’ Kristien Hemmerechts is. Ik weet ook wel dat elk mens het produkt is van invloeden die buiten hem of haar liggen. De regeringsvormen, de instituten, de modeverschijnselen, de muziek, dat weet ik wel, maar integriteit heeft te maken met het tot stand laten komen van een zo waarachtig mogelijke wisselwerking tussen jezelf en die invloeden.
De integriteit die Anna nastreeft, de hoofdpersoon in je roman Een zuil van zout, is een doodlopende weg. Het is een doodlopende weg, maar aan de andere kant denk ik dat het wel een proces is dat zij moest doormaken. Ze is teruggekeerd vanuit het Amsterdam waar ze studeert naar het Vlaamse plaatsje Grimbergen, waar ze zo'n negentien jaar gewoond heeft. Daar trekt ze in het verlaten huis van haar net overleden vader. Natuurlijk kan ze die hele Grimbergen-toestand laten voor wat die is en op de trein stappen naar Amsterdam. Dat laat ik haar ook overwegen. Alleen is de confrontatie met haar verleden van teveel belang. Anna heeft zichzelf nog niet gedefinieerd, dat is eigenlijk het probleem. Omdat ze een kern mist, is haar respons op de buitenwereld er altijd een van aarzeling, twijfel. En kan ze zich daar ook niet tegen afzetten. De andere mensen leiden o zo'n zinvol leven. Het verzamelen van knipsels. Het maken van een videofilm. Het bezaaien van een tuin. De illusie van simpel bezig zijn. Anna zoekt iets fundamentelers en inderdaad: ze vindt helemaal niets. Je kunt zeggen: er is helemaal niks fundamentelers dan videofilmpjes maken en gras zaaien en knipsels bijhouden. Dat zou een conclusie kunnen zijn.
Ik kreeg, al lezende, een afschuw van haar. Dat is een gevoel wat heel wat mensen kregen, vooral mannen. Zelf had ik die reactie ook naar het einde toe. Toen dat boek af was, was ik blij van dat mens verlost te zijn. Ze begon aan me te vreten. Terwijl ik normaal toch een actief leven leid, begon ik ook al de zinloosheid en de futiliteit van alles in te zien en, ja natuurlijk, dan blijft je op je stoeltje zitten en doe je niets. Toch denk ik dat dat verzet tegen een persoon als Anna ontstaat omdat wij allemaal onszelf in leven houden met het idee dat we in zekere mate controle hebben over ons leven. Dat wij in staat zijn om als min of meer autonome, zelfstandige agenten een richting, een zin aan ons leven te geven. Dat is, denk ik, heel diep ingebakken in de Westerse beschaving. Anna is de incarnatie van het niet willen geloven in die visie op de mens. Zij ziet zichzelf als een produkt van toevalligheden. Toevallig sterft haar vader, toevallig erft zij haar vaders huis, toevallig ontmoet ze die Amerikaanse toerist waarvan ze zwanger raakt. En persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat het leven van jou, van mij, van alle mensen in sterke mate altijd de optelsom is van een heleboel toevalligheden. Dat ik nu hier tegenover je zit en dat soort zaken. Ik zie mijn ‘carrière’ ook als een samenloop van omstandigheden. Het had makkelijk anders kunnen lopen. Natuurlijk zit er een zekere fataliteit in het handelen van Anna. Ze had abortus kunnen plegen toen ze zwanger was. Maar waar ze nu eenmaal niet aan kon ontsnappen, was dat ze negentien jaar in Grimbergen had gewoond. Al heeft zij op haar manier gebroken met haar verleden, er staat nergens dat ze met slaande deuren is vertrokken. Ze is naar Amsterdam gegaan om te studeren. Ze onderhield een briefwisseling met haar moeder. Ik denk, als je twintig bent, dat je die behoefte voelt om te ontsnappen. Later blijkt dat dat niet kan. Ik heb een heel sterk besef dat ik een schakel ben in een hele ketting.
