Bzzlletin. Jaargang 15-16
(1986)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||
Jan van der Vegt
| |||||||
[pagina 32]
| |||||||
dimensie kan hebben, dat het zelfs een scheppingsdaad kan worden, is het thema van het gedicht ‘To the Man after the Harrow’: Now leave the check-reins slack,
The seed is flying far to-day -
The seed like stars against the black
Eternity of April clay.
This seed is potent as the seed
Of knowledge in the Hebrew Book,
So drive your horses in the creed
Of God the Father as a stook.
Forget the men on Brady's hill.
Forget what Brady's boy may say.
For destiny will not fulfill
Unless you let the harrow play.
Forget the worm's opinion too
Of hooves and pointed harrow-pins,
For you are driving your horses through
The mist where Genesis begins.
Landarbeid wordt hier niet alleen tot scheppingsdaad getransformeerd, de boer zaait en egt zelfs in het besef dat God de graanstuik is die hij na de oogst zal zien staan. Dat wint het van de wellicht vijandige alledaagsheid van Brady en de zijnen. Het is vanuit het perspectief van de boer die de protagonist van het gedicht is, ook een mystieke visie: de boer vereenzelvigt zich via zaad en oogst met God. Met Ploughman verwierf Kavanagh zich een plaats in de literatuur en met zijn volgende werk is hij in de Ierse poëzie van de laatste vijftig jaar een van de hoofdfiguren geworden. Dat Engelse critici in hem toch niet meer dan een dichter van het tweede plan zagen (Kavanagh heeft geen bijdrage geleverd aan een modernere stijl in de Engelse poëzie), dat hij voor Nederlandse lezers vrijwel onbekend is, doet hieraan niets af. Patrick Kavanagh werd geboren in Inniskeen, een dorp in het uiterste oosten van het graafschap Monaghan. Het ligt net onder wat nu de grens met Noord-Ierland is. Op latere leeftijd had hij de hardnekkige neiging zich jonger voor te doen dan hij was en daarom gaf hij desgevraagd meestal een verkeerd geboorte jaar op. Het gevolg is dat men nu in naslagwerken en biografische notities in bloemlezingen en dergelijke de volgende jaartallen aan kan treffen: 1904, 1905 of 1906. Een wetenschappelijke biografie is er nog niet (het boek dat Peter Kavanagh over zijn broer schreef, kan men die kwalificatie niet gevenGa naar eindnoot5.) en daarom is het maar het veiligst om (afwijkend van o.a. de Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur) het oudste jaartal aan te houden, net als Kinsella deed in zijn New Oxford Book of Irish Verse (1986). Kavanaghs vader was schoenmaker en had ook een kleine boerderij. Hoewel Patrick al jong een gretig lezer was, is hij maar tot zijn twaalfde naar school gegaan. Hij werkte daarna wat op het land, op de akkers met aardappelen en rapen; hij hielp bij de simpele veeteelt en spreidde bij dat alles zeker geen grote ijver ten toon. Wel maakte de natuur een indruk op hem die aan een religieuze ervaring grensde, en dat is, eerder dan Kavanaghs persoonlijke affectie met het boerenbedrijf, de basis van een gedicht als ‘To the Man after the Harrow’ geweest. Hij las liever, en het duurde niet lang, of hij begon gedichten te schrijven, waarvoor zijn smaak gevormd was door wat hij op school uit traditionele bloemlezingen had horen reciteren, en door kerkelijke gezangen en gebeden, waarvan de taal en de beelden hem boeiden. Zo werd hij buiten de officiële literatuur om - en dat was toen vooral het werk dat door de Ierse Literaire Renaissance werd voortgebracht - een gedreven dichter. Zijn jongere broer Peter werd zijn sympatiserende criticus.
