Pleuke Boyce
Zulke dingen gebeuren in Canada
Interview met Timothy Findley
Timothy Findley (geb. 1930) begon zijn professionele loopbaan als acteur. In 1967 publiceerde hij zijn eerste roman, The Last of the Crazy People, gevolgd door The Butterfly Plague in 1969. Beide verschenen in de V.S. na door vele Canadese uitgevers geweigerd te zijn. (Zei een potentiële uitgever over het manuscript van The Last of the Crazy People: ‘Ik ben werkelijk zeer geschokt door deze roman, mijnheer Findley. Zulke dingen gebeuren niet in Canada.’)
In 1977 werd Findley's boek The Wars wel uitgegeven in Canada en won zelfs de Governor General's Award. Daarop volgden in snel tempo Famous Last Words (1981), Not Wanted on the Voyage (1984), Dinner Along the Amazon (een verzameling kort proza, 1984) en The Telling of Lies (1986).
Een van de eerste dingen die ik Findley vraag is hoe hij van acteur romanschrijver is geworden en of hij verband ziet tussen beide beroepen:
‘Oh, ik zie zeer zeker een verband tussen de twee - vooral waar het mijn eigen schrijven betreft. Al mijn werk is in zekerezin gestructureerd als een toneelstuk, d.w.z. het is opgebouwd uit scènes. Je hebt scène één en scène twee, enzovoort, en verder zijn er de bedrijven die alles bij elkaar houden. De climax vindt altijd plaats terwijl het doek zakt wanneer een bepaald gedeelte van het verhaal op zijn einde loopt. En verder is er de taal, het gebruik van taal. En ritme, ontzettend belangrijk voor een schrijver, is iets waar je veel over leert als acteur. Je leert dat er bepaalde dingen zijn die je kunt zeggen en bepaalde dingen die je niet kunt zeggen. Bepaalde zinnen werken eenvoudig niet omdat je ze niet gemakkelijk over je lippen kunt krijgen. Er is een theorie, hij is niet van mij, hij is van Gertrude Stein, en ik heb hem weer van Thornton Wilder, die een vriend van Stein was... Hij wees me erop dat één van de belangrijkste dingen die ze ons gegeven heeft, het feit is dat al haar werk hardop voorgelezen kan worden. En pas nadat ik Stein hardop ben gaan lezen, ontdekte ik waar het in haar werk om ging. En nu, wanneer ik iets geschreven heb, leest mijn partner, Bill Whitehead (hij doet dat eerlijk gezegd niet graag, maar hij doet het toch, heel aardig) het aan me voor. En als hij struikelt over een bepaalde zin of een bepaald gedeelte, dan weet ik dat het niet goed geschreven is. Want als je ergens over struikelt terwijl je het hardop voorleest, zal je er in je hoofd ook over struikelen als je het leest. Zo eenvoudig zit dat.
En verder, hoe ik van acteur schrijver ben geworden, dat is begonnen door heel praktische redenen. Ik speelde in een stuk van Thornton Wilder (zo hebben we elkaar ontmoet), The Matchmaker, en dit stuk bleef maar lopen. Dit was in het midden van de jaren '50, we speelden het eerst in Engeland en vervolgens in de VS. Ik had een mooie rol, maar ik speelde maar in één bedrijf. En ik heb het over 2½ jaar van mijn leven. Je dagen zijn dan plotseling nogal leeg. En toen ben ik gaan schrijven, om die leegte te vullen.
Mijn eerste verhaal schreef ik nadat ik een tentoonstelling bezocht had, ik geloof in Manchester. Ik was daar met Ruth Gordon, de ster van The Matchmaker. De schilderijen op die tentoonstelling waren allemaal van mensen van onder de dertig. En toen we weer buiten stonden zei ze tegen mij (ik was toen ongeveer 25): ‘Lieve God, ik begrijp niet waarom jullie jonge mensen allemaal zo negatief moeten zijn! Kan dan niemand van jullie “ja” zeggen?’ Ik ging terug naar mijn hotelkamer, vastbesloten om ‘ja’ te zeggen en schreef toen, nogal snel, een verhaal. Dat liet ik aan Ruth Gordon zien en zij was er enthousiast over - ook al was dat verhaal zo negatief als maar mogelijk was, ha, ha, ha! Zij liet het aan Thornton Wilder zien en zo is het allemaal begonnen.
Ik ben toen nog jaren blijven acteren, tot 1962, toen ik tot de slotsom kwam dat schrijven belangrijker voor me was en ik van de ene dag op de andere met acteren ben gestopt. Samen met mijn vriend Bill Whitehead, die ook acteur was. Zeer bewust zijn we toe alletwee aan een carrière als schrijver begonnen.
Maar als ik zo op alles terug zie, dan kan ik alleen maar zeggen dat mijn loopbaan als acteur één grote voorbereiding is geweest op mijn leven als schrijver. Ik heb het nu natuurlijk alleen maar over mezelf, maar ik kan me werkelijk geen betere leerschool voorstellen voor een schrijver.’
Je boek Famous Last Words verscheen pas in Engeland na de dood van de hertogin van Windsor - en veroorzaakte toen nog aardig wat opschudding. Waarom gebruik je, naast bedachte, bestaande personen in je fictie? Wat trekt je daarin aan?
Ik kan daar misschien het best op antwoorden door te zeggen dat ik geloof dat ieders leven ‘a work of fiction’ is. En wanneer mensen zeer publieke levens leiden, zoals de hertogin van Windsor, en nog andere bestaand hebbende personen in Famous Last Words, zoals Von Ribbentrop, Hess, Ezra Pound, enzovoort, hebben ze de neiging hun leven te dramatiseren. En dat, op zijn beurt, is weer een prachtige aanleiding voor het schrijven van fictie.
Daar kwam nog bij, nadat ik besloten had om de hertogin van Windsor als een figuur in mijn roman te gebruiken, ik al spoedig een grote overeenkomst tussen haar en Emma Bovary ontdekte. Emma leefde haar leven uit de tweede hand, uit boeken. Ze geloofde dat het leven even romantisch hoorde te zijn als ze gehoord had dat het was, zoals ze