Is dat het besef iets wat eerder voor zal komen bij schrijfsters dan bij schrijvers? Je ziet het ook bij heel wat vrouwelijke personages die door mannen gecreëerd zijn, ik denk aan Eline Vere, ik denk aan Anna Karenina. Vrouwelijke personages die als het ware gebukt gaan onder het gewicht van het verleden en onder de rol die maatschappelijk voor hen geschreven is. De rol van trouwe echtgenote, moeder. In het conflict tussen hun eigen verlangen en die opgelegde rol ontstaat dan een schizofrenie die leidt tot zelfmoord of een langzame vernietiging als bij Eline Vere. Daartegenover hebben we in de jaren zestig, zeventig een golf van feministische literatuur gehad, met hele andere vrouwen. Dan denk ik aan Fear of Flying van Erica Jong, waarin je een actief, handelend vrouwelijk personage hebt. Een van de ideeën van het feminisme is dat het feit dat je vrouw bent niet een lot is, ‘there is no female destiny’. Die expliciet handelende personages zijn programmatisch. In The Women's Room van Marilyn French zie je dat toch slecht aflopen; het vrouwelijk personage wordt achterhaald door de geschiedenis van haar lot als vrouw. Je kan natuurlijk zeggen: Kristien, je moet meer een sterk rolmodel scheppen in je personage. Dat heb ik dus niet gedaan. | |
[pagina 38]
| |
Johan, de hoofdpersoon in je verhaal ‘Vrieskou’, treedt ook niet bepaald als een handelend personage op. Inderdaad, maar wat kan die man ook doen? Hij is hopeloos verliefd op een getrouwde vrouw die hem wel aardig vindt om mee te praten, maar ook niet meer dan dat. Je kunt het in je verhaal laten aankomen op een confrontatie. Maar hij kan zich veel te goed het standpunt van de ander indenken en dan heb je dus een probleem. En ach, dat soort confrontaties... misschien heb ik al mijn hele leven verkeerde mensen ontmoet hoor, maar het komt op z'n best neer op ‘clear the air’, zonder dat er fundamenteel iets opgelost wordt. Hoeveel kinderen schreeuwen niet tegen hun ouders: jij begrijpt me niet; en dat schreeuwen die ouders weer terug? Bij mij heerst heel sterk het besef dat iedereen uiteindelijk in zijn eigen waardeschaal blijft zitten. Ben je overtuigd van je eigen gelijk en het ongelijk van de ander, dan kan je makkelijk gaan gillen. Kijk nu naar het succes van de Franse extreem-rechtse politicus Le Pen. Als hij de bevolking toespreekt is alles eenvoudig. De blanken zijn de goeien, de donkeren zijn de slechten, hop: alles opgelost. Ja, nu moet jij maar eens wat zeggen; ik vind het vervelend als ik de hele tijd aan het woord ben. Ik heb dat echt moeten leren hoor, interviews. In het begin kon ik alleen maar zeggen: zo is het, lees m'n boek maar.
Nou, je hebt er geen probleem mee om uit te leggen... Ik ben me ook zo bewust van het relatieve, van moet dat nu afgedrukt worden wat ik hier allemaal zeg. Dat bedoel ik ook met die integriteit en die onvermijdelijkheid; ik kan alleen maar zeggen dat ik de dingen zo ervaar. Maar denk alsjeblieft niet dat ik wil dat anderen het ook zo gaan bekijken. Dat gaat ook op voor m'n boeken. Ik probeer een bepaalde situatie in al zijn complexiteit te schetsen en te tonen hoe moeilijk het is om dan te oordelen, een zondebok aan te wijzen. Als er al een boodschap in mijn werk zit, dan is het die. Veel mensen hebben daar moeite mee, die zeggen van: ja maar, is dat nu een aanklacht op het burgerlijke België, of is dat nou dit of is dat nou dat. Misschien als ik vijftig ben dat ik dan wel duidelijke boodschappen ga formuleren. Vind je dat allemaal erg vreemd, die dingen? Ik denk soms dat ik kennelijk een vreemd mens ben, omdat ik altijd maar alles uit moet leggen wat ik vanzelfsprekend vind. Maar dat zal wel de functie zijn van een interview.
