directeur van de Toonder Studio's. Men kan mij verwijten... laat ik het zo zeggen: ik neem het mezelf kwalijk dat ik het in deze afgelopen jaren niet echt heb aangepakt.’ Hoofd In- en Externe Communicatie Bob Linschoten lijkt het niet echt nodig te vinden dat ik deze zelfbeschuldiging precies opschrijf.
Want veel heeft Kroon zich inderdaad niet te verwijten. Imiddels is Toonder Studio's uitgegroeid tot de grootste audio-visuele produktiemaatschappij van Nederland. Lag oorspronkelijk het accent op strips en tekenfilm, nu maakt live-action (film, video) het leeuwedeel van de produktie uit. Er worden voorlichtingsfilms gemaakt voor de overheid (alle ministeries blijken volgens de brochure opdrachtgever te zijn), voor bedrijven en stichtingen. TV-commercials, bedrijfsdocumentaires en reportages, veertig vaste medewerkers en een groot aantal free-lancers zorgen voor een jaaromzet van 9 miljoen gulden. De afzonderlijke Bommelverhalen worden door de Toonder Studio's geëxploiteerd, Panda wordt hier gemaakt en als jeugdstrip verschijnt in Donald Duck de Bommel-balloon.
In 1986 zei Marten Toonder tegen De Groene Amsterdammer: ‘Ze trokken Bert Kroon aan als directeur, een fantastische vent, had ik die maar eerder leren kennen, dan was m'n hele leven anders geweest.’
Bert Kroon: ‘Voor deze uitspraak heb ik Marten uiteraard berispt. Het klopt immers niet wat hij zegt. Hij is vijftien jaar ouder dan ik. Toen hij op zijn top was, was ik pas 25 jaar. Wat hij waarschijnlijk bedoelt, is dat ik hem behoed heb voor miskleunen. Laten we eerlijk zijn: Marten heeft zich veel laten besodemieteren. Nog steeds trouwens.
Toentertijd was het een zaak die door artiesten werd geleid. Nu is er een strak zakelijk beleid. Ze waren toen niet altijd even economisch bezig. Ik weet nog dat ze spotjes maakten voor Engeland. Zij rekenden 5.000 gulden per stuk. Er was kennelijk niemand die hun zei dat dezelfde spotjes in Engeland het tienvoudige kostten. Er werd gewerkt in de sfeer van: wij zullen wel eens even laten zien wat we allemaal kunnen. IJdelheid, hè.
Marten heeft een verstandige beslissing genomen door ermee op te houden. Hij was geen goed zakenman. Je weet uit de strip hoe Marten over zaken-doen denkt. Het gaat al snel de kant op van Bul Super en Hiep Hieper. Financieel waren de Studio's geen doorslaggevend succes.’
In zijn levensoverzicht schrijft Toonder niet voor niets: ‘1965. De zakelijke beslommeringen worden steeds groter. (...) In plaats van een schrijvend stripmaker ben ik een ondernemende werkgever. Dat komt mij stuitend voor, en ik besluit me in Eire te vestigen om mij zonder al die afleiding aan het werk te kunnen wijden.’
Daarmee kwam voor Toonder een einde aan ruim twintig jaar ondernemerschap in de Marten Toonder Studio's die hij officieel in 1943 had opgericht. Een jaar eerder was hij een compagnonschap aangegaan met Joop en Wim Geesink onder de naam Geesink-Toonder Productie. Eerst nog in de Vijzelstraat 22, het woonhuis van Geesink, daarna op de Nieuwe Zijds Voorburgwal 230-232. Vrij snel komt er aan die samenwerking een einde: Geesink gaat verder met de poppenfilms, Toonder neemt de strips en tekenfilms onder zijn hoede. Vele jaren later, in 1972, gaat Geesink Filmproductie op in de B.V. Toonder Studio's en verhuist naar Kasteel Nederhorst. De familie is weer herenigd. ‘Het was in die oorlogstijd ook een echt groot gezin,’ zegt Bert Kroon. ‘Toonder had vijftig of zestig striptekenaars in dienst. Iedereen die bij wijze van spreken een potlood kon vasthouden, werkte daar om transport naar Duitsland te ontlopen. Er liepen daar grafici rond die perfect persoonsbewijzen konden namaken. Er werd geweldig gerotzooid. Toonder had de opdracht gekregen om een Tom Poes-speelfilm te maken. Maar die is natuurlijk nooit afgekomen. Het was wel een uitstekende mogelijkheid voor tekenaars om aan het werk te blijven. In 1944 kon het echt niet meer.’
In oorlogstijd stonden de persen van DAVID, De Algemene Vrije Illegale Drukkerij, bij Toonder. Zijn huisadres was tevens contactadres van de Geheime Dienst Nederland. Metro verscheen, een satirisch blad, ‘waarin je je haat kon uitleven in zure grappen en tekeningen.’
In de studio's werden reclamefilmpjes gemaakt voor Philips, met Tom Poes en Bommel in de hoofdrol. Omdat heer Bommel aan het einde van het verhaal ervoor zorgde dat er bijvoorbeeld een lamp ging branden, van Philips, was er sprake van een happy-end. De filmpjes werden voor de bioscopen gemaakt.
In de vroege jaren vijftig werden er twee wat langere tekenfilms uitgebracht: Golden Fish en Moonglow. Het was de tijd waarin de tekenfilm erg populair was. Vanuit Amerika kwamen de avondvullende bioscoopfilms: Sneeuwwitje, Bambi, Pinokkio, Assepoester. Toonder Studio's had het ook geprobeerd. Marten Toonder in Het Parool (2 februari 1983): ‘In '52 begon ik aan mijn eerste hoofdfilm, een miljoenen-project dat mogelijk gemaakt werd door Frits Strengholt en de steun van de regering. Strengholt stierf echter in het prille begin en de regering trok zich ijlings terug, zodat ik met schulden achterbleef.’
Het was al een keer eerder misgegaan, maar dan in stripvorm. In Tom Poes en de Superfilmonderneming (1944) zou heer Ollie een film regisseren, maar het blijkt een en al bedrog te zijn.
‘Toonder heeft altijd een grote film willen maken,’ zegt Bob Linschoten. ‘Zo gek is dat niet. Een strip is opgebouwd als film. Iedere strip houdt actie in. Als striptekenaar wil je die beweging ook daadwerkelijk zien.’
Bert Kroon vult aan: ‘Marten wilde altijd alles zelf doen. Het stoorde hem als anderen het werk overnamen. Misschien had hij Als je begrijpt wat ik bedoel het liefst helemaal alléén gemaakt. Dan was het de mooiste film van de wereld geworden. Alleen was-ie dan in het jaar 2010 nog steeds niet voltooid.’