leden waarnaar hij niet echt omkijkt. Als gevolg daarvan voelt hij zich een buitenstaander in de stad, in de maatschappij. Maar in feite is hij net als de burgemeester een openbaar figuur, deel van het land Canada, deel van de hiërarchie. De immigranten zijn net zo goed onderdeel van de muurschildering die Toronto of Canada heet als de miljonairs.
Terug naar mijn beginvraag over verdwijningen. In In the Skin of a Lion verdwijnen veel mensen: een non, een miljonair, een maîtresse, Alice Gull. De miljonair heet Small. Gull is ook een opvallende achternaam.
Ambrose Small is geen verzonnen naam, Alice Gull wel. Ik heb geput uit een historisch voorval à la Howard Hughes. In het begin van mijn tienjaren-project vond ik die Small een fascinerende figuur die ik al schrijvend benaderde en waarbij de fantasie de ruimte kreeg. Later werden andere personages belangrijker en verdween Small gaandeweg uit mijn tekst, maar nooit helemaal. Op de achtergrond is hij zeer aanwezig. Het kwam goed van pas dat hij niet op het toneel stond, zoals Buddy Bolden in Coming through Slaughter. Ook over hem bestond zeer weinig informatie. Slechts een pagina feitenmateriaal, zodat ik kon improviseren.
Je gebruikt veel fotomateriaal ter ondersteuning van je improvisaties. Beelden zijn vluchtige feiten, hielpen die je op weg?
Inspiratie? Ja. Ik moet denken aan de scène waarbij een fotograaf de arbeiders in de tunnel in In the Skin of a Lion vastlegt en dan weggaat. Goed, dan heb je een foto, een reeks foto's, maar daarna gaat het werk gewoon door. Een foto is een voorbijgaand beeld en geeft geen enkele werkelijkheid weer. Ik begin met mijn reconstructie op het moment dat de arbeiders, net op de foto genomen, weer in beweging komen en verder graven.
Maar research is een onderdeel van je werkwijze. Je bent naar Sri Lanka gegaan, naar New Orleans, waar Buddy Bolden jazz speelde, je heb Toronto-archieven over de brug en de tunnel bestudeerd, begrijp ik uit recente interviews in NOW en andere bladen. Dan verzamel je feiten. En daarna?
Dan krijgt het fragiele thema contouren, langzaam. Ik heb geen formele onderzoeksmethode. Meer te hooi en te gras. Ik ging bijvoorbeeld drie of vier keer naar de waterleidingsinstallatie kijken, observeerde het gebouw en probeerde me voor te stellen hoe het geweest kon zijn. Dat is het: er is een beeld, daarna heb ik feiten nodig om dat beeld een basis te verschaffen. Het hele tunnelfragment van In the Skin of a Lion is geschreven voordat ik wist dat er een tunnel onder Lake Ontario was. Dat vond ik verbazingwekkend. Ik keek op een kaart en zei: hier ergens moet een tunnel zijn. Zes maanden geleden stuurde iemand mij een artikel toe over die tunnel. Ik was zo bang om het te lezen, maar het was gelukkig een ondersteuning voor mij, omdat Patrick er eerder werkte, maar dan niet als explosievendeskundige. Het verhaal over zijn vader, aan het begin van de roman, had ik geschreven en ook het slot. Maar in de eerste versie van de tunnelpassage figureerde helemaal geen dynamiter. Bovendien werd er al tweehonderd pagina's eerder van dynamiet gerept. Research op dat gebied heeft geholpen, omdat de onzekerheid over de voortgebrachte fictie werd weggenomen. Er bestaat wel degelijk een twijfelachtig verband tussen verbeelding van een bestaande stad en de feiten die al gauw overwoekerend werken. Het schrijven aan het boek was vooral daarom moeilijk en moeizaam.
Op woensdag 20 mei heb je je roman ten doop gehouden in The Salon, Queen Street, voor honderden mensen. Voordat je met het voorlezen begon verontschuldigde je je ervoor dat het een plot had.
Eigenlijk een running gag om te zeggen dat dit mijn eerste boek met een plot is. Maar het gaat er altijd om vat te kunnen krijgen op een verborgen episode in een geschiedenis waarmee ik persoonlijk verbonden ben.
Dat doe je met behulp van wisselende perspectieven. In Coming through Slaughter is er de politieman Webb die via interviews met onder andere Boldens geliefde de achtergronden van zijn verdwijning probeert te reconstrueren. De technieken die je toepast weerspiegelen je obsessie voor verdwenen personages.
Je moet mijn schrijfhouding niet als een program zien. Howard Hawks, de filmmaker, produceerde eerst Rio Bravo, in 1958, daarna Rio Lobo, in 1970, bijna dezelfde film. Maakte hij steeds dezelfde film? Hawks' reactie luidde: luister, die scène in Rio Lobo waar hij de bar inloopt en één vriend heeft die hem steunt. Hoe zou het eruit zien als die vriend hem niet zou steunen? Die scène wilde ik overmaken en op dat punt iets veranderen. Hawks wéét dat hij één echt verhaal heeft. Ikzelf gebruik blijkbaar ook steeds zo'n skeletachtige structuur om ervaringen rondom verdwenen personen te kunnen weergeven.
Jouw schrijftechnieken doen denken aan filmische technieken, shots.
Ik heb een paar scenario's geschreven. Maar belangrijker is dat ik een filmgek ben en zeer vaak naar de bioscoop ga. In In the Skin of a Lion staat een fragment over de stomme film en de geluidsfilm, die voor de immigranten een middel werd om de Engelse taal te leren.
De fotograaf Bellocq in Coming through Slaughter ontwikkelt een foto waar Bolden opstaat, terwijl de jazzmuzikant zelf een witte plek heeft achtergelaten. Hij wordt gek. Jij vult witte pagina's, een omgekeerd proces.
Ik heb een gedicht geschreven, ‘White Dwarfs’, ik zie dat je het bij je hebt, de bundel waarin het staat. Er staan versregels in als ‘Dit is voor mensen die verdwijnen/ voor hen die afdalen in een code...’ en ‘Er is mijn angst/ voor woordloosheid van/ zonder woorden te komen zitten/ steeds weer’ en ‘Waarom hou ik van mijn helden/ het meest van hen/ die naar die volmaakte rand reizen/ waar geen sociale brandstof is.’ Het is geen programmatisch gedicht, eerder een organisch vers. Het gaat om obsessies,