Zou je een boek kunnen schrijven van iemand die zeer rechtlijnig denkt en daardoor in de problemen komt? Ik kan nooit een grote boosdoener neerzetten in een verhaal. Ik vertrek wel vaak met boosdoeners, maar ik stuit altijd op een groter wordende complexiteit. Bijvoorbeeld de figuur van Eva in Een zuil van zout is in het begin een truttig burgervrouwtje, maar op het einde krijgt ze dan toch een mooie rol en dat was ik helemaal niet van plan. Het bleek dat zij die kracht in zich had.
Wat bedoel je daarmee, ‘het bleek dat zij die kracht in zich had’? Het was aanvankelijk gepland dat Suzanne haar zou halen uit het rusthuis. Dat is een soort doolhof. Een ruimte die doodloopt. Anna loopt als het ware in de val. Maar het is ook de terugkeer naar het verleden. Er zijn allemaal afgesloten ruimten: die badkamer en die tuin en daarin zitten dan de graven van de kloosterzusters. Het is allemaal precies afgemeten, éénrichtingsverkeer, maar domme Anna gaat er altijd maar heen, zonder te zien dat het ‘the trap of history’ is. Ik had dus gepland dat haar dynamische, handelende vriendin Suzanne uit Amsterdam haar zou komen redden. Maar al schrijvende zag ik dat het Eva moest zijn. Zij heeft zelf twee kinderen, dus zij zit ook in die ketting van vrouwen die kinderen krijgen. Ze mag dan burgerlijk zijn, maar ze voelt dat soort dingen toch veel beter aan.
Hoe is een personage als Anna in Een zuil van zout ontstaan? Het uitgangspunt was autobiografisch, in die zin dat ik dus net als Anna weg uit Vlaanderen ben geweest. Ik heb drie jaar in het buitenland gewoond, in Engeland en Amsterdam. In die drie jaar had men een ring rond Brussel gebouwd, dus aanvankelijk had ik veel moeite om m'n weg terug te vinden. Mijn ouders woonden in Strombeek, even ten noorden van Brussel, bij Grimbergen. Die ring scheidt Strombeek nu van Grimbergen. Als kind had ik heel veel daar gefietst met mijn broer en al die wegjes daar waren verdwenen. Precies op het punt waar nu de afslagen zijn naar Strombeek en Grimbergen, heeft vroeger de boerderij van mijn grootouders gestaan. Die was begin jaren vijftig onteigend voor die ring, die dus twintig jaar daarna pas gebouwd is. Ik herinner me nog heel vaag dat m'n vader thuiskwam en zei dat ze de boerderij aan het afbreken waren. De symboliek is natuurlijk duidelijk: de ontmoeting van het agrarische en het industriële tijdperk. Als ik dus met mijn wagen naar mijn ouders reed, dan ging ik over het erf van mijn grootouders. Het was de werkelijkheid, maar ik was ervan overtuigd dat men het gezocht zou vinden als het in het boek stond. Dus heb ik het allemaal een beetje verschoven en het boek z'n eigen gang laten gaan. Mijn uitgangspunt was weggaan en terugkeren. Het andere was de confrontatie met een verleden waarvan de sporen zijn uitgewist. Je kunt je niet voorstellen hoe fundamenteel het fysische landschap rondom Brussel veranderd is. Ik vraag me dan af of dat een goede of een slechte zaak is, maar ik geef er geen antwoord op, denk ik. Het is geen nostalgisch boek.
Waarom stel je die vraag dan? Ja, de vraag, vind ik, moet wel gesteld worden.
Maar je weet bij voorbaat al dat je hem niet zult beantwoor- | |
[pagina 39]
| |
den. Ik onderzoek het.
Je onderzoekt de vraag? Ja. Je kunt er gewoon moeilijk direct antwoord op krijgen. Heel praktische mensen zeggen: nou hu, ga naar Bokrijk, daar is nog een soort openluchtmuseum en daar kun je nog dergelijke boerderijen zien, niet gezeurd mens. En als je perse wat land, verleden en zo wilt zien, rijd dan een beetje weg van de stad, daar zie je ze wel.
