[Vervolg: heengaan met lege handen]
van onmacht en berooidheid deele.
Dat zij den kittel van het goud,
het veile, in hun ziel verslaan
en zuchten om hun eigen lot
en niet om mijn verloren gaan.
Het gedicht van een classicus is op een gymnasium niet bijzonder. Voor iemand die vertrouwd is met Latijnse teksten moet het wat barokke taalgebruik van Leopold een zekere aantrekkingskracht (gehad) hebben.
Opvallend is echter de keuze: een nogal ruwe, cynische terugblik van Alexander de Grote op zijn leven. Het relativerende ten aanzien van macht en rijkdom heeft Springer al vroeg aangesproken. In De gladde paal van macht zal hij dit thema uitwerken.
Voor de kenner van Springers werk echter is de zesde strofe wellicht het meest interessant, met name de slotregel ‘(hij is) heengegaan met leege handen’. Een prachtige typering van Tommie Vaulant (in Bougainville), De Smedt (in ‘Dwars door de Vogelkop in Bericht uit Hollandia), King Velderman (in Quissama). In iets andere zin geldt het ook voor Menno Spanjer en Rudy en Dolly (in Tabee, New York), Max Flier de Sombreuil (in ‘Happy Days’ in Zaken overzee) en Robbie Frederiks (in ‘Pink Eldorado’ in Zaken overzee): het motief van de crack-up waar Springer zo door geobsedeerd is. Dat was dus al op negentienjarige leeftijd. In zijn werk komt het voor het eerst (?) tot uitdrukking in het verhaal ‘Een eskimo op het dak’ opgenomen in Vandaag 5 (1958), waarin Beer vergeefs tracht indruk te maken op de koele Marijke, welke pogingen hij met een val van een achttien meter hoog balkon moet bekopen. Hij kan op z'n kop gaan staan, maar hij gaat heen met lege handen. En zo zal het voortaan gaan bij Springer. Het geluk is niet met de roekelozen. Dat geluk lijkt in ‘Eskimo’ wel weggelegd voor Rudy, de ik-persoon in het verhaal. Hij laat het knapste meisje over aan Beer en neemt genoegen met Goldie(!), maar die krijgt hij dan ook. Vanaf het begin is er bij Springer echter altijd een wolkje aan de hemel. In ‘Een eskimo op het dak’ wordt het prille geluk van Rudy en Goldie overschaduwd door het tragische ongeval van Beer, de jonge held.
Niemand wordt ruim bedeeld in het leven en de dood wenkt. Springer heeft Leopolds raad ‘(dat zij) zuchten om hun eigen lot’ goed ter harte genomen.