[Vervolg: Een koffer boeken]
iemand met lege handen: Madeleen. Ze blijft alleen achter met de herinnering aan Marriott, zonder Tommie en - als we haar verleden overzien-zonder vooruitzichten. In The Great Gatsby concludeert Nick Carraway aan het eind:
They were careless people, Tom and Daisy - they smashed up things and creatures and then retreated back into their money or their vast carelessness, or whatever it was that kept them together, and let other people clean up the mess they had made... (p. 184)
Ook Bo moet puin ruimen: Tommie heeft hem de twee kasboekjes nagelaten kennelijk met de bedoeling er iets mee te doen, Bettina en Madeleen moeten getroost worden, want ‘careless’ kun je hen toch moeilijk noemen. Naast het patsermotief is het onvermogen tot echte communicatie de belangrijkste overeenkomst tussen beide boeken. Met dit onvermogen zijn alle drie de hoofdfiguren behept. Alle drie zoeken ze naar een uitweg, een oplossing, want ze voelen dat onvermogen heel diep. Tommie zoekt de uitweg in de dood, Madeleen in haar werk, haar huwelijken en haar geheime adres in Engeland en Bo zoekt het in zijn schrijverschap.
De derde naam na Von Kleist en F. Scott Fitzgerald op p. 73/74 is die van Ford Madox Ford. Zijn roman The Good Soldier wordt door Tommie genoemd om de beginzin. Het boek zelf heeft hij nog niet gelezen. Bo wel, zoals zal blijken.
Tommie betrekt de beginzin van The Good Soldier op zijn Marriott-ervaring. Marriott is het hoogtepunt en tegelijk het dieptepunt van zijn leven. Als de roze wolken zijn opgetrokken, overziet hij de puinhoop die hij van zijn leven heeft gemaakt en realiseert hij zich de afwezigheid van een toekomstperspectief. Zijn ontmoeting met Madeleen is een afscheid. Na de ontgoocheling rest niets anders dan de balans op te maken, in een kasboek, tweedehands, al gebruikt door iemand wiens leven ook al in een ruïne was geëindigd. Sad. Net zo sad als het verhaal dat Dowell vertelt in The Good Soldier. Die blijft alleen achter met een gek geworden meisje, de geliefde van zijn vriend Capt. Edward Ashburnham, the good soldier. Deze is de big shot die zelfmoord pleegt vanwege zijn verloren geliefde, de aan zijn hoede toevertrouwde Nancy Rufford. (Wie treft de ik-figuur in Happy Days (Zaken overzee) aan op het strand van Penang? Max Flier de Sombreuil met de aan zijn hoede toevertrouwde Debbie, met wie hij een zeer innige relatie heeft.)
Ook Tommie pleegt zelfmoord, althans dat wordt gesuggereerd. Bij beiden (Tommie en Edward) is sprake van een misverstand: Madeleen is op een ander adres en Nancy stuurt een telegram met een geruststellende tekst, die Edward in het verkeerde keelgat schiet. Dowell, de ik-figuur, neemt de rol van trooster van Nancy op zich, die gek geworden is van smart en Bo troost Madeleen, voor de tweede keer. Zowel Dowell als Bo zijn plaatsvervangers, tweedehands. Dowell is in zijn liefdesleven plaatsvervanger van de minnaars van zijn vrouw, hij is plaatsvervanger voor Edward bij diens vrouw en vooral bij Nancy Rufford. Bo is tot tweemaal toe plaatsvervanger voor Tommie bij Madeleen. Op het eindexamenfeestje:
(Tommie) was niet van plan haar naar huis te brengen, dat zag ik wel. Ik ging met haar naar buiten. Ze zocht haar fietssleuteltje. ‘Wat een zak is die Tommie soms,’ zei ze. ‘Zal ik je even thuisbrengen?’ ‘Graag, Bo,’ zei ze. Ook zij noemde mij Bo. ‘O wat een zak,’ zei ze iedere honderd meter in de stille straten van de Archipelbuurt. Het was drie uur 's nachts. Ik vroeg wat zij eigenlijk deze zomervakantie en daarna ging doen. ‘Weet ik veel,’ zei ze, ‘misschien doe ik wel niks meer,