Is het niet een mechanisme om dat soort vragen te stellen zonder ze te beantwoorden? Door de vraag niet te beantwoorden, maar wel de verschillende aspecten ervan te onderzoeken, toon je aan hoe complex de vraag is, hoe er geen pasklare antwoorden bestaan.
Een verhaal als ‘Vrieskou’ is heel makkelijk te lezen als een verhaal met een boodschap. Een verhaal over de vervreemde maatschappij waarin men niet naar elkaar kan luisteren en daardoor worden de mensen eenzaam en plegen zelfmoord. Dus het moet anders. Die conclusie knoop jij eraan vast. Ik wil alleen het mechanisme dat in de situatie aan het werk is, bloot leggen. Ik zeg: zo gaat het. Hoe had het anders gekund? Vertel me eens.
Anja, de getrouwde vrouw, had wel eens kunnen zien hoe slecht het ging met de jongen die zo hopeloos verliefd op haar was. Ja, en dan zouden ze gepraat hebben en dan zou zij toch naar huis moeten naar haar man en hij zal alleen en gefrustreerd achterblijven.
Natuurlijk. Maar er zijn toch wel dingen op te lossen met praten. Ik vind het altijd mooi, het geloof dat mensen in het praten hebben. Daar klampt onze maatschappij zich aan vast, dat dingen op te lossen zijn met praten. Nou, je kunt heel even wat pijn wegnemen, er kunnen heel even afleidingsmanoeuvres zijn...
Maar die jongen heeft haar in zijn hoofd... Hij heeft ook allerlei andere dingen in zijn hoofd. Hij denkt dat-ie kanker heeft. Het is een vreselijk anaal type, ken je dat?
Ik ben psychologisch niet zo onderlegd. Je hebt orale mensen, die zijn op anderen gericht, die willen altijd maar iets doen voor de ander. En anale mensen zijn op zichzelf gericht.
Ja ja. Nou zeg nog eens.
Hij is gefixeerd op haar, maar zou zich beter op iemand anders kunnen fixeren. Mm... Dat doet hij ook. Dan gaat-ie naar een lijk in dat verhaal.
Maar denk je niet dat mensen ook gewoon computers zijn die een andere kant uitgaan als je ze een beetje herprogrammeert? Het heeft bij jou een bijna mystieke klank. Het is nu eenmaal zo, er is niks meer aan te doen. Er is in beperkte mate misschien iets aan te doen, maar heb jij ooit gepraat met mensen die erg gedeprimeerd zijn? Of met mensen die zich vastklampen aan een bepaalde relatie, al ziet iedereen van dat kan niet? Mijn ervaring daarbij is dat je het honderd keer tegen iemand kunt zeggen, tweehonderd keer, maar de kracht om te veranderen moet uit iemand zelf komen. Je kan staan wuiven en springen, je kan die mensen meesleuren op vakantie. Dan zullen ze waarschijnlijk de hele vakantie voor iedereen verknoeien, zitten ze met zo'n gezicht. Ineens kunnen ze veranderen. Of ze veranderen niet.
Iets heel anders. Lees je boeken van jonge Amerikaanse schrijvers als Bret Easton Ellis, Jay McInerney en David Leavitt? Ramson van Jay McInerney heb ik klaarliggen voor de vakantie. Leavitt ben ik gaan lezen omdat in een recensie stond dat wat bij Leavitt schitterend was, bij mij geen literatuur opleverde. Die recensent ging er dan ook vanuit dat ik Leavitt aandachtig gelezen had. Toen ben ik dat dus | |
[pagina 40]
| |
gaan doen. Ik vind hem heel knap. Over The Lost Language of Cranes heb ik een heel enthousiaste recensie geschreven in De Morgen. Maar die gelijkenis met mij zie ik niet. Omdat hij heel duidelijk wel een boodschap heeft. De meest negatieve figuur is de moeder, die weigert te praten. En de boodschap is dat we moeten blijven praten. In die scène op het eind wil de vader met zijn zoon praten over zijn homofilie. De zoon heeft daar veel moeite mee en voelt zich gedeprimeerd. Maar hij zegt aan zijn vader dat hij doet wat hij moet doen en dat is praten. Het symbolische verhaal van de verloren taal der kranen sluit daar natuurlijk prachtig bij aan. De boodschap klinkt erg mooi, maar in werkelijkheid ligt alles veel moeilijker. Die jonge Amerikaanse schrijvers profileren zich heel duidelijk naar de media toe. Het zijn bijna popsterren. Maar dat krijg je hier in Vlaanderen ook meer. Tom Lanoye en Herman Brusselmans. Dat heeft te maken met de persoonlijkheid van de auteur. Je leert het voor een stuk wel, op te treden als een publiek persoon. Dat hoort bij op een podium zitten en je laten interviewen en stukjes voorlezen enzo.
