Bzzlletin. Jaargang 17
(1987-1988)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Bert Toussaint & Philip van der Eijk
| |
[pagina 63]
| |
neer zij niet ook in Trakls persoonlijke leven zo'n ingrijpende rol zou hebben gespeeld - hetgeen ook duidelijk maakt waarom Trakl zelf nauwelijks gestalte kon geven aan het idealisme van de Brenner Kreis. De verslaving aan drugs en alcohol, het onvermogen daardoor een maatschappelijk bestaan op te bouwen en, niet in de laatste plaats, de liefdesrelatie met zijn zuster Grete beleefde Trakl in een schizofrene wisselgang tussen heftige wellust en kwellende schuldgevoelens. Deze gespletenheid wordt in de prozagedichten dikwijls uitgedrukt door het spiegelmotief: in zijn spiegelbeeld herkent de hoofdpersoon de beeltenis van zijn zuster, dan weer ontdekt hij ‘in haar stralende zijn eigen waanzinnige gelaat’, of hij ziet in het spiegelende water van de rivier hoe zijn eigen gezicht hem verlaat. De wellust, vaak met het pregnante ‘purper’ aangeduid, heeft naast een seksuele ook een agressieve en gewelddadige kant (in de gedichten: het mishandelde kind, de gedode duif). De schuldgevoelens richten zich tegen de familie, vooral tegen de moeder, die in de gedichten dikwijls als personificatie van het geweten onverwacht opduikt en schrik aanjaagt, maar ook tegen God, die bij Trakl beurtelings zegen en vloek, vervoering en tuchtiging schenkt, maar die uiteindelijk steeds als afwezige of zwijgende wordt voorgesteld: noch van hem, noch van de Christusfiguur, van wie uitsluitend het lijden wordt benadrukt (motieven: de doornen kroon, het kruis) is definitieve verlossing te verwachten.Ga naar eind2. In Trakls vroege werk (tot ongeveer 1912) overweegt dit persoonlijke engagement met verval en ondergang. Dit werk is sterk beïnvloed door een aantal symbolistische dichters (Baudelaire, Poe, Wilde, Rimbaud, Hofmannsthal en George) en doortrokken van gewelddadigheid en perverse seksualiteit; daarnaast getuigt het ook van het ‘ennui’, het noodlot dat de dichter als een vloek meedraagt. Die bunten Bilder, die das Leben malt
Seh' ich umdüstert nur von DämmerungenGa naar eind3.
klinkt het in ‘Confiteor’, dat zich goed laat vergelijken met Baudelaires ‘La destruction’ uit Les fleurs du mal: Sans cesse à mes côtés s'agite le démon,
Il nage autour de moi comme un air impalpable.Ga naar eind4.
Heeft het noodlot hier alleen subjectieve betekenis, in het latere werk krijgt het een universele lading. In visionaire evocaties wordt een gedoemde wereld opgeroepen, waarin een klein aantal motieven telkens terugkeert: het water, de sterren, de maan, de zon, het woud en het wild daarin; en zij zijn deelgenoot van een bestaan dat de ondergang in zich bergt. Tegelijk met deze ontwikkeling treedt ook een verandering in stijl en versvorm in, van traditionele metra en rijmschema's naar vrije verzen, onregelmatige strofenbouw, soms zeer barokke beeldpraak en (vooral in de prozagedichten) een sterk afwijkende syntaxis - stilistische vernieuwingen die ondenkbaar zijn zonder het voorbeeld van Rimbauds Illuminations. De tragiek van Trakl is dat hij aan het verderf dat hij in de wereld waarneemt, zelf deel heeft en zich er niet van kán bevrijden. Het kwellend besef hiervan geeft aan het werk een beklemmende en koortsachtige sfeer. Buien van razernij en agressie en martelend schuldbesef volgen elkaar op in een golfbeweging. Deze wordt soms korter of langer onderbroken door zoektochten naar een eenwording met de natuur, die een kortstondige euforie schenkt - totdat de waanzin opnieuw van de hoofdpersoon bezit neemt. De hierbij vertaalde prozagedichten bieden een indringende illustratie van deze thematiek. De hoofdpersonen in Traum und Umnachtung (dat sterk herinnert aan Poe's The Fall of the House of Usher) en Offenbarung und Untergang worstelen om te ontkomen aan de naderende ondergang maar weten tegelijkertijd dat zij die ondergang zelf, als een vloek, over zich hebben afgeroepen en haar in vervulling brengen. De doem die ligt over het ‘vervloekte geslacht’ waartoe zij behoren, is zo zwaar dat verzoening en verlossing in christelijke zin onmogelijk zijn. De religieuze vervoering die de hoofpersoon in het eerste deel van Traum und Umnachtung ervaart, wordt slechts geïnspireerd door het verleden en is van korte duur. Gods engelen in Offenbarung und Untergang zijn gevallen en zijn - zoals ook in andere gedichten van Trakl - eerder een uiterlijke projectie van de eigen persoonlijkheid van de hoofdpersoon: zij zijn, net als deze, ambivalent, beurtelings bedreigend en beschermend, maar uiteindelijk onbeholpen en onmachtige gezellen die in de ondergang delen. En het avondmaal (waarop het slot van Traum und Umnachtung onmiskenbaar zinspeelt), waar brood tot steen wordt en waar de familieleden ‘met purperen gezichten de hel verzwijgen’, is een galgemaal geworden. Het tragische van de hoofdpersoon wordt paradoxaal uitgedrukt in de woorden ‘umnachteter Seher’: hij balanceert op het breukvlak van droom en waanzin, openbaring en ondergang. Helderziende, ziet hij de werkelijkheid in haar ware, verdorven aard, ziet hij ook hoe de werkelijkheid anders zou kunnen zijn (het visioen van de lente in het derde deel van Traum und Umnachtung); maar waanzinnige, pleegt hij als in verblinding moord en gewelddadigheden en laadt hij de schuld op zich van het ‘ontaarde geslacht’ - en zelfs de poging de kwelling van dit breukvlak te bezingen en door woorden te bezweren, mislukt: het lied van de waanzinnige dichter wordt ‘door Gods wind verzwolgen.’ Meer nog dan Trakls overige werk vragen de hierna volgende prozagedichten het uiterste van de lezer. Een verhaalstructuur is zelfs na diepgaande analyse nauwelijks aanwijsbaar en ook het tijdsverloop schijnt geen houvast te bieden. De teksten lijken op de beeldenstroom van een droom, waarin telkens een ontwikkeling wordt ingezet maar na korte tijd onderbroken en waarin de orde voornamelijk bestaat in het steeds terugkeren van dezelfde motieven en personen - zij het in wisselende gedaante. Als er al sprake is van een ‘ontwikkeling’, zou men nog het best van een ‘intensivering’ kunnen spreken, van een langzaam maar onregelmatig opvoeren van de spanning tot een climax. | |
[pagina 64]
| |
Georg Trakl
Het gebruik van beelden, kleuren en stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden lijkt niet terug te gaan op een onderliggende hiërarchie van symbolische waarden, maar een zo direct en sensitief mogelijk effect te beogen. Trakl gebruikt woorden als ‘purper’, ‘kristallen’ en ‘stenen’ weliswaar zeker niet willekeurig, maar het gaat meer om hun, vooral door de context bepaalde, gevoelswaarde dan om eventuele diepere (bijv. seksuele of religieuze) betekenissen.Ga naar eind5. Daarmee wordt het lezen van Trakl tot een mede voltrekken van zijn beproeving: zonder dat de lezer de gecompliceerde teksten geheel kan ontraadselen, wordt hij onontkoombaar van buitenstaander tot directe getuige van een verscheurde wereld, waarin realiteit en spiegelbeeld niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Traum und Umnachtung en Offenbarung und Untergang zijn nog niet eerder in het Nederlands vertaald.Ga naar eind6. Beide prozagedichten dateren uit Trakls laatste levensjaar; het eerste maakt deel uit van de verzameling Sebastian im Traum, die Trakl wel zelf had samengesteld maar waarvan hij de publicatie niet meer beleefde; Offenbarung und Untergang werd na zijn dood in Der Brenner afgedrukt.
De vertalingen zijn gebaseerd op de tekst zoals afgedrukt in de editie van Walther Killy & Hans Szklenar, Georg Trakl. Dichtungen und Briefe. Historisch-kritische Ausgabe, 2 Bände, Salzburg, Otto Müller Verlag 1969. Een korte biografie van Trakl is geschreven door Otto Basil, Georg Trakl in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten, Reinbek, Rowohlt Verlag 1965. |
|