Beatrijs Ritsema
Niets te verliezen en toch bang
Een analyse na de derde lezing
Tussen de eerste en derde keer dat ik Niets te verliezen en toch bang las, liggen acht jaar en het verbaasde me bij de laatste herlezing hoeveel afstandelijker en beschouwender het boek was dan zoals het in mijn herinnering zat. Die herinnering betrof de tweede keer dat ik het las - ergens halverwege die acht jaar - toen ik me in vergelijkbare treurige verlatingsomstandigheden bevond en het ter hand nam om er troost uit te putten. De tranen die ik toen onder het lezen vergoot, moeten achteraf gezien eerder op het conto van zelfmedelijden gestort worden dan op uitgesproken sentimentele kwaliteiten van de tekst. Hoe delicaat ook het onderwerp, het boek is geen tearjerker. Integendeel, het is over het geheel genomen zelfs tamelijk ingehouden en vooral rationeel, gegeven de afgronden waar Renate Rubinstein af en toe een glimpje van laat doorschemeren.
Het is vreemd dat ik met het boek als veel rauwer en persoonlijker herinner dan het nu blijkt te zijn. Een passage bijvoorbeeld als die over het leeg laten lopen van fietsbanden van haar ex-echtgenoot besloeg maar één terloopse alinea, niet in de verhouding met de indruk die hij eerder op mij had gemaakt. Ook het verhaal over de jodensterren, die ze bij wijze van wrekend stempel met balpen op de tijdschriften kalkte die naar het nieuwe adres van de echtgenoot doorgestuurd moesten worden, had ik in mijn hoofd als een wel heel gewaagde ontboezeming. Dat iemand dat zomaar over zichzelf durfde op te schrijven! Bij alle tijdschriftartikelen, interviews en andere persoonlijke getuigenissen van vrouwen over de onderwerpen jaloezie en wraak, die sindsdien in al hun niets-verzwijgend exhibitionisme mijn oog hebben bereikt, steken deze twee episodes inderdaad nogal tam af, maar desondanks is de subtiliteit ervan veelzeggend genoeg. Zo worden de grenzen van de gêne ongemerkt opgeschoven naar een onverteerbaar niveau van intimiteit, maar gelukkig geldt dat niet voor dit boek over echtscheiding, dat zonder valse tranen of gekrulde tenen door vele volgende generaties gelezen kan worden.
Die onderkoeldheid (die mij eigenlijk pas bij derde lezing als zodanig opviel) is waarschijnlijk de kwaliteit, die het boek tot een klassieker maakt. Het onderwerp echtscheiding - of beter, in de steek gelaten worden - is aangrijpend. Toch leent het zich niet goed voor een al te emotioneel relaas, omdat de emoties die het uit elkaar gaan met zich meebrengt, niet zuiver genoeg zijn. Zelf schrijft Renate Rubinstein hierover: ‘Wat in zo'n ziel ontstaat is de complete chaos, desoriëntatie, poging tot zelfbehoud door ontkenning van de situatie, etcetera etcetera. Verdriet zonder woede zou gaver zijn, woede zonder verdriet zou je bevrijden, maar de combinatie is zo fnuikend dat je jezelf opvreet.’ Het is waar: de vicieuze cirkel die in elementaire vorm neerkomt op de kwellende vraag hoe je zo kunt treuren over iemand die je willens en wetens zo'n pijn heeft gedaan, leidt tot weinig verheffends. Het gependel tussen woede en verdriet is vooral verlammend; met geen van de twee kom je een stap verder in het vervullen van je enige verlangen: herstel van de status quo van voordat het misliep. De weduwe of weduwnaar heeft het wat dat betreft makkelijker dan de aan de dijk gezette persoon. Verdriet om iemands dood is zuiver en gaat niet gepaard met aantasting van het gevoel van eigenwaarde. Tegen een twintigjarige kun je nog zeggen ‘kop op, er zwemmen zoveel andere vissen in de zee’, maar hoe ouder iemand wordt, hoe misplaatster zo'n opmerking.
Echtscheiding is iets waar nooit eerder in de geschiedenis zo veel mensen mee te maken hebben gehad; toch gaan bijna alle romans waarin het onderwerp een rol speelt niet zozeer over de scheiding zelf en de emotionele chaos die daar het directe gevolg van is, als wel over de pogingen om weer overeind te krabbelen door het aangaan van nieuwe verhoudingen. Begrijpelijk, want dat is veel dynamischer en geeft meer mogelijkheden tot ontwikkeling van de handeling. Bij nieuwe verhoudingen gebeuren er dingen: vreugde, verdriet, misverstanden, spanning. Bij echtscheiding ligt de handeling plat en draait de verlatene doods rond in zijn sombere gedachtenkring.
Als uitzondering - een roman die louter en alleen over de afwikkeling van een echtscheiding gaat - schiet me nu The Life and Loves of a She-Devil van Fay Weldon te binnen, maar daarin wordt dan ook op niet mis te verstane wijze wraak genomen. Zo grotesk zijn de acties die de in de steek gelaten vrouw onderneemt, dat het verhaal pastische-achtige proporties aanneemt en daardoor de raakpunten met de werkelijkheid verliest.
Daadwerkelijk tot wraak overgaan is ook eigenlijk een beetje belachelijk. Bij een huis-, tuin- en keukenscheiding kan er al nauwelijk meer een schuldige aangewezen worden (niet voor niets is het begrip ‘schuld’ geschrapt uit de juridische formaliteiten rondom de afwikkeling), al is er in de meeste gevallen wel sprake van één van de twee echtelieden die, zoals dat heet, ‘een ander heeft’. Die komt in principe wel in aanmerking voor de rol van schuldige. Het vervelende is alleen dat hij (of zij) in het algemeen die nieuwe verhouding niet is aangegaan met de uitgesproken bedoeling om de ander te pesten. Ondanks alles is de pijn van de bedrogene een bijkomend effect, waar de schuldi-