Bij Herman Brusselmans zijn persoon en boek steeds meer één produkt geworden. Zoals je een stukje van Reve en Maarten 't Hart koopt, zo koop je binnenkort een stukje Brusselmans, niet een specifiek boek. Het is niet dat ik dat niet wil, maar het hoort niet bij me om dat zo te doen. En als je Herman ontmoet, is dat een hele andere Herman dan de Herman van de boeken of de interviews. Dus als de lezers denken van ‘ik koop een stukje Herman’, dan is dat niet zo. Hij is veel liever, misschien intelligenter en zachter en weet ik veel wat. Volgens mij kun je dat soort dingen trouwens niet plannen. In mijn ervaring hangt het sterk af van je respons in de pers. Je stuurt zo'n tekst op, het wordt uitgegeven en dan komen er telefoontjes. En ik ben misschien supernaïef, maar ik denk of je wel of niet geïnterviewd wordt, dat heb je toch niet in de hand. Je kan misschien proberen een goede beurt te maken bij het ene optreden en dan word je misschien gevraagd voor een ander.
Je kunt je toch voorstellen dat je journalist bent. En je hebt de keuze uit vijf redelijk onbekende schrijvers. Dan kies je toch degene waar je het meest spraakmakende verhaal mee kunt maken? Waarom heb je mij dan gekozen?
En, omdat ik dacht dat het bij jou leuk doorvragen is, dat er altijd wat achter zit. En valt het mee? Nee, flauw. Tja, roem. Ik werd gevraagd om voor De Morgen een interview te doen met Germaine Greer en dan staat er een grote kop op de voorpagina: Germaine Greer meets Kristien Hemmerechts. Dat vind ik natuurlijk wel aardig. Maar hoe kun je zoiets plannen? Dat zijn dingen die langzaam groeien. Ik kan voor mezelf wel een bepaald imago creëren, maar als het louter een constructie is, dan val ik toch door de mand.
Kijk je vaak televisie? Vroeger wel, maar nu niet meer. Ik heb er ook geen. Daarin ben ik dus ook super oubollig. Ik heb heel veel moeite met de visuele cultuur, met de overdondering door beelden wat je in de videoclips krijgt. Ik mis het nieuws, dat wel. Ik vind televisie prettig als ik moe ben en ik heb nergens zin in. Maar dan kun je net zo goed naar de film gaan.
Is er een Nederlandstalig boek dat je wereldliteratuur kunt noemen? Wat Couperus geschreven heeft is absoluut prachtig. Zo mooi, dat je zin krijgt om er een potje bij te huilen. Louis Paul Boon, daar ben ik ook gek van. Van Claus ben ik niet zo'n fan, al zou je dat eigenlijk niet mogen zeggen. Wel zijn toneelstukken. Zijn romans, daar word ik niet door gegrepen, zoals wel bij Elsschot, uiteraard, Nescio. Bij vrouwen dan zou ik heel hard moeten nadenken, dat is een schande hè. In de Engelse literatuur heb ik zelf een inhaalmanoeuvre verricht en ben ik systematisch werk van vrouwen gaan lezen om die lacune te vullen. Maar dat heb ik voor de Nederlandse niet gedaan. In mijn stapeltje voor de vakantie zit dan wel Renate Dorrestein.
Je schrijft niet echt Vlaams, meer Nederlands? | |
[pagina 41]
| |
Ja hoor eens, jullie moeten toch maar eens leren dat wij geen Vlaams praten maar Nederlands. Er is één taal, het Nederlands, en daarin zijn een aantal varianten, zoals een typische Haagse en een typische Amsterdamse en het typisch Vlaamse.
Als ik Het verdriet van België lees word ik geconfronteerd met bijna een andere taal. Daar wordt een andere variant gebruikt. Maar die is ook niet typisch voor hét Vlaams. Ik zou nooit over mezelf zeggen dat ik Vlaams spreek. Ik spreek Nederlands.
Maar had men, toen je in Amsterdam woonde, niet heel snel door dat je Belgisch was? O ja. Het was in die tijd niet leuk, het waren de hoogtijdagen van de Belgenmoppen. Je werd geconfronteerd met een sterke mate van arrogantie.
Maar die bestaat toch nog steeds? Ja, maar ik heb het gevoel dat het toch wel iets afgevlakt is, dat er meer werkelijke interesse is vanuit Nederland voor Vlaanderen. Jij zit nu hier toch ook?
Maar voor mij blijft het een raar landje. Een charmante rotzooi. Je moet begrijpen dat het twee verschillende culturen zijn. Als ik in Amsterdam ben bij vrienden, dan moet ik ook af en toe mijn lachspieren in bedwang houden. De manier waarop er aan tafel soms geconverseerd wordt. Alles is altijd ‘leuk’ bij Nederlanders. God, maar als ik jou zo hoor dan kan ik beter niet naar Nederland komen. Ik heb weinig zin om als een stuk folklore tentoongesteld te worden.
Je bent een van de zeer weinige jonge schrijfsters. Dat zou wel eens omgekeerde discriminatie kunnen laten ontstaan. Ja, ik denk dat heel wat recensies daardoor gekleurd zijn. Het zijn nooit sekseloze recensies. Ik denk dat de stem in mijn werk duidelijk de stem van een vrouw is.
Maar geen vrouwenliteratuur. Bij het woord vrouwenliteratuur denk ik altijd aan maandverband. Het is een vreselijke term.
Een zuil van zout is het eerste boek dat ik ken dat een zwangerschap als onderwerp heeft. Als onderwerp in de literatuur is het nieuw. Ja, mooi hè. Dat is goed voor de journalisten. Ja, ik ben soms een beetje cynisch. Eigenlijk ben ik erg lief hoor. Wat ik bedoel is dat er wel degelijk iets bestaat als een vrouwenstem, een vrouwenstandpunt en dat blijkt niet alleen bij het al dan niet praten over bloedverlies en kinderen baren en het vrouwelijke orgasme, maar dat blijkt ook uit de manier waarop je schrijft over dingen die zowel vrouwen als mannen kunnen ervaren. Het is belangrijk dat vrouwen niet gaan bewijzen dat ze ‘one of the boys’ zijn, meer man dan de mannen, maar dat ze zich wel degelijk ook als vrouw opstellen.
Hoe denk je over het postmodernisme? Ik denk eerder dat ik modernistisch ben. Ik denk dat voor mij het mooi klinken van bepaalde zinnen nog te belangrijk is of zo. Het postmoderne heeft te maken met vermenging van genres en dat doe ik dus niet. Kathy Acker, dat lees ik eigenlijk niet graag. Daarin ben ik dus ook heel ouderwets. Heel wat studenten van me vinden het prachtig. Ik hou dus meer van een verhaaltje. We weten allemaal dat het maar een verhaaltje is, dat het niet echt is, dat is ook de boodschap van het postmodernisme. Mijn verhalen hebben zoveel leemtes dat ik bij interviews al die waarom-vragen krijg. Bij m'n eerste interview wist ik niet hoe ik het had. Waarom deed Anna dit en waarom niet dat? Toen besefte ik dat ik toch een soort levensvisie moest gaan formuleren. Ik denk dat ik er ooit maar eens een boekje tussendoor gooi waarin ik het allemaal uitleg. |
|