Bzzlletin. Jaargang 17(1987-1988)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Daan Cartens Gedicht Niets is er, niets, de woorden al doodgedacht, vinger- lengte wijd; vinger, arm, de brede tijd van onze jeugd op een sokkel. Nooit zijn er anderen, want niemand wordt iemand behalve in dromen. Niets blijft er, niets dan de slaap die ons tot kinderen kust, hoofdmannen in een heelal van speeltuinen en diergaardes onder het donkerste bed. Tot wij ontwaken en weten dat opgezet ook een beweging is, maar zonder ontkomen. Niets zijn we, niets dan de steen zonder letters of woorden die ons dekt in afgezet zand. Naamloos. Vergeten. Een mot in de kraag van de jaren gebleven en gedwee door het gat van de dag naar de nacht ontvoerd en gekist. Niets moeten we, niets. Er is geen droom die leven heeft. Er is geen kind dat slapend spreekt, dus: glijd met het water tot de grond onder voeten verdwijnt, want lopen leerden wij nooit; roei tot het eiland der Vaderen, poeder de doden en vergeet en vergeet. Vorige Volgende