Peter Swart
Gisteren, vandaag, morgen
Thriller-auteurs die doorgaans hun plots bouwen op de aan de actualiteit ontleende intrigerende gebeurtenissen krijgen daar weleens genoeg van. Jef Geeraerts sprong in De Coltmoorden alvast maar eens naar 1990, om dat later nog eens over te doen met Drugs, dat in 1989 speelt. Tomas Ross' achtste thriller heet Bèta en hierin wordt het moment van handeling verlegd naar 1996. Tòch is er de gebruikelijke link met de actualiteit, omdat de ziekte AIDS bij het uitwerken van het verhaal duidelijk als voorbeeld heeft gediend. Geheimagent Martin Finch blijft ook in Bèta weer buiten beeld en er zou inderdaad ook deze keer een tour de force voor nodig zijn geweest om hem op een geloofwaardige wijze in het verhaal in te passen. Want er is een heleboel veranderd in 1996 in Amsterdam. Van AIDS hebben de burgers weinig meer te vrezen, daartegen is inmiddels door de wetenschappers Nelson en Marini een serum gevonden, maar de nieuwe ziekte, Bèta, mag er hélemaal wezen! Elk huidcontact betekent besmetting, en wie eenmaal besmet is geraakt hoeft geen toekomstplannen meer te maken. De maatschappij is met de komst van de ziekte ingrijpend veranderd: de democratie is overboord gezet als een luxe die bij een andere tijd behoorde. De kaart van Amsterdam is er in ieder geval een stuk overzichtelijker op geworden, met een centrum zonder woonfunctie en daaromheen wijken voor Bèta-vrije gezinnen en ‘Vrije Zones’ telkens van elkaar gescheiden door vijf-kilometer-brede groenstroken. Fijn dat die er tenminste nog zijn! De burgerij bestaat enerzijds uit Bèta-vrije mensen die geholpen door voorzieningen als de ontsmettende ‘VACO’ en escortservice-diensten voor uitstapjes buitenshuis nog een redelijk bestaan kunnen leiden. Anderzijds zijn er de Bèta-lijders, die zich voor de keuze gesteld zien zich te laten registreren bij de Centrale
Overheid, danwel letterlijk ondergronds te gaan. Geregistreerden zijn makkelijk te onderscheiden van ongeregistreerden door een tatoeage die op het voorhoofd is aangebracht. Ten overvloede: gezonde en zieke mensen leven strikt gescheiden van elkaar. Tegen deze achtergrond speelt zich het eigenlijke verhaal af. Tom Weber en Abel Pict drijven samen het filmbedrijf Topic en zijn bij de start van het boek bezig met een documentaire voor de Staatstelevisie over de ziekte Bèta. Dat komt goed uit, want tijdens de besprekingen en montage-sessies raatk de lezer in één moeite door goed geïnformeerd en leert en passant de twee hoofdrolspelers met hun contrasterende karakters al een beetje kennen.
Is er dan helemaal niets meer te verlangen, geen greintje hoop op betere en zorgeloze tijden? Jawel, het paradijs in Bèta-tijd heet Nieuw Phoenicia, en bestaat uit een vierentwintigtal eilanden in de Stille Zuidzee die, naar wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen, nog geheel vrij zijn van het Bèta-virus. Daar zou iedereen zich wel willen melden, en dus wordt de zaak zwaar bewaakt terwijl het eilandenrijk ook nog eens wordt afgeschermd door een ondoordringbare koepel van laserstralen. Bovendien bedraagt het inschrijfgeld 25 miljoen gulden per persoon, en dat is ook in 1996 een aanzienlijk bedrag. Zo hebben Weber en Pict naast het werk dat hen bindt ook nog een gezamenlijk ideaal. Toch is juist dat ideaal er de oorzaak van dat er problemen tussen hen ontstaan, want wat de één in zijn jacht op geld voor zichzelf kan verantwoorden is voor de ander immoreel en volstrekt onacceptabel.
De botsing tussen twee tegengestelde karakters, met waardevast normbesef als inzet, draagt in feite het hele verhaal, maar heeft tegelijkertijd nog een andere functie: de smerige gewetenloosheid van Abel Pict zal bij de meeste lezers een gevoel van walging oproepen dat verwoord moet worden door een ander personage wil de balans niet naar de verkeerde kant doorslaan: daar komt Tom Weber! Zo lijkt de cirkel rond, want aan het eind van het boek kan er tenslotte maar één gelijk krijgen, maar wat na lezing zwaar op de maag blijft liggen is het gekozen uitgangspunt: de verschrikkelijke ziekte. Hoeveel denkbeeldige slachtoffers mogen er voorafgaan aan het ontstaan van een verkoopbare fantasie?
Verder is erin het geheel niets op het boek aan te merken. Ross is afgedaald in de kelders van de angst en heeft daar beneden goed om zich heen gekeken. Hij haalt het uiterste uit zijn gegevens en blijft consistent in het neerzetten van de situatie in zijn 1996. Voor zover ik heb kunnen beoordelen is het boek tenminste vrij van anachronistische missers à la Ben Hur met polshorloge. Zoals we van Ross gewend zijn is het verhaal niet één-dimensionaal en voegt elke parallelle verhaallijn (Marini dood of levend?) iets toe aan de spanning die het hele boek lang knap wordt volgehouden. Bèta onderstreept Ross' veelzijdigheid omdat het een op zichzelf staand verhaal is waarvoor hij geen gebruik heeft kunnen maken van bestaande personages uit zijn andere boeken.
Ook Jaques Post heeft in zijn nieuwe boek Het Pincoffs Spel zijn formule-helden moeten loslaten, overigens niet vanwege een geprojecteerd toekomstperspectief maar omdat Maalbeek en Zuiderveld nog geboren moesten worden toen ‘de Vergulde Vrijheid’ uitvoer. Het Pincoffs Spel speelt zich af op driekwart van de vorige eeuw en gaat over macht, omkoping, onversneden geweld en grootschalig zakendoen, zo staat op de cover te lezen. Daar is geen woord van gelogen.
Post toonde al eerder zijn belangstelling voor Rotterdam in andere tijden; zowel in De Meimoorden als in Het Jaar van de Rat staat dit gegeven centraal. Speelt De