Peter Swart
Gewoon een luxueuze hotelkamer
Jef Geeraerts verwierf naamsbekendheid met een reeks veelbesproken literaire romans - de meeste lezers zullen zich het beste Gangreen-boeken herinneren, waarin zijn periode in Belgisch Kongo centraal staat. In 1979 sloeg Geeraerts een andere weg in, want in dat jaar verscheen zijn eerste thriller Kodiak .58. In vlot tempo volgden De Coltmoorden (1980), Diamant (1982), Drugs (1983) en de Vincke Verstuyft-verhalen De Trap (1984) en De Zaak Alzheimer (1985), dat werd bekroond met De Gouden Strop 1986. Het Sigmaplan (1986) moest het zonder de beide politiefunctionarissen stellen.
Thriller-auteurs die regelmatig moeten produceren - één titel per jaar - verliezen onderweg weleens het enthousiasme waarmee ze begonnen zijn, of ze nu werden gedreven door innerlijke motivatie of zich lieten leiden door een afgesloten contract. De lezer die zo'n schrijver jarenlang heeft gevolgd en blij-opgewonden naar de boekhandel snelde om nog diezelfde avond het nieuwe boek te kunnen lezen, raakt dan teleurgesteld en zal zich in het vervolg wat gereserveerder opstellen. Zoals uit bovenstaand lijstje kan worden afgeleid is Geeraerts zo'n auteur met een hoog moyenne, maar verslappen doet hij niet! Zijn fans kunnen gerust zijn: Romeinse Suite heeft het niveau van de voorafgaande zeven thrillers en is misschien wel de beste ‘Vincke en Verstuyft’ tot nu toe. De beide heren maken dus opnieuw hun opwachting in dit boek, dat verschijnt in een periode waarin de formule-held net enigszins op z'n retour leek. Denk aan Jacques Post, die in Het Pinckoffs Spel koos voor een tijdvak waarin zijn helden Maalbeek en Zuiderveld onmogelijk konden rondlopen. Denk ook aan Tomas Ross, die zijn Martin Finch na De Strijders van de Regenboog en Bèta (pas bekroond met De Gouden Strop 1987!) zo langzamerhand niet meer recht in de ogen kan kijken. Maar ook Geeraerts zelf permitteerde zich middels Het Sigmaplan een tussendoortje; de terreurbestrijding was duidelijk een maatje te groot voor eenvoudige politie-functionarissen.
Het heeft Eric Vincke en Freddy Verstuyft - vaker dan voorheen worden ze mét voornaam aangeduid - klaarblijkelijk goed gedaan dat ze even mochten uitrusten. In hun twee voorafgaande avonturen worden de commissaris en de inspecteur neergezet als collega's die elkaar in het werk goed aanvullen en inspireren en haast vriendschappelijk met elkaar omgaan. In beide boeken moeten moorden worden opgelost en is er veel aandacht voor het eigenlijke, dagelijkse politiewerk. Het is zeker niet ten onrechte dat Geeraerts de reputatie geniet zoveel research in zijn boeken te doen. Als hij iets kan controleren zal hij er geen slag naar doen. Een zekere hoeveelheid researchmateriaal zal in de regel bijdragen tot de geloofwaardigheid van het verhaal dat geschraagd moet worden, hoewel het bij de dosering ervan nauw luistert en niet elk toegevoegd detail automatisch een kwaliteitsverbetering inhoudt. Immers, ‘in de beperking toont zich de meester.’ Men heeft Geeraerts wel verweten dat hij te ver ging in zijn ijver om alles maar zo echt mogelijk te maken. Zo beklaagde de jury van De Gouden Strop 1986 zich in haar rapport nog op ironische toon over alle voetnoten en bijlagen waaraan de auteur zich in het bekroonde werk te buiten was gegaan. Het siert Geeraerts dat hij zich in Romeinse Suite gevoelig toont voor de kritiek die hem op dit punt ten deel viel. Ook al heeft hij de voetnoten nog niet geheel uitgebannen, hij heeft zich wel beheerst en minder dan voorheen komen technische wetenswaardigheden naar voren als losse, onvoldoende in het verhaal geïntegreerde gegevens. Dit maakt dat het boek niet alleen zeer leesbaar is, maar ook completer.
Als Romeinse Suite begint is Marguerite Kremer, echtgenote van de uroloog dokter Kremer, al niet meer onder de levenden. Maar de vraag op welke wijze zij gestorven is kan patholoog-anatoom Raymond Goethals - verwijst die naam subtiel naar het actuele geweld rond het voetbalveld? - niet ter plekke beantwoorden. Vincke en Verstuyft zetten zich aan een minutieus onderzoek. Hoewel de omstandigheden rond het sterfgeval een gemiddelde zelfmoord suggereren, wordt de traditionele afscheidsbrief niet gevonden en is alles zo goed verzorgd dat Vincke en Verstuyft niet op voorhand genegen zijn zich neer te leggen bij die interpretatie van de feiten.
Toegegeven, de belanghebbende echtgenoot (vaak een eerste verdachte bij een dubieus sterfgeval) bevond zich in Italië rond het tijdstip van overlijden, maar hij reageert wel heel erg nuchter op het trieste nieuws. Het onderzoek dat wordt ingesteld leidt al snel naar feiten en weetjes die dokter Kremer niet bepaald vrijpleiten. Maar om iemand van moord te kunnen beschuldigen moet men met bewijzen komen, en niet met verdachtmakingen.
Aanvankelijk richt het speurwerk, dat weer ouderwets authentiek aandoet, zich op het telefonisch verkeer tussen België en Italië; wie heeft dokter Kremer direct nadat hij officieel werd geïnformeerd over de dood van zijn echtgenote eigenlijk nog meer gesproken, en wat is er gezegd? De resultaten van het onderzoek hier opsommen zou misplaatst zijn en te vervoeren, maar wèl kan worden verklapt dat Vincke en Verstuyft geïnspireerd bezig zijn en erin slagen een min of meer chronologische reconstructie te maken van de belangrijkste gebeurtenissen. Met deze soms zeer verrassende gegevens worden de mogelijke verdachten geconfronteerd in klassieke verhoorsituaties.