Hans Bouman
De mens als falende God
Matt Cohen en de onweerstaanbare moloch van de geschiedenis
Hoewel hij geenszins een bekend auteur mag worden genoemd, is Matt Cohen dankzij het succes van het vorig jaar in vertaling verschenen De Spaanse dokter (The Spanish Doctor, 1984) in ons land minder anoniem dan veel van zijn Canadese collega's. De Spaanse dokter is een meeslepende historische roman, die hier nog juist op tijd verscheen om een graantje mee te kunnen pikken van de Middeleeuwen-hausse, die inmiddels wat lijkt te zijn geluwd. Met deze woorden wil geenszins gesuggereerd zijn dat we hier met een modieus boek te maken hebben. Het thema van De Spaanse dokter is immers van alle tijden en de auteur had met gemak voor een andere periode in de wereldgeschiedenis kunnen kiezen. Sterker: dat deed hij ook, twee jaar later, in de nog onvertaalde roman Nadine, die zich tussen 1940 en 1982 afspeelt.
Deze jaartallen en de naam van de auteur indachtig, is het niet moeilijk te bedenken in welke richting we moeten zoeken voor het ‘eeuwige’ thema van beide boeken. Zowel Avram Hasdai, de Spaanse dokter, als Nadine Santangel, worden geboren tijdens extreme erupties van jodenhaat. Allebei overleven ze die, doch de rest van hun leven zal in het teken van de verwerking van deze gebeurtenissen blijven staan. Wat voor veel joden het einde was, is voor Avram en Nadine het begin.
Zowel De Spaanse dokter als Nadine zijn het verslag van een rusteloze zoektocht, van een streven het evenwicht te hervinden dat in het verleden zo wreed verstoord is. Uiteindelijk behelsen zij niets minder dan een queeste naar zelfverwezenlijking.
Cohen beschrijft deze processen op de wijze van een traditionele verteller. De anekdotiek wordt niet alleen bijeengehouden door de rode draad, gevormd door het leven van de hoofdpersoon, maar ook door een rijkgeschakeerde symbolische structuur, die belangrijke gebeurtenissen voorbereidt en in een zinvol verband plaatst. Dit zorgt ervoor dat beide verhaallijnen, hoe kris-kras ze ook over de aardbol lopen en welke grote tijdsspannes ze soms ook overbruggen, elk moeiteloos een geheel vormen. Bovendien blijken beide lijnen, ondanks zeer verschillende verhalen die ze volgen, verrassend parallel te lopen.
Middeleeuws Toledo. Al sedert honderden jaren staat de Spaanse stad bekend als het Nieuwe Jeruzalem: een zeldzaam veilig thuis voor de volgelingen van de Hebreeuwse God. Maar in 1369 heeft de geschiedenis andere plannen. De soldaten van Hendrik Trastamara trekken moordend, plunderend en verkrachtend door de joodse wijk. Een van de slachtoffers van zo'n verkrachting is Ester Espinoza de Halevi. Negen maanden later wordt haar zoon Havram geboren: ‘een vergissing, geplant in de nacht dat Mars en Venus tot één enkele ster versmolten.’ (p. 56)
Zeven jaar later treft het noodlot Toledo opnieuw. Ditmaal zijn het geen soldaten, maar boeren die de joden - veelal werkzaam als pachtinners - de schuld geven van de hoge pachten waaraan ze ten gronde gaan. Het oude verhaal van de boodschapper en de boodschap. Bij deze gelegenheid wordt de jonge Avram ‘bekeerd’: al kruipend wordt hij gedwongen trouw te zweren aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zo wordt Avram een ‘marrano’: een gekerstende jood.
Jaren later gaat Avram in Montpellier medicijnen studeren en leert zichzelf beschouwen als ‘een nieuwe mens voor een nieuw tijdperk’: hij heeft de droom dat hij een jood zal zijn die beschikt over de intelligentie, de kennis en de wilskracht om te ontsnappen aan ‘de nietige, angstige enclave waarin hij was voorbestemd zijn dagen te slijten.’ (p. 33-34) Dè gelegenheid om zich in die hoedanigheid te bewijzen krijgt hij wanneer hij het kind van de Toledose koopman Juan Velásquez ter wereld moet brengen. Pikant detail, van zeer veel belang voor het verloop van de roman, is het feit dat deze Velásquez de broer is van kardinaal Rodrigo Velásquez, vertrouweling van de paus van Avignon en mogelijk de man die het kerkelijk schisma zou kunnen dichten.
Na het succesvol ter aarde brengen van de jongste telg uit het Velásquez-geslacht, via wat de ‘beroemdste operatie uit de geschiedenis’ zal blijken, verwerft Avram zich een zekere beschermde status, althans bij de invloedrijke Juan. Deze zal hem regelmatig van pas komen, want de eigenzinnige Renaissance-vertegenwoordiger schuwt de confrontatie met de christelijke jodenhaters niet. Zo haalt hij zich de woede van de kardinaal op de hals door zijn militante neef Antonio - gevangen genomen en door de kerk gemarteld - uit diens lijden te verlossen. Voor de ogen van de kardinaal geeft Avram zijn neef een ‘opwekkend middel’, de dood ten gevolge hebbend. Slechts broer Juan kan de kardinaal vermurwen Avrams leven te sparen.
Maar een jood, Nieuwe Mens of niet, doet er verstandig aan op het juiste tijdstip de wijk te nemen en in feite is Avrams leven na deze episode in Toledo één grote zwerftocht, die hem via Barcelona, Montpellier, Bologna en tussendoor nog enkele malen Toledo, uiteindelijk in Kiev zal doen belanden. In de tussentijd zal hem weinig bespaard zijn gebleven. Zijn vrouw Jeanne-Marie en zijn dochter Sara zullen zijn vermoord en hijzelf zal twaalf jaar in de gevangenis hebben doorgebracht wegens het vermoorden van kardinaal Rodrigo Velásquez, zonder wie het kerkelijk schisma overigens evengoed wel werd opgelost.
Pas als hij, ver weg van de mediterrane cultuur waarin hij is