verliefd is. Maar Friedje blijkt toch de warmste gevoelens bij hem op te roepen en in haar ziet hij veel dat hij herkent, zoals de wat ironisch-afstandelijke kijk op de ‘zielige wereld’.
Het zijn deze en andere, soms wat Adrian Mole-achtige observaties die de beide Kruierboeken tot zeer aangename lectuur maken. Geen spectaculaire actie, maar een ontroerend en humoristisch portret dat de lezer soms net zo hoofdschuddend gadeslaat als die oude heer uit het hoofdstuk ‘Kinderen’. Hij ziet Ko bezig in het park als deze, voor een middag babysit van een anarchistisch zoontje van tweeverdieners, het jongetje enig gezag probeert bij te brengen. En leunend op zijn wandelstok verklaart de oude man plechtig: ‘Te oud voor de jeugd, te jong voor volwassenheid, o, zachte zaligheid der puberteit, waar zijn uw schone en kwade dagen gebleven?’
Vóór de Kruierboeken publiceerde Peter van Gestel nog drie jeugdboeken: Schuilen onder je schooltas, Joost, of de domme avonturen van een slim jongetje, waarvan in 1984 door Ruud Schuitemaker en Froukje Bos een prachtige korte jeugdfilm is gemaakt, en Het meisje zonder muts. In dit laatste boek komt een meisje voor, Saartje, dat net zo'n rijke fantasiewereld heeft als de hoofdfiguur Peer, en het is waarschijnlijk geen toeval dat het belangrijkste personage uit Van Gestels laatste jeugdboek dezelfde naam draagt.
Saartje en het blauwe huis is het eerste boek met een meisje in de hoofdrol en is thematisch sterk met het andere werk verbonden, ook al is er een belangrijk verschil. Ook nu staat een kind centraal dat weinig steun ondervindt van de wereld van de volwassenen en zich daardoor buitengesloten en op zichzelf teruggeworpen voelt, maar sterker dan voorheen is er deze keer sprake van een stuwende verbeeldingskracht die het verhaal een fantastische wending geeft.
Saartje, acht jaar, woont met haar veel uithuizige moeder, een concertzangeres, en een oudere man, Klopbof genaamd, een wat onduidelijk huishoudelijk factotum, in een mooi blauwgeschilderd huis. Ze vindt onvoldoende weerklank voor haar angsten, verlangens en dromen en dat maakt dat ze zich, vooral 's nachts, een wereld schept waarin, op een vervormde, licht allegorische wijze personen, gebeurtenissen en gevoelens uit de dagelijkse realiteit een rol spelen. Als Theodora, een vriendin van Klopbof, met haar dochtertje Sofje een tijdje komt logeren krijgt het in aanvang realistische verhaal langzaam maar zeker een fantastisch perspectief.
Saartje en Sofje trekken er 's nachts, bij volle maan, op uit en beleven allerlei niet altijd even duidelijke avonturen. Sofje, die een heel ander gedrag vertoont dan overdag en in een katachtige gedaante verandert, neemt daarbij het voortouw: ‘Als je de Nacht wil zien, moet je niet over de Dag praten, en over al de vervelende dingen van de Dag, want dan blijft de Nacht weg.’ De lezer wordt via de relatie tussen de beide meisjes op het spoor gezet van hun spiegelbeeldige verwantschap: ‘Sofje is Sofje, dacht ze, en ik ben Saartje. Helemaal zeker was ze niet. Misschien was zij Sofje wel...’ Zo verschijnt een vlakbij wonende oude vrouw als een heks temidden van een kamer vol katten die Saartje opsluit. Daaruit wordt ze bevrijd door haar vader, die ze nooit gekend heeft. Hem maakt ze levend door enkele details die ze van haar moeder heeft gehoord: een lange figuur, met zijn haren door de war, twee verschillende sokken en een kapot brilleglas, die niet weet wat een stofzuiger is. En ook Klopbof, met zijn gezagsgetrouwe commentaren, loopt door de nacht met een ladder en bussen verf en dreigt het blauwe huis rood te schilderen.
Voor wie dat wil kan in het blauwe huis een evocatie lezen van Saartjes verbeelding en de daarin optredende personages zien als afsplitsingen van haar tegenstrijdige gevoelens. Saartje en het blauwe huis is een intrigerend, maar bepaald geen eenvoudig boek. Van Gestel verwacht veel van zijn lezers en het is lang niet altijd even helder wat er waarom gebeurt. De nachtelijke verwikkelingen vragen, ook al door de soms wat beschouwelijk aandoende dialogen, een nauwgezette leeshouding. Maar het resultaat is een indrukwekkend en wondermooi portret van de soms vrolijke, soms trieste, maar altijd rijke binnenwereld van een gevoelig meisje.
Jeugdboeken van Peter van Gestel:
Schuilen onder je schooltas, Van Goor, 1979. |
Joost, of de domme avonturen van een slim jongetje, Van Goor, 1981. |
Het meisje zonder muts, De Fontein, 1982. |
Uit het leven van Ko Kruier, De Fontein, 1984. Bekroond met een Zilveren Griffel in 1985. |
Ko Kruier en zijn stadsgenoten, De Fontein, 1985. Bekroond met de Nienke van Hichtum-prijs 1987. |
Saartje en het blauwe huis, De Fontein, 1987. |
Alle boeken van Peter van Gestel zijn geïllustreerd door Peter van Straaten. |