Bzzlletin. Jaargang 17(1987-1988)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] A A.D. Hope Gedicht Australie Een volk van bomen, naargeestig groen en troosteloos In het gevechtstenue van deze eeuw Bevlekt elke bergrug, lang-gerekte klauw Van Sfinx of stenen leeuw, verweerd en broos. Onterecht wordt zij een jong land genoemd: Zij is het laatste der landen, het leegst, Een vrouw net na de overgang, de borst Nog zacht maar de schoot tot dorheid verdoemd. Zonder architectuur, geschiedenis of zang-- De emoties en het bijgeloof van een jonger land-- Lopen haar rivieren leeg in een zee van zand, Een stupide stroom, die, onmetelijk lang, Haar monotone stammen verdrinkt van oost tot west. Als zich daar tot slot de laatste mens begeeft Is zijn trots niet dat hij leeft maar overleeft: De laatste soort die de stervende aarde rest. En haar vijf steden als wemelende zweren: Elk zuigt haar uit: een uitgestrekt leeglopersland Waar aan de rand van vreemde kusten afgedankt Schuwe Europeanen welig tieren. Toch zijn er zoals ik die van de thuiskomst dromen, Weg van de jungle van het hedendaags denken, En die het braakland van de geest zien wenken: Hopend, als zieners nog uit de woestijnen komen, Dat zulk een woest scharlaken op zal doemen Als geen groen grasland durft--een geest die ontkomt Aan de geleerde twijfel en waarbij het gekwek verstomt Van beschaafde apen dat ze ginds beschaving noemen. (Vertaling: Hisgen-van der Weel) Vorige Volgende