Patrick Kavanagh
Natuurlijk wilde hij ook gepubliceerd worden en hij stuurde zijn verzen naar dichtershoekjes in allerlei kranten. Afwijzingen deerden hem weinig en soms had hij succes. Maar een werkelijk literair debuut maakte hij pas toen George Russell (alias AE) een gedicht van hem plaatste in The Irish Statesman van 19 oktober 1928. Twee jaar later besloot Patrick het literaire leven in Dublin eens van nabij te gaan bekijken. Vrijwel zonder geld, bedelend als een van de traditionele zwervers langs de wegen van Ierland, trok hij te voet van Inniskeen naar Dublin. Tevergeefs belde hij aan bij de deftige en ijdele dichter-arts Oliver | |||||||
[pagina 33]
| |||||||
St. John Gogarty. Meer succes had hij bij George Russell, die hem een stapel boeken uit de wereldliteratuur meegaf. Veel later, in januari 1965, in een radioprogramma van de BBC dat aan AE gewijd was, keek Kavanagh nog met dankbaarheid op dat bezoek terug: I went up to see him as a country boy, which probably I was, without knowing it. He received me marvelously, with great kindness, considering that he wasn't altogether very well at the time. He was very good to me, quite friendly. He made tea for me. I admired the fact that he was a good man, and I know that there is a tendency now to make little of him on account of his work, but I think he himself was a great work. I never met Yeats but 1 would say AE was a much holler man.Ga naar eindnoot6. Vader kavanagh heeft nog geprobeerd zijn zoon het schoenmakersvak bij te brengen, maar Patrick vond zolen en hakken niet belangrijk genoeg om daarvoor een boek opzij te leggen of een gedicht niet af te maken. Hij is tenslotte uit Inniskeen weggegaan, verbleef een tijd in Londen en vestigde zich in 1939 in Dublin. Toen had hij al een reputatie als schrijver, die aan twee publikaties te danken was: zijn bundel Ploughman en zijn autobiografische verhaal The Green Fool, dat in 1938 uitkwam. En in Dublin was het voor een beginnend schrijver niet eens ongunstig dat die reputatie meteen al met een schandaal te maken had, want Gogarty had door een aanklacht wegens smaad gedaan gekregen dat The Green Fool verboden werd. Kavanagh vertelt in het boek, dat er, toen hij bij zijn eerste bezoek aan Dublin bij Gogarty aanbelde, een dienstmeisje opendeed, en dat hij toen dacht met de minnares van de dichter te doen te hebben, want: ‘I expected every poet to have a spare wife’. Gogarty, al geplaagd door Joyce die hem in Ulysses als Buck Mulligan portretteerde, kon niet inzien dat dit meer zelfspot dan laster was. Kavanagh deed later ten onrechte erg negatief over The Green Fool, dat hij leugenachtig vond. Maar welke autobiografie is waarheidsgetrouw? Kavanagh geeft er een liefdevol beeld in van zijn ouderlijk huis: zijn vader was een kameraad, zijn moeder liet met haar natuurlijke, wat lakonieke wijsheid haar zoon een vrijheid die hij soms geducht misbruikte door te stropen of met jeugdbendes mee te doen. Opvallend is dat de ingrijpende gebeurtenissen van die tijd op de achtergrond blijven: de Eerste Wereldoorlog, de Ierse opstand van 1916, de vrijheidsstrijd tegen de Engelsen en de burgeroorlog tussen voor- en tegenstanders van het verdrag met Engeland. Het komt wel allemaal voor in het verhaal, het grijpt soms ook in het dagelijks bestaan in, maar het beroert de voortgang van het dorpsleven niet werkelijk. Want op de akkers of bij de kruispunten van de wegen wordt de geschiedenis gemaakt die telt voor het leven van alledag. Toch is Kavanagh zich wel bewust van de tegenstelling tussen historie op grote en kleine schaal en van het probleem of de dichter voor het één of het ander moet kiezen. Jaren later, in 1951, maakt hij dit tot thema van zijn gedicht ‘Epic’ waarin hij een ruzie uit 1938 over de markering van land confronteert met de wereldgeschiedenis, misschien ook om achteraf impliciet de keus die hij bij het schrijven van The Green Fool al maakte, te sanctioneren: I have lived in important places, times
When great events were decided, who owned
That half a rood of rock, a no-man's land
Surrounded by our pitchfork-armed claims.
I heard the Duffys shouting ‘Damn your soul’
And old McCabe stripped to the waist, seen
Step the plot defying blue cast-steel -
‘Here is the march along these iron stones’
That was the year of the Munich bother. Which
Was more important? I inclined
To lose my faith in Ballyrush and Gortin
Till Homer's ghost came whispering to my mind
He said: I made the Iliad from such
A local row. Gods make their own importance.
De vrees dat het dichterschap hem zou losscheuren van zijn wortels in Monaghan moet de werkelijke aanleiding tot dit gedicht zijn geweest. In zijn autobiografie vertelt Kavanagh een karakteristieke anekdote. HIj heeft al enige faam als dichter verworven, als op een dag een man bij zijn huis aanklopt om een ballade te bestellen, een boosaardig gedicht waarmee deze bezoeker zijn buurman wil bestoken. Zo wordt de jonge dichter in een eeuwenoude Keltische traditie geplaatst: dat het woord van de dichter zoveel macht heeft dat het een doeltreffend wapen in de strijd met een tegenstander kan zijn. De koningen van het oude Ierland vreesden de scherpe tong van hun dichters niet voor niets. Maar Kavanagh voert de opdracht niet uit. Hij zit al tussen wal en schip in, tussen zijn geboortegrond en de stad waar het literaire leven hem lokt. Van Inniskeen is hij al vervreemd, maar in Dublin zal hij een buitenstaander blijven. Dit is de tweespalt die met allerlei varianten zijn werk beheerst. De ‘groene dwaas’ is een jongeman die tussen twee werelden niet kiezen kan, die een sterke liefde voor de natuur voelt en daarom graag buiten op het veld is, maar niet om hagen te snoeien of voor de afwatering te zorgen. Op de brug bij Inniskeen staat hij te praten met een paar mannen die gepreoccupeerd zijn door een koe met een zieke speen. Maar Pat heeft het tegen hen over niets minder dan ‘the beauty beyond beauty’. Zelfs zijn broer kan hem niet volgen als hij iets wil duidelijk maken van wat hij in de natuur gezien heeft: ‘I saw upon the little hills and in the eyes of smalt flowers beauty too delicately rare for carnal words.’ Wie zulke onuitsprekelijke zaken wil mededelen, komt onherroepelijk in een isolement. Misschien gebruikt een oudere (en dus wijzer en sceptischer geworden) Kavanagh het verwijt ‘leugenachtig’ om af te rekenen met die jeugdige schoonheidszoeker. De verdienste van het boek is niettemin dat het een dilemma zichtbaar maakte dat ten grondslag aan zijn dichterschap lag. | |||||||
[pagina 34]
| |||||||
Uit vele gedichten die in Dublin zijn geschreven, spreekt het terugverlangen naar Monaghan, naar de vredige, probleemloze eenvoud die hij bij vlagen aan het landleven toeschreef. Een strofe uit het gedicht ‘Peace’ uit 1943 beschrijft de idylle en stelt de vraag hoe iemand zo dwaas kan zijn dit op te geven: Upon a headland by a whiny hedge
A hare sits looking down a leaf-lapped furrow
There's an old plough upside-down on a weedy ridge
And someone is shouldering home a saddle-harrow.
Out of that childhood country what fools climb
To fight with tyrants Love and Life and Time?
Maar ‘Having to Live in the Country’ geeft tegenover deze droom de realiteit: Back once again in wild, wet Monaghan
Exiled from thought and feeling,
A mean brutality reigns:
It is really a horrible position to be in
In 1942 publiceert Kavanagh ‘The Great Hunger’, een groot gedicht dat hij in korte tijd, als in een roes, geschreven heeft en dat een van de hoogtepunten in zijn werk is. Het wordt in 1947 opgenomen in de nieuwe bundel A Soul for Sale. Een jaar later verschijnt de geestige roman Tarry Flynn. In 1952 komen dertien afleveringen uit van een periodiek dat de dichter samen met zijn broer Peter onder allerlei schuilnamen volschrijft: Kavanagh's Weekly. Een belangrijke bundel is nog Come Dance with Kitty Stobling, die in 1960 wordt gepubliceerd. Daarna stelt hij Collected Poems (1964) samen, een keus uit zijn gedichten.
Dublin deed Kavanagh geen goed. Hij werd er opgenomen in een van alcohol doordrenkte literaire bohème. Hij sloot vriendschappen met Brendan Behan, Brian O'Nolan (die publiceerde onder de schuilnamen Flann O'Brien en Myles na Gopaleen) en Anthony Cronin. Met de laatste kon hij waarschijnlijk het beste opschieten. Kavanagh was een man die ook in zijn persoonlijkheid twee kanten had: charme waardoor hij makkelijk vrienden maakte - en vriendinnen niet minder -, maar ook grofheid die wel eens komisch kon werken in chic gezelschap, maar waarmee hij ook vrienden van zich afstootte. In The Green Fool had Kavanagh al geschreven over ‘the dishonesty in the literary city of Dublin’ en hij hield ook later zijn kritiek niet voor zich. De satire die hij in Inniskeen niet aan een cliënt wilde verkopen, liet hij in Dublin met plezier op zijn collega-schrijvers los. Met Brendan Behan, die ook geen voorbeeld van een evenwichtige persoonlijkheid was, kwam het tot een conflict, toen er in een Dublins blad een anoniem spottend stuk over Kavanagh verscheen, en deze vervolgens Behan als schrijver daarvan aanklaagde. Dit proces wegens laster verloor hij en dat heeft hem in 1954 de risee van het literaire wereldje in Dublin gemaakt. Het hing ongetwijfeld met zijn wankele positie in die Dublinse bohème samen, dat hij niet afliet Londen en de daar gevestigde literatuur te idealiseren, wat pikant is als men nu de neiging constateert hem tot kampioen van de Ierse identiteit in de Ierse literatuur te maken. Met zijn gezondheid, ondermijnd door overmatig alcoholgebruik, ging het toen al slecht. In 1955 onderging Kavanagh een ingrijpende operatie: wegens kanker werd een long verwijderd. Hij herstelde, maar toen hij in 1967 longontsteking opliep, werd dat hem fataal. Hij stierf op 30 november van dat jaar, goed zeven maanden nadat hij tenslotte toch nog getrouwd was. Katherine Moloney, die hij al langer kende, was zijn echtgenote geworden. Een jaar na zijn dood is aan de oever van het Grand Canal in Dublin plechtig een bank ingewijd en gezegend, zo' bank als die waarover Kavanagh in 1955 een gedicht had geschreven: ‘Eines Written on a Seat on the Grand Canal, Dublin, “Erected to the Memory of Mrs. Dermot O'Brien”’: O commemorate me where there is water,
Canal water preferably, so stilly
Greeny at the heart of the summer. Brother
Commemorate me thus beautifully.
Where by a lock Niagarously roars
The falls for those who sit in the tremendous silence
Of mid-July. No one wilt speak in prose
Who finds his way to these Parnassian islands.
A swan goes by head low with many apologies,
Fantastic light looks through the eyes of bridges -
And look! a barge comes bringing from Athy
And other far-flung towns mythologies.
O commemorate me with no hero-courageous
Tomb - just a canal-bank seat for the passer-by.
Het gedicht is karakteristiek voor de ingekeerde toon die veel van Kavanaghs werk heeft gekregen na de levensgevaarlijke operatie. Het is alsof hij het tot een apotheose wil laten komen van zijn liefde voor de natuur en van de poëtische gevoelens die daaruit voortkomen. Er komt dan ook een zwaan langs, dichterlijke vogel bij uitstek, maar niet zonder een gebaar van verontschuldiging. Ook de slotregels weerspiegelen een tweespalt, met wat mij als een dubbele verwijzing naar Yeats voorkomt: een schip vol ‘mythologies’ (een woord dat aan Yeats herinnert)volgt de dichterlijke zwaan, maar in de laatste twee regels is het gedicht desondanks (de zwaan verontschuldigde zich niet voor niets) met beide voeten op de grond terug. Het gaat hier om herdenkingsregels die ver bij het ‘cast a cold eye’ op het graf van Yeats (de ‘hero-courageous tomb’?) vandaan blijven. Patricks broer Peter, die inmiddels naar Amerika was verhuisd (hij is daar nu hoogleraar Engels), had in New York The Peter Kavanagh Hand Press opgericht en deze gaf in 1972 The Complete Poems uit: alle gepubliceerde gedichten van Kavanagh in chronologische volgorde, alsmede | |||||||
[pagina 35]
| |||||||
iets uit het ongepubliceerde werk en de juvenilia. Deze editie verscheen pas in 1984 in Ierland. Een zeer betrouwbare uitgave is het niet, want Peter Kavanagh schijnt de teksten van zijn broer na diens dood niet altijd ongemoeid te hebben gelaten. Daarom bestaat er ook onzekerheid over de authenticiteit van Kavanaghs postuum verschenen roman By Night Unstarred (1977).
Een van de satirische gedichten van Kavanagh is ‘The Paddiad. Or the devil as a Patron of Irish Letters’. In een Paddy of the Celtic Mist,
Paddy Connemara West,
Chestertonian Paddy Frog
Croacking nightly in the bog.
Allen kijken bewonderend op naar een figuur die het middelpunt van hun samenkomst is: The devil Mediocrity
...
He has written many Catholic novels,
None of which mentions devils:
Daring men, beautiful women,
Nothing about muck or midden,
Wholesome atmosphere - Why must
So-called artists deal with lust?
Peter Kavanagh identificeert in een noot in The Complete Poems deze belichaming van het middelmatige fatsoen als de romanschrijver Maurice Walsh (1880-1964). De film naar diens verhaal The Quiet Man werd wereldberoemd en liet het romantische kitsch-Ierland zien waar nog op grote schaal mee gedweept wordt. ‘The Paddiad’ is een uitval naar de vervalsing van het beeld van Ierland in de wat lagere regionen van de literatuur. Maar Kavanaghs afkeer van wat hij schamper ‘the Irish thing’ noemde, richt zich ook tegen de schrijvers van de Ierse Literaire Renaissance, de beweging die omstreeks de eeuwwisseling op haar hoogtepunt was en waarin Yeats, Synge en Lady Gregory de hoofdpersonen waren. In Europa en Amerika had deze literaire revival een grote faam verworven. Het dertiende en laatste nummer van Kavanagh's Weekly, dat op 5 juli 1952 verscheen, bestaat geheel uit een polemisch essay van de dichter: ‘The Story of an Editor Who Was Corrupted by Love’. Het is een felle aanval op de onwaarachtigheid en middelmatighied van de Ierse cultuur, op - ondanks een schijn van katholieke vroomheid een materialistisch gebrek aan moraal dat Kavanagh verwerpelijker noemt dan het openlijke materialisme van de Sovjet-Unie. In het toenmalige Ierland zonder twijfel een provocerende opmerking! Hoewel hij een groot deel van Yeats' werk onoprecht noemt, prijst Kavanagh toch diens gevoel voor moraal. Maar over de Literaire Renaissance als geheel, met Yeats aan het hoofd, kan hij slechts zeggen dat het een uitbarsting van middelmatigheid was. In een eerder nummer (7 juni 1952) was hij al uitgevallen tegen Synge, wiens werk hij als ‘dreadful humbug Protestantism’ van de tafel had geveegd en die hij verweet in zijn poëtische drama's een vervalst portret van Ierse mensen te hebben getekend. Kavanagh schrijft gloedvolle polemieken, waarvan de toon wel doet denken aan bepaalde passages uit Van Deyssels aanvallen op de literatuur van voorgaande generaties. Meeslepend, maar niet geschikt om als het laatste woord over de besproken personages en zaken te gelden. Waar Kavanagh schermt met begrippen als ‘onoprecht’ en dergelijke, is enige reserve geboden, zoals bleek ook wanneer hij ze op eigen werk betrekt. Zo'n woord heeft hij bij hem meer van een metafoor dan van een waardevaste uitspraak. Zijn oordeel over de Ierse literatuur heeft de emotionele heftigheid die uit een haat-liefde-verhouding voortkomt. Als men weet hoe hij kon dwepen met Londen, hoe hij zich kon beroemen op vriendschappen met Engelse literaire grootheden als Betjeman en Connolly, dan mag zijn uitval dat de Ierse Literaire Renaissance een ‘English-bred lie’ was wel wat gerelativeerd worden. Een onbevooroordeelde biograaf moet maar eens uitmaken in welke mate Kavanagh gedreven werd door zorg voor het Ierse karakter van de literatuur waaraan hij deelnam, of door wisselende persoonlijke emoties, zo niet rancune. Vanzelfsprekend waren zijn aanvallen op de literaire kitsch, op ‘the Irish thing’, terecht. Wat hij over Synge zei, kwam, denk ik, meer voort uit irritatie dan uit kritisch inzicht, want het is simplificerende onzin om diens werk als ‘protestantse humbug’ af te doen, als een uit die religieuze hoek afkomstige vervalsing van werkelijkheid. Synge irriteerde hem, omdat hij in hem de Anglo-Ierse buitenstaander zag die een poëtisch beeld gaf van vreugden en tragiek uit een bestaan waaraan hij zelf geen deel had; een buitenstaander bovendien met een reputatie in Ierland. Misschien is de diepste oorzaak van die irritatie dat Kavanagh wist zelf een buitenstaander te zijn ten opzichte van een milieu waar hij zelf wel uit voortkwam. En Kavanagh heeft zich waarschijnlijk niet gerealiseerd dat Synge zich als negentiende-eeuwse Romanticus aangetrokken voelde tot een geïsoleerde bevolking als die op de Aran Eilanden (en hoe graag had Synge er niet ‘bijgehoord’!), die nog leefde in een eeuwenoude traditie, een sociaal milieu dat niet verwisselbaar was met dat waarin Kavanagh opgroeide. Uit ervaring wist hij dat er over de werkelijkheid van het leven van de Ierse boeren zoals hij dat kende, weinig poëtisch te vertellen viel en als hij dat ergens heeft duidelijk gemaakt, dan is het in The Great Hunger.
The Great Hunger bestaat uit veertien delen van ongelijke lengte, sommige in vrije, sommige in gebonden vorm. Het is een epos van de frustratie. De titel is beladen door de verwijzing naar een pijnlijke episode uit de Ierse geschiedenis, de Grote Hongersnood uit het midden van de vorige eeuw, die het gevolg was van mislukkende aardappel- | |||||||
[pagina 36]
| |||||||
oogsten. Die hongersnood is niet het thema van het gedicht, want Kavanagh plaatst zijn trieste held Patrick Maguire in zijn eigen tijd. Het menselijk bestaan is in The Great Hunger onvoorwaardelijk aan de aarde gebonden. De beginregel stelt dat onontkoombaar: ‘Clay is the word and day is the flesh.’ Noch het woord dat de geest vertegenwoordigt, noch het lichaam kunnen zich hieruit bevrijden. In het begin van het gedicht zien we Maguire, gebogen over het land, bezig met de aardappeloogst, wat realistisch en symbolisch is. In de veertien delen wordt in vogelvlucht zijn levensloop beschreven en die is, wat zijn boerenwerk betreft en zijn plaats in het dorpsleven, succesvol. Zijn moeder prijst hem als een man die de akker tot zijn bruid maakte; maar het was beter voor hem geweest als hij dat niet had gedaan. In zijn jonge jaren is hij te beschroomd om meisjes aan te spreken en later neemt hij niet meer de moeite om zijn moeder te trotseren en een vrouw te zoeken. Zijn driften bevredigt hij door zich af te trekken boven het dovend haardvuur, symbolisch voor de onvruchtbaarheid van zijn bestaan. Zijn liefdesdaad is het ploegen waarmee hij de aarde ontmaagt en zo blijft het, ook als de tirannieke moeder dood is. Maguire berust in zijn bestaan en de dichter vraagt zich zonder ironie af of dit geen heilige is, want: He saw the sunlight and begrudged no man
His share of what the miserly soil and soul
Gives in a season to a ploughman.
And he cried for his own loss one late night on the
pillow
And yet thanked God who had arranged these things.
Maguire mag maatschappelijk geslaagd zijn - hij krijgt zelfs een erebaantje in de kerk -, doordat zijn honger naar seksuele bevrediging niet echt gestild kan worden is zijn bestaan in een vitaal aspect verminkt. Dat is de prijs die de aarde van hem vraagt, daarin gestimuleerd, kan men denken, door een preutse katholieke kerk. Maar hij zou geen andere situatie aandurven en daarom is hij dankbaar voor zijn ongeluk. Kavanagh geeft in het gedicht niemand daarvan de schuld. Het is de tragiek van de binding aan de aarde, die in de Grote Hongersnood voor duizenden noodlottig werd en die hier het persoonlijk bestaan van een man als Maguire frustreert. Het noodlot is er in de eerste regel van The Great Hunger en het handhaaft zich tot in de slotregels van het gedicht: He stands in the doorway of his house
A ragged sculpture of the wind,
October creaks the rotted mattress,
The bedposts fall. No hope. No lust.
The hungry friend
Screams the apocalypse of day
In every corner of this land.
Dit treurige epos maakt het begrijpelijk dat Kavanagh zo heftig uit kon vallen tegen de middelmatigheid van fatsoensrakkers (de duivel in ‘The Paddiad’), die van geen driften wilden weten; of van kitsch-romantici, die het landleven als een droom in de Keltische schemering zagen. Ook The Green Fool vertelt over de schroom tegenover meisjes en daarom kan men aannemen dat Kavanagh in Patrick Maguire iets van zijn eigen problemen heeft geprojecteerd. In Ploughman staat het gedicht ‘Inniskeen Road: July Evening’, dat niet zonder zelfspot de situatie weergeeft van een jongeman die buitengesloten is. Terwijl bij Billy Brennan feest gevierd wordt, heeft hij op de weg het rijk alleen, maar zo'n koningschap over een lege wereld verwenst hij in de laatste woorden: The bicycles go by in twos en threes -
There's a dance in Billy Brennan's barn to-night,
And there's the half-talk code of mysteries
And the wink-and-elbow language of delight.
Half-past eight and there is not a spot
Upon a mile of road, no shadow thrown
That might turn out a man or woman, not
A footfall tapping secrecies of stone.
I have what every poet hates in spite
Of all the solemn talk of contemplation.
Oh, Alexander Selkirk knew the plight
Of being king and government and nation.
A road, a mile of kingdom, I am king
Of banks and stone and every blooming thing.
In Dublin kreeg Kavanagh wel succes bij de vrouwen, maar hij schreef ook eens een variant op een bekend volksliedje met de beginregel: ‘O, cruel are the women of Dublin's fair city’; en hij bleef lang ongetrouwd. In zijn autobiografie had hij al gezegd: ‘this was Ireland, where every man's a gossoon till the day of his marriage at fifty-five or sixty.’ Die al te lang gerekte knapentijd (‘gossoon’ komtvan ‘garçon’) is een persoonlijk probleem van de dichter geweest, maar het was ook een sociaal probleem onder de Ierse boerenbevolking, waarvan misschien ook wel psychische remmingen, te wijten aan de kuisheidsmanie van vele priesters, de oorzaak zijn, maar in hoofdzaak toch economische factoren. De geschiedenis van Patrick Maguire in The Great Hunger is de tragische toespitsing hiervan. Later heeft Kavanagh afstand genomen van het gedicht, waar in het preutse Ierland wegens het masturbatie-motief het nodige rumoer om was ontstaan en waar hij bovendien, omdat men dichter en hoofdpersoon met elkaar identificeerde, spot om moest incasseren. Maar dat was voor hem de reden niet. Hij vond het gedicht naderhand te tragisch en hij heeft vervolgens het thema van de seksuele frustratie op een satirischer wijze nog eens verwerkt in de roman Tarry Flynn, die wel iets wegheeft van een kruising tussen The Green Fool en The Great Hunger Het autobiografische is wat naar de achtergrond gedrongen. Het ver- | |||||||
[pagina 37]
| |||||||
Patrick Kavanagh
| |||||||
[pagina 38]
| |||||||
haal speelt zich niet in Kavanaghs geboortestreek in Monaghan af, maar in het naburige graafschap Cavan (een Kavanagh is letterlijk iemand uit Cavan). Tarry heeft veel overeenkomst met de hoofdpersoon van The Green Fool: ook hij is een dichterlijke schoonheidszoeker, die de God van de poëzie belangrijker vindt dan de Christus van de kerk. Hij heeft geen hekel aan het boerenleven, hij stelt er zelfs een eer in dat hij puike aardappelen verbouwt, maar in het veld geniet hij toch het liefst van de natuur en achter de ploeg leest hij Madame Bovary of bedenkt hij gedichten. Hij is een buitenbeentje in de dorpsgemeenschap en als er een heftig grensconflict komt over weidegronden (zoiets als in het gedicht ‘Epic’), keert dat zich tegen hem. Maar er is iets tegenstrijdigs in Tarry. Zijn ietwat heidense, zorgeloze levenshouding rijmt niet met de pijnlijke angst voor het meisje op wie hij verliefd wordt en dat allerminst afkerig van hem is. Dit drijft hem in een richting die aan de tragiek van Maguire doet denken. Kavanagh heeft er in deze geestige roman voor gekozen dit conflict op te lossen en Tarry Flynn ontkomt aan ‘the apocalypse of clay’. Al op de eerste bladzijde is er sprake van een oom die het zwarte schaap van de familie is, die niet deugt omdat hij zonder geld of zorgen leeft. Deze oom nadert als een dief in de nacht het dorp waar Tarry en zijn moeder wonen en als hij tenslotte aangekomen is, brengt hij Tarry ertoe alle maatschappelijke verplichtingen van zich af te schudden en met hem mee de wereld in te trekken. De poëzie wint het, net als in The Green Fool, en het verhaal besluit met een gedicht van Tarry waarin hij half triomfantelijk, half melancholiek, afscheid neemt van zijn geboortestreek. Maar - al vond Kavanagh dit boek oprechter dan The Green Fool - eigenlijk is die afloop te mooi om waar te zijn, want hij wordt bewerkstelligd door iemand die echt los van de realiteit staat en daardoor trekken van een sprookjesfiguur krijgt. De disharmonie tussen verlangen en werkelijkheid kon in het realisme van The Great Hunger niet worden opgelost en voor Kavanagh zelf is de tweespalt ook blijven bestaan.
Een tweespalt die met de vorige niet identiek is, maar er wel mee verwant, die tussen geest en lichaam, is een thema in het gedicht ‘Lough Derg’. Lough Derg is een meer in Donegal, in dat deel van Noord-Ierland dat bij de Republiek hoort. In dat meer ligt een eiland dat een befaamd pelgrimsoord is, St. Patricks Vagevuur. Men gaat naar Lough Derg om daar drie dagen en nachten boete te doen of iets af te smeken en de pelgrims moeten er vasten en bidden en krijgen weinig slaap. Wie de zware opgave volbrengt, moet er wel gelouterd vandaan komen. Er is in de Ierse literatuur meer dan eens over Lough Derg geschreven en het pelgrimsoord inspireerde enkele jaren geleden Seamus Heaney nog tot de gedichtencyclus ‘Station Island’ in de bundel van die naam. Kavanagh is er in 1942 heengegaan en heeft er misschien meer geobserveerd dan gebeden. Hij schreef er een lang gedicht over, dat hij ongepubliceerd liet. Volgens zijn broer schrok hij ervoor terug gewijde grond te betreden. Peter Kavanagh heeft ‘Lough Derg’ opgenomen in The Complete Poems. De kwellende tegenstelling tussen lichaam en geest wordt in twee regels samengevat: ‘I renounce the World,’ a young woman cried
Her breasts stood high in the pagan sun.
Hier is het de dichter die een waarneming doet die ingaat tegen de vrome ascese van het eiland. Verderop in het gedicht introduceert hij een man die met zijn begeerte die ascese doorkruist, waarbij tevens het contrast tussen de afzondering in Lough Derg en de wereldgeschiedenis wordt gesignaleerd: And red-haired Robert Fitzsimons
Saw Aggie Meegan, and quietly
An Angel was turning over the pages of Mankind's
history.
He must have her, she was waiting.
Die begeerte is iets natuurlijks, maar Robert buigt voor de dwang van de gewijde plaats en terwijl ‘She only knew that she could not hold his hand’, steekt hij een onwaarachtig verhaal over deugdzaamheid af. Of die twee elkaar zullen krijgen, laat het gedicht in het midden, maar over hun eerste contact hangt al de schaduw van misverstand. Aan de natuur, waar de tweespalt verzoend kan worden, nemen ze niet deel: They watched the lake waves clapping cold hands together
And saw the morning breaking as it breaks
Over a field where a man is watching a calving cow.
Dit lijkt een beeld van hoop, maar aan het eind van die dag is de hoop vervlogen: It was six o'clock in the evening
Robert sat looking over the lake
Seeing the green islands that were his morning hope
And his evening despair.
Lough Derg loste de tweespalt niet op, voor deze Robert niet en voor de dichter zelf niet. De mystieke band tussen het goddelijke en het boerenbedrijf uit het vroege gedicht ‘To the Man After the Harrow’ is noodlottig geworden. Aarde en geloof spannen samen tegen het leven, zoals The Great Hunger en ‘Lough Derg’ laten zien.
Ierse critici en dichters geven Kavanagh een belangrijke plaats in de ontwikkeling van de Ierse poëzie van de laatste vijftig jaar. In een essay uit de bundel PreoccupationsGa naar eindnoot7. zegt Heaney dat Kavanagh in werken als The Great Hunger en Tarry Flynn niet zozeer het geweten als wel het zelfbewustzijn van zijn landgenoten vorm heeft gegeven, door | |||||||
[pagina 39]
| |||||||
hun bestaan van de subcultuur naar het niveau van de cultuur te brengen, mede door de onafhankelijkheid van zijn persoonlijkheid. Dat is waar, al moet erbij gezegd worden dat Kavanagh - met name in zijn bijdragen in Kavanagh's Weekly - ook een morele invloed wilde hebben door zijn strijd tegen onwaarachtigheid en middelmatigheid. Dat hij de uitgave van het blad staakte omdat er geen antwoord op kwam, dat hij een roepende in de woestijn bleek te zijn, doet aan die intentie niets af. Een basis van Kavanaghs werk is inderdaad het pijnlijk ervaren van tegenstellingen: tussen stad en boerenland, tussen Engeland en Ierland. Pijnlijk ervaren, dat wil zeggen die sociale of historische tegenstellingen ervaren als een persoonlijk probleem. Ook al geven gedichten als ‘Epic’ en de ‘Lines Written on a Seat’ vorm aan de keus voor de autenticiteit van de eigen achtergrond, de tegenstelling blijft voelbaar. De ‘Lines’ wijzen immers vooruit naar een moment dat na het leven ligt. Wat Yeats wilde laten bezingen door de dichters die na hem kwamen, is een Ierland dat een kunstmatige sythese is van verschillende culturele tradities, die hij samenvat als boeren, landadel, monniken en bierdrinkers. Ook een wat gemakkelijke simplificatie, deze testamentaire opdracht, maar ze symboliseert Yeats' ideaal van ‘unity of being’. Het is een visie van bovenaf, terwijl Kavanagh op de grond staat, zich buigt over de aardappelakkers, en van die grondslag van zijn werk niet los kan komen, al wil hij dat wel. Want is dat niet het kernthema van The Great Hunger? Proberen we een derde grote dichter uit de twintigste-eeuwse Ierse literatuur, Seamus Heaney, ten opzichte van deze tegenstelling een plaats te gevenGa naar eindnoot8., dan lijkt hij met de beide anderen verbindingen te hebben. Net als die van Kavanagh wortelt zijn poëzie in de aarde, in akkers en veenland. Met Yeats deelt hij een historisch en mythisch besef, dat hij echter niet zoals Yeats deed aan een literaire (en daardoor voornamelijk Engelse) traditie ontleende, maar dat hij als het ware uit de bodem opgraaft. Dat Ierse dichters van nu aan Kavanagh een belangrijke plaats geven, is begrijpelijk, omdat wat hij aan tweespalt en dilemma voelbaar maakt, ook geldt voor het Ierland van nu. Dat Yeats met zijn Anglo-Ierse, protestantse achtergrond, betekenis heeft gehad voor de ontwikkeling van de Ierse poëzie, is een historisch gegeven, evenals het feit dat de betekenis van Kavanagh uit een heel andere achtergrond komt en dat daaraan nu een groter belang wordt gehecht. Ook daarin wordt een Ierse tweespalt zichtbaar. De poëzie van Kavanagh heeft meer betekenis dan alleen die van een nieuw voorbeeld te zijn voor de Ierse dichters, hoe belangrijk dat laatste ook is. De influistering van Homerus in ‘Epic’ is niet aan hem voorbijgegaan. Als we zijn persoonlijke probleem aldus samenvatten: hij had niet uit Monaghan weg moeten gaan en hij had er niet kunnen blijven, dan is de kracht van zijn poëzie, dat we kunnen zien dat dit dilemma verder strekt dan Inniskeen en Dublin. | |||||||
Literatuur:
|
|