me dat voetbalveld later overigens wel leren tekenen.
In hetzelfde boek staat een kort zinnetje: ‘De meeste van zijn maningen was ik in de loop der jaren gaan delen, maar dat had ik hem nooit gezegd.’
Mijn vader en ik hebben allebei sterke karakters, dus we zijn het nog steeds niet altijd eens. Hij is inmiddels tachtig en ik vierenveertig. Het is een sterke man. Hij schildert nog de hele dag en hij schrijft ook. Toen Jeroen en ik kinderen waren, schreef hij een feuilleton voor ons, dat elke ochtend voor ons klaar lag, over Pol en Bijkôh die allerlei avonturen beleefden.
Je komt uit een creatieve familie. Je moeder is filmvertaalster, vader kunstschilder, broer filmacteur.
Mijn moeder kwam vanuit een administratieve functie vanwege haar interesse in taal als vertaalster op een filmkantoor. Ze had zeker ook literaire ambitie. Ooit is er een reisimpressie van haar geplaatst in De Groene en in de jaren vijftig of zestig schreef ze een bakvissenserie over de hoofdpersoon Maartje de Wit, gebaseerd op het hoorspel De jeugd vliegt uit.
Ze is een echte lezeres en ze weet heel veel van de Nederlandse literatuur. Vierenzeventig is ze en ze zit nog steeds achter de schrijfmachine om films te vertalen. Van moederskant zijn we in de verte overigens nog familie van Meryl Streep. Een verre oom van ons heette Streep, omdat hij afstamde van geëmigreerde analfabeten, die, als ze hun naam moesten schrijven, zeiden: ‘Zet u maar een streep.’ Het is leuk om zulke ouders te hebben, die op hun leeftijd zo alert, helder en werkzaam zijn, met plezier in het leven. Ik ben daar erg trots op. Voor mijn moeder hebben haar zoons, gezien haar interesses, zo'n beetje haar dromen ingevuld, want het is toch niet niks een zoon te krijgen die zo ongeveer de beroemdste filmacteur van Nederland is.
Is er broederlijke rivaliteit tussen Jeroen en jou?
Ik ben op een bepaalde manier wel heel erg jaloers op Jeroen, vooral op zijn werklust en vechtlust. Als jongere zoon had hij een zeker voordeel: hij was de jongere zoon, en dat is een handicap. Er is niets zo mooi als de combinatie van talent en handicap. Zoals wij zijn opgevoed was de tweede te zijn zeker een handicap. Ik als oudste had een aura en ik was bij voorbaat een genie, vooral met wat dweperige tantes. In het nakomertje waren die niet meer geïnteresseerd. Een klassiek voorbeeld van het lelijke-eendje-thema. Later blijkt het jong zich heel bijzonder te ontpoppen en zelf het vermogen te hebben te vechten en absoluut zeker te weten dat hij iets kan.
Bovendien is er de factor van het ook inderdaad hebben van talent. Ik heb in het begin last gehad van te veel wind mee. Je moet wind tegen hebben...
Zou je willen dat je zoon in jouw voetsporen zou doorgaan?
Tot mijn dertigste riep ik domme dingen als in de liedjes van Boudewijn de Groot: Een zakenman met een bord voor zijn kop. Nu ben ik wel in staat om het creatieve en bewonderenswaardige in te zien van iemand die een zakenimperium weet te stichten. Ik hoop dat mijn zoon iets creatiefs gaat doen, maar dan breder dan ik op m'n vijfentwintigste. Hij moet óf wereldkampioen schaker worden, óf de Tour de France winnen, óf de Nobelprijs voor literatuur krijgen. Eén van de drie is genoeg...
Zo prestatiegericht ben ik nu ook weer niet. Maar om hem nou als wiskundeleraar in Deventer te zien stranden...
Hoe denk je over succes?
Succes is heel belangrijk, maar het komt als je er geen behoefte meer aan hebt. In die zin heb je nooit succes, want je hebt er nooit wat aan. Nee, dat is niet helemaal waar, want je kunt plotseling een boek geschreven blijken te hebben, zoals Jan Kuitenbrouwer met Turbotaal, waarvan honderdduizenden exemplaren verkocht zijn. Ik ben nooit in de buurt geweest van het grote literaire succes, maar wie weet gebeurt het nog eens.
Onlangs werd in de Volkskrant jouw roman Het gouden ei in gunstige zin vergeleken met The case of Thomas N. van John David Morley. Vooral de theorie van de moordenaar zonder motief en de voorbereidingen op de moord zouden in detail overeenkomen.
Ja, dat was heel leuk. Nabokov schreef eens dat het vleiender is om in een voetnoot te worden genoemd, dan dat er een monografie aan je wordt gewijd. Wat ook leuk is: antwoord te zijn in een quiz op de televisie. Minder vleiend is coverstory te zijn in de Haagse Post of een groot interview in een literair blad.
Het gouden ei is trouwens vertaald in het Engels in opdracht van de Stichting Literaire Vertalingen, maar is nog niet uitgegeven. Er is contact met Amerika over een uitgave, maar het heeft zijn lengte tegen. Een Nederlandse roman heeft veertigduizend woorden en een Amerikaanse honderdduizend standaardmaat. Een boekje van drieëntwintigduizend woorden als Het gouden ei is moeilijk aan de man te brengen. Het is gewoon een kort verhaal.
Een van de kenmerken van je werk is dat het vormkrachtig is.
Dat weet ik niet, ik streef van de abstracties in de literatuur niets bewust na en kan dus geen antwoord geven op vragen over stromingen en voorbeelden. Ik probeer bewust enigszins naïef te blijven. Ik heb wel bepaalde normen waaraan mijn proza moet voldoen, maar die staan niet op een papiertje bij elkaar. Die zitten in mijn persoonlijkheid.
Werk je met schema's?
Ja, ik werk met gigantische hoeveelheden omringende papieren. Zo'n dun boekje als Het gouden ei heeft kilo's aan begeleidend papier.
Dus je hebt van te voren uitgedacht hoe je een verhaal wilt construeren?
Ja, in grote lijnen staat het verhaal in tien seconden vast. Een belangrijk punt daarbij is dat je als je ingrediënten voor een verhaal bij elkaar gooit, niet weet of